Reis door 't Hannoversche. Eerste dag 18 april. Vertrek van Hamburg, Stade
Nu was dan eindelijk de dag van mijn vertrek uit Hamburg genaderd. Na 't geen aldaar aan de order van den dag is, goed afgeschoven te hebben, vond ik mijnen stoelenwagen gereed staan en reed de grote stad uit. Te Altona nam ik afscheid van mijnen loon-bediende, den eerlijken Hansen, nog een vaderlander en trok nu zoo geheel alleen verder de wereld in. Wij reden naar Blankenese. Dit dorp is ten uitersten schilderachtig tegen een soort van berg gelegen en deszelfs aanblik is verrassend. Hier moest nu weder mijn pas vertoond worden bij eenen Commissair, die mij volstrekt als familie van den generaal Le Clerc wilde aanzien. Nu kwam ik aan het strand en wierd oogenblikkelijk door twee schippers opgevat, en in eene schuit gedragen. Nu roeide men mij over de Elbe terwijl ik met regt de schone gezichten over de rivier bewonderde. Te Cranz waar wij aanlandden, wilde ik extra post nemen, doch daar het wachten lang duurde, zoo had ik tijd het bijzonder costume der vrouwen te beschouwen. Hun kapsel bestaat in eene muts van hetzelfde formaat als de zoogenoemde ezelsmutsen waarmede men weleer de kinderen tot loon van weinige vorderingen plag te bekronen. Alles was hier in eenen geheel bijzonderen trant. Eindelijk verscheen de wagen; een open bak met een dwarsplank waarop men gevoelde wat het is gestoten te worden. Nu reden wij door eene aaneenschakeling van gehuchten en kleine elendige vlekjes, geheel door boomgaarden omringd, en ik vernam naderhand dat deze streek een gedeelte van het bekende kersenland uitmaakte. Eindelijk kwamen wij in eene vlakte en bereikten na lang stoten Stade. Deze kleine vesting, of die men nu tot eene vesting schijnt te willen maken, is aan de eene zijde door eenige bergen omringd. Zij is op eene hoogte gelegen, doch hetgeen den reiziger alhier treft zijn elendige huizen en kwaadaardige straatsteenen. Ik kwam eindelijk in ‘die Stadt London’ teregt. Dit Stade kan met regt beschouwd worden als aan Themis toegewijd, want men vindt hier alleen Doctors, Rechters en Advocaten en leeft geheel van de misdaden en dwaasheden onzer natuurgenoten. Ik kende hier een dienaar der Godin tot wien ik mij begaf. Deze ontfing mij vriendelijk en wij gingen buiten de poort. Ik bezag twee der beroemdste Vaux-halls van Stade en vond niemand in de eene en eenige kegelende zoonen van Mars en Themis in de andere. Vervolgens kwamen wij in den Stader Club die zeer goed ingericht was, en door eene menigte wetten, waaronder eene het medebrengen van honden verbood, wijselijk bestierd was. In het Logement was open tafel waarvan drie personen gebruik maakten, terwijl andere aan hunne zijde in het edele whist verdiept waren. Na 't matig onthaal trad ik in mijne kamer en zonk eindelijk onder een verschrikkelijk dekbed ter ruste neder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten