zondag 28 januari 2018

Oek de Jong -- 27 januari 2001

Oek de jong (1952) is een Nederlandse schrijver. In de jaren dat hij werkte aan zijn roman Hokwerda's kind (1997-2002) hield hij een dagboek bij, dat is gepubliceerd als De wonderen van de heilbot.

27 januari - Ik ben nu sedert twee jaar weer aan het romanschrijven en ik heb in die tijd veel geleerd. Vreemd om dat als schrijver op je achtenveertigste nog te zeggen: dat je de afgelopen twee jaar veel hebt geleerd over je vak. Vestdijk leerde tussen zijn zes- en achtenveertigste niets meer over het romanschrijven, hij hanteerde die vorm al jaren op dezelfde manier, W.F. Hermans was op die leeftijd al over zijn hoogtepunt heen. Van Schendel ontwikkelde zich nog wel: zijn beste romans, zoals De waterman en Het fregatschip, schreef hij na zijn vijftigste.
Zo langzamerhand kan ik wel zien wat bij het schrijven mijn sterke en zwakke punten zijn.
Om met de zwakke te beginnen: het komische. Mmm. In mijn eerste verhalen bleek ik talent te hebben voor komische en vooral absurde scènes. Met een zekere trots herinner ik me altijd dat Maarten Biesheuvel me vertelde, met zijn buik zo ongeveer tegen de mijne, dat hij enorm had moeten lachen om De mars van Giuseppe. Maar na dat eerste boek heb ik er niets meer mee gedaan, terwijl ik gek ben op tragikomische scènes, zoals Tsjechov ze voortdurend schrijft, scènes waarin het komische iets wrangs en pijnlijks heeft.
Ik ben geen briljant plotteur. Ik ben niet bijzonder geïnteresseerd in plot. Naarmate een roman meer op plot drijft, heb ik er minder belangstelling voor. Ik ben me wel meer bewust geworden van plot: ik probeer elk hoofdstuk een markante vorm te geven, ik verlies de dynamiek van het verhaal geen moment uit het oog. 'Spanning' speelt in deze roman een grotere rol dan in de twee voorafgaande.
Een sterk punt: mijn oog voor detail. Het beeldende, veelzeggende, onthullende detail. In feite vertel je in een roman bijna alles door middel van details. Je beschrijft een personage nooit van top tot teen, je noteert twee of drie details, naast een enkele algemeenheid, en daarmee zet je het neer. Hetzelfde doe je met situaties, locaties en alle andere elementen van de vertelling. De romanwerkelijkheid wordt opgeroepen door details. Ik heb ook een goeie dialoog in m'n vingers. Toneelschrijvers en dramaturgen hebben dat van meet af aan tegen me gezegd. Ik 'hoor' wat er gezegd wordt en hoe het gezegd wordt. De dialoog is voor mij eigenlijk het makkelijkste onderdeel van het schrijven.
Ik ben ook een goeie constructeur. Ik kan een groot geheel van honderden pagina's bij elkaar houden en tijdens het werken ontwikkel ik een computerachtig geheugen voor de details. Toen ik in 1975 in de trein langs de Rhône reed, bewonderde ik de constructie van Honderd jaar eenzaamheid. Ik herinner me een moment waarop ik opkeek uit het boek, opzij keek naar de rivier die daar in de diepte stroomde en bewondering voelde voor juist dat aspect van het boek: het weefsel, hoe hij alles bij elkaar hield. Toen was ik drieëntwintig. Al eerder had ik de dialogen van Couperus bewonderd. Ik weet ook waar ik die bewondering voelde en door welke roman ze werd veroorzaakt: De boeken der kleine zielen. In mijn herinnering is die blik op Couperus' dialogen trouwens het moment waarop ik voor het eerst op een technische manier kon kijken naar een boek. Ik was daar die avond wel een beetje trots op.
[...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten