• De Nederlandse schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) vond zijn dagboeken niet het publiceren waard, maar De Revisor publiceerde er wel een selectie uit.
13 juni 1978 - Ontmoetingen
Twee personen zitten, onafhankelijk van elkaar, op een onbekende te wachten in een openbare gelegenheid. Zien elkaar rondkijken en concluderen dat ze elkaar moeten hebben.
Of: Je komt een minnaar van vroeger tegen in de stad, iemand aan wie je niet bijzonder gehecht bent, aan wie je nauwelijks meer gedacht hebt, en je weet niet wat je tegen hem moet zeggen. Je staat met je mond vol tanden. En juist omdat je niet weet wat te zeggen ga je de verkeerde gemeenplaatsen uitslaan: ‘Waarom ben je toen verdwenen? En hoe gaat het? Waarom heb ik je nooit meer gezien?’ etc. Je stelt die vragen, die stompzinnige vragen, uit irritatie en zo klinkt er iets in door van verwijt, waardoor een affectie gesuggereerd wordt, een sentimentele herinnering, die er nooit geweest is. Je komt die persoon kort daarop weer tegen en hetzelfde herhaalt zich, versterkt, en nog eens, zodat er een romance ontstaat, alleen gebaseerd op misverstand, op leegte.
Dhr. Woudenberg (Nanke Minnema uit Matsiers Minnema-variaties) stuurt gedichten rond onder mijn naam. Aan de sectie Nederlands te Nijmegen (‘Geachte heer Kellendonk, Hierbij uw gedichten retour. Wij weten niet wat we ermee aan moeten’, het waren gedichten uit de reeks ‘Elegante Gebaren’) en aan Maatstaf. Martin Ros belde me bezorgd op.
31 oktober 1978
Idee voor roman: man is sinds vroege jeugd heimelijk verliefd op andere man (die anderszins genegen is) en laat die met zijn zus trouwen. Waardoor hij toch, bij volmacht, de zijne is.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten