• Eugène Delacroix (1798-1863) was een Franse schilder. Dagboekfragmenten en brieven van zijn hand zijn verzameld in Ik heb het niet over middelmatige mensen.
[Champrosay] 11 mei. [1858] - Om elf uur naar Champrosay vertrokken; zeer gelukkig om weer hier te zijn. Ik heb mijn arme buren ontmoet, hun verdriet is hartverscheurend.
Steeds weer zie ik veranderingen. Nu heeft men in het dal onder mijn raam een loods gebouwd waarvan het dak het uitzicht op een deel van de rivier ontneemt. Ze zijn bezig om de muur van Villot af te breken. Aan alles komt een eind, en ook aan ons.
26 mei. [1858] - Terwijl ik bezig was aan de opzet van mijn Christ descendu dans le tombeau, moest ik denken aan een soortgelijke compositie door Baroccio, die je overal ziet; en tegelijk denk ik aan wat Boileau zegt over alle vormen van kunst: 'Niets is mooi behalve de waarheid.' In deze vervloekte compositie is niets naar waarheid: de gebaren zijn verwrongen, de draperieën wapperen ongerijmd, enz. Reminiscenties aan allerlei stijlen van de meesters.
De meesters, en dan spreek ik wel over de grootsten onder hen, met een uitgesproken stijl, drukken de waarheid daardoor uit, anders zouden ze niet mooi zijn. Bij Rafaël zijn de gebaren naïef, ondanks de eigenaardigheid van zijn stijl; wat echter verfoeilijk is, is de imitatie van die eigenaardigheid door imbecielen, die bovendien vals zijn in hun gebaren en hun intenties.
Ingres, die nog nooit een onderwerp heeft weten te schilderen zoals het zich in de natuur voordoet, denkt dat hij op Rafaël lijkt omdat hij bepaalde gebaren, bepaalde vormen, die karakteristiek zijn voor de meester, na-aapt, die zelfs bij hem een zekere gratie krijgen die aan Rafaël doet denken; maar bij de laatste schilder ben je je er zeer bewust van dat ze van binnenuit komen en niet opzettelijk zijn gecultiveerd.
Vertaling: Joop van Helmond104-2014>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten