maandag 8 juni 2020

Bert Voeten • 9 juni 1957

Bert Voeten (1918-1992) was een Nederlandse schrijver en vertaler. Uit: In memoriam J.C. Bloem. Op de foto ook zijn echtgenote Marga Minco.

Amsterdam, 9 juni 1957
Met A. Roland Holst borrel ik bij J.C.B. [J.C. Bloem], die zijn gewone viefheid terug begint te krijgen [na een ziekenhuisopname]. Hij drentelt zonder ophouden door het huis, haalt drank en zoutjes, zet sigaren en sigaretten op tafel, demonstreert een nieuw soort koffiepot en een elektrische koffiemolen en drinkt zelf met mate kinawijn. ‘Gewoon van de Vana’, zegt hij, ‘uitstekend van kwaliteit en zeer gezond, bloedzuiverend.’ Hij haalt herinneringen op aan Leopold - naar aanleiding van een stuk van dr. Jacobsen in De Gids - en vertelt, op een vraag van Roland Holst wat de twaalf verschoten blauwe banden in de boekenkast onder het raam bevatten: ‘Dat is een complete Strindberg. Die heb ik eens voor vijf piek op een veiling gekocht.’ ‘Lees jij dan toneel?’ ‘Ik heb er nooit een letter in gelezen, stel je voor. Maar over Strindberg gesproken’ - hij legt zijn been op een krukje -, ‘kennissen van vrinden van me hebben laatst iets heel raars meegemaakt. Het echtpaar was met een auto met caravan op reis door Duitsland. De man zat achter het stuur, de vrouw lag in dat ding daarachter te slapen; het was 's avonds laat. Tijdens de rit over een van de Autobahnen kreeg die vrouw last van darmkrampen. Dat kan. Ze tikte tegen het ruitje van de caravan om haar man te laten stoppen. Eerst merkte hij het niet, maar na een poosje keek hij om en dacht dat er iets met de wagen was, waarop ze hem wilde attenderen. Hij stopte, ging de auto uit en controleerde de verbinding met de caravan. Zijn vrouw verkeerde in de veronderstelling dat hij voor haar was gestopt. Ze begaf zich in pyjama in de bosjes aan de kant van de weg, om enige verlichting te zoeken. De man had intussen de boel nagekeken en was weer ingestapt. Daar hij in het donker niet gemerkt had dat zijn vrouw uit de caravan was gegaan, startte hij rustig en reed weg. Stel het je voor: de vrouw, die haar gevoeg had gedaan, midden in de nacht in pyjama langs een Duitse Autobahn. Wat doe je? Liften. De eerste de beste wagen die langskomt stopt voor haar. Er zit een Amerikaan in, aan wie ze het geval uitlegt. De man laat haar instappen en rijdt met grote snelheid achter haar wederhelft aan. Hij weet hem in te halen en beduidt hem te stoppen. Maar de ander kent de verhalen over de Autobahnbandieten van buiten, en hij voelt er niets voor zijn wagen plus caravan kwijt te raken en nog een pak op zijn donder te krijgen ook. Hij geeft vol gas. Zijn vrouw heeft hij niet gezien. Allicht niet; hij gaat ervan uit dat die ligt te pitten. Bij de tweede achtervolging komt de Amerikaan voor de andere wagen en dwingt de bestuurder te stoppen. De Nederlander stapt uit, denkt aan de waarde van de eerste klap en slaat de Amerikaan tegen de wereld. Pas daarna ziet hij zijn echtgenote in pyjama opduiken. Samen brengen ze de getroffene bij. Klein misverstand wordt opgehelderd. Ieder gaat zijns weegs.’
‘Dat is een heel gek verhaal’, zegt Roland Holst. ‘Maar nou moet je me toch eens vertellen, Jacques: wat heeft dit met Strindberg te maken?’
‘Met Strindberg?’ vraagt Bloem verbaasd. ‘Niets, Jany. Absoluut niets.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten