• Schrijver Willem Bilderdijk (1756-1831) werd tijdens zijn verbanning naar Engeland verliefd op zijn leerlinge Wilhelmina, twintig jaar jonger dan hij. Hij overreedde haar hem na te reizen naar het vasteland, ondanks dat hij een getrouwd man was. De bovenstaande brief is zijn laatste voor zijn vertrek uit Engeland. Pas vele jaren later zou hij Wilhelmina trouwen. Uit: Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797 (hertaald door Marita Mathijsen).
Yarmouth, 15 juni 1797
Geliefde van mijn hart. Ik ben hier gisteren aangekomen met een verschrikkelijke hoofdpijn, maar ik kan het verdriet niet uitdrukken dat mijn hart voelt bij het verlaten van de kust waarop zij ademt die de enige zegen, de enige vreugde van mijn ziel is. O wat een eindeloos lange tijd voor we elkaar weer zullen ontmoeten op het vasteland! Zeker, ik zou dit vertrek niet kunnen verdragen als het geen onvermijdelijk offer was dat gedaan moest worden voor het geluk van zowel mijn enige liefste als mijzelf. Maar je gaf me de zekerheid dat je gelukkig zou worden op die manier, en mijn hart (dat anders door zielsangst ten onder zou gaan) wordt ondersteund en verlicht door die troostrijke gedachte. Ik zal dus jouw wrede afwezigheid verdragen, mijn liefste, met moed, met berusting, met vreugde, want het brengt me dichter bij jou. Ik smeek je, mijn teder beminde! probeer hetzelfde te doen, en hopelijk zul je na een paar dagen in mijn uitgestrekte armen kunnen vallen! Verlies dat verrukkelijk vooruitzicht niet uit het oog, en je zult de kracht vinden die je nodig hebt om je te gedragen met dat gemak, die kalmte die zo noodzakelijk getoond moet worden in deze ogenblikken. – Ik heb geen tijd nog meer te schrijven, mijn hart breekt als ik eraan denk dat ik een hele zee tussen ons beiden plaats als ik aan boord ga, maar je zult die afstand snel opheffen, en we zullen verbonden worden met onverbreekbare banden om nooit meer gescheiden te worden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten