• Uit: Een reis naar de Rievière in den jare 1915. door M.C. (Wie er meer over weet mag het zeggen (graag in de comments)).
24 Oct.
Onze Lieve Heer laat vreemd gewas groeien.
Er was hier aangekomen een barones K., afkomstig uit de Russische Oostzeeprovincies, niettegenstaande dat Duitsch-sprekend en Duitsch-voelend. Gisterenavond in het salon verwaardigde ze zich met ons te praten, al spoedig over den oorlog, heel vrijelijk en naar eigen overtuiging. Ze heeft een souvereine manier, de dingen te zeggen... ‘België?... Het mocht voor België inderdaad een geluk heeten, dat de Duitschers er eindelijk eens orde geschaft hadden!’ - Ik zag de opkomende woede in de oogen der Belgen. ‘Ja, als orde schaffen vernielen is!’ hoonde de jonge vrouw ‘dan zijn we gelukkig, heel gelukkig’ - Men leidde af. Men begon over iets anders te spreken. Nu over Griekenland en koning Constantijn. Het leek veiliger... Jawel! - Daar vertelde de Belg, dat de vorige koning, die immers Fransche neigingen had, ook den meesten tijd in Parijs doorbracht, niet zooals men beweerd had, door een' Bulgaar vermoord was, maar door een' Duitscher.
En vanmorgen kwam de barones zich beklagen. Ze had den heelen nacht niet kunnen slapen, omdat die Belg gezegd had, dat de moordenaar van den vroegeren Griekschen koning een Duitscher was geweest. Waarop de Hongaarsche kalm: ‘Hebt u niet eerst de Belgen beleedigd, door over België te zeggen...’ enz. Groote verwondering van barones K. En slotoverpeinzing: ‘Het is beter, niet over den oorlog te spreken. Er zijn menschen, die dat niet kunnen verdragen.’
25 Oct.
Waar zijn mevrouw R. en juffrouw K.?
26 Oct.
De Duitschers ‘siegen’, doen niets dan ‘siegen’. Nu ‘siegen’ zij op den Balkan.
De jonge X. is er vol van. Hij verkondigt het 's morgens aan 't ontbijt Hij kan er niet over zwijgen aan het middageten. Hij oreert in het salon En hij vindt er een willig gehoor. Er zijn gaandeweg meer Duitschers gekomen: ze eten hier of correspondeeren met de Entente-landen.
Hij weet dan precies te becijferen, hoeveel kanonnen al buitgemaakt zijn, hoeveel soldaten de geallieerden al verloren hebben (waarom becijfert hij niet liever de eigen verliezen? Hij zou er al licht meer van kunnen weten), hoeveel transportschepen er in de Middellandsche zee door Duitsche duikbooten in den grond geboord werden enz. enz. Iederen dag brengt Wolff een nieuw. ‘Niets van waar!’ hoort men roepen van een' anderen kant.
‘Laten ze verder gaan!’ zei de jonge Belg ‘al maar verder! De wereld is oneindig, maar zij zijn het niet. Om een wereldrol te kunnen spelen, moet men wereldgedachten hebben. Wat staat er in de Duitsche couranten te lezen? De oorlog met Rusland moet voortgezet worden. Waarom? Rusland moet tot revolutie gedreven worden, dat het eeuwenlang zich in zijn ontwikkeling belemmerd voelt. Wat? Is één ontwikkeling belemmerd, niet een verlies voor allen? Volken worden stelselmatig ondermijnd, opdat Pruisen zijn hak op hen kan zetten. En dat volk wil een wereldrol spelen?’ - ‘Laten ze nog verder gaan!’ ging hij voort. ‘Voor de geallieerden strijdt een moreele macht. Zij achtten die macht gering, de Duitschers! Zij was klein en nietig! Nu strijdt zij tegen hen! Zij groeit met de tijden! En vroeg of laat zullen zij er toch voor moeten knielen. Wee den overwonnenen!’
‘Hoe vreeselijk moet het zijn!’ meende Seraphine, uit eigen overpeinzingen ontwakend ‘om nu te sterven en niet te zien, hoe deze oorlog beslist wordt.’ - ‘Zou hij beslist worden?’ vroeg ik. ‘Misschien niet op militair gebied’ meende de Belg ‘op economisch’ - En Seraphine: ‘Waardoor dan bewezen zou zijn, dat oorlog uit den tijd is!’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten