Zondag 1 augustus 1875 [Kopenhagen, Rolighed (het huis van de familie Melchior)] Vandaag ziet hij er verschrikkelijk slecht uit. Hij was in hoge mate verbaasd dat we al de eerste augustus schrijven. ‘Wat zult u toch genoeg van me hebben,’ zei hij met zwakke stem. Ik verzekerde hem dat het tegenovergestelde het geval was, dat ik blij ben dat ik voor hem kan zorgen. Godzijdank is hij niet onder vreemden! –
Maandag 2 augustus 1875 [Kopenhagen, Rolighed] [...] Eindelijk sloeg hij zijn ogen op terwijl hij zei: ‘O! wat een zegen, wat heerlijk, goedemorgen allemaal’ en hij stak z’n handen tegelijk naar mij en de bediende uit. ‘Wat is er toch allemaal, ik begrijp niets, ik kan mijn gedachten niet op een rijtje krijgen. Zal ik dan nooit meer opstaan.’ Een paar dagen geleden vroeg hij me of ik hem wilde beloven om zijn polsen door te laten snijden als hij was overleden. ‘Maar als ik nu op reis was.’ ‘Ja, dan kon ik het opschrijven.’ Ik zei schertsend tegen hem dat hij, zoals hij eerder had gedaan, op kon schrijven ‘Ik ben schijndood’ en dit voor zich op tafel kon leggen. – Er verscheen een klein lachje op zijn ingevallen gelaat. Hij heeft de hele dag herhaald: ‘Ik begrijp niets. Ben ik al beter vandaag? Wat is alles toch merkwaardig.’ Hij kon vreemd genoeg uit bed komen en op een stoel blijven zitten terwijl zijn bed werd opgemaakt. [...]
Woensdag 4 augustus 1875 [Kopenhagen, Rolighed] Vanaf gisteravond tien uur heeft A. geslapen, nu om tien uur is hij nog diep in slaap, met ogenschijnlijk hoge koorts. De bediende hoorde hem vannacht een keer hoesten en toen hij later ging kijken, lag hij erbij met een kop watergruwel in de hand, het grootste deel van de inhoud was op de deken gemorst; hij had geen kracht meer gehad om de kop weg te zetten. – Hij zei gisteren nadat dokter Meyer geweest was tegen me: ‘De dokter komt vanavond weer, dat is geen goed teken.’ Ik wees hem erop dat de dokter hem de afgelopen twee weken telkens tweemaal per dag had bezocht, dit kalmeerde hem.Nu is het vuur gedoofd! Wat een gelukkige dood. Om vijf minuten over elf heeft onze lieve vriend zijn laatste adem uitgeblazen.
De Nederlandse dichter J.P. Hasebroek (de twee kenden elkaar) schreef na Andersen's dood het onderstaande gedicht:
Andersen’s droom
Op Rolighed verrijst een sponde:
Daar naakt eens kranken jongste stonde;
Daar strekt de dood haar koude hand
Naar Andersen op ’t ledekant.
De kranke droomt. O! in die droomen,
Wie zegt, wat beelden tot hem komen?
Och of, verkwikt door sluimrings dauw,
De kranke zelf ’t ons zeggen woû!
Maar hoor! hij spreekt: ‘Ik droomde: ’t leven,
Nu zwak, had mij voor goed begeven:
’k Was dood; maar zie! uit al mijn leên
Ontsproten bloemen om mij heen!’
O zoete droom! profetisch tevens!
Belofte eens onvergangbren levens,
Vervuld in volle werklijkheid
In ’t lot, den Dichter toegeleid!
Hij stierf, maar de immergroene zode,
Die de asch dekt van den grooten Doode,
Geurt van ’t gebloemte, dat haar tooit:
Des dichters ‘Sproken’ sterven nooit!
J.P. Hasebroek (1812-1896)
uit: Sneeuwklokjes (1878)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten