zaterdag 10 november 2018

Sigurd von Ilsemann -- 10 november 1918

Sigurd von Ilsemann (1884-1952) was vleugeladjudant van de Duitse keizer Wilhelm II. Hij schreef Der Kaiser in Holland. Aufzeichnungen des letzten Flügeladjutanten Kaiser Wilhelms II.

Zondag, 10 november 1918
Om drie uur 's morgens vertelde 'vader Schulz', de kamerdienaar, mij, dat de keizer nog tot twee uur 's nachts had geschreven en toen was gaan slapen. Gontard en Niedener zaten samen in de coupé, de anderen sliepen of lagen wat te dommelen. Om vier uur kwam de keizer in de restauratiewagen. Ik ging naast hem zitten om hem de wapenstilstandsvoorwaarden mede te delen.

Zwijgend hoorde de keizer aan welke oneindig zware voorwaarden het vaderland waren opgelegd. Slechts hier en daar stelde hij een vraag.

Plotseling zei Z.M.: 'Ik kan mij nog altijd niet verenigen met het besluit naar Holland te gaan! Indien nu ook daar het bolsjewisme uitbreekt?' Plessen en Grünau stelden hem gerust: 'Daar zal het niet komen en indien toch, dan in een veel mildere vorm.'

Om vijf uur zette de trein zich in beweging. In het gangpad hadden 25 man postgevat onder een officier van het stormbataljon Rohr; de mannen waren gewapend met mitrailleurs, handgranaten en geweren. Tien minuten later stonden wij stil. Z.M. drukte de achterblijvende heren zwijgend de hand, de anderen stapten met hem uit. Daar gevreesd werd, dat de trein het door de bolsjewisten bezette Luik niet zou kunnen passeren, zou Z.M. de weg naar de grens per auto afleggen. Kapitein Zeyss, die de keizerlijke auto's onder zijn beheer had, was op bevel van Plessen in de namiddag reeds langs het uitgestippelde traject gereden.

De stationschef met rode pet lichtte de keizer met een lantaarn bij door het donkere station, door de duistere nacht naar de grote weg, waar de auto's zouden staan. Zij waren er niet. Zeyss had ze in de opwinding naar een verkeerd punt gezonden. Zo stond de vluchtende keizer op de duistere straatweg, boven ons de hemel met heldere sterren. De hoftrein vertrok van het station in de richting Luik. De nacht was koud. Een voorbijrazende motorrijder werd aangehouden en met diens hulp werden de auto's opgezocht, die na ongeveer tien minuten verschenen.

In de eerste namen excellentie Frankenberg, Zeyss, Niedener en Grünau plaats. In de tweede de keizer met Plessen achterin, Hirschfeld en ik voorin. De keizer vroeg direct naar de wapens. Hirschfeld en ik haalden uit andere auto's vier karabijnen, die wij op uitdrukkelijk bevel van Z.M. moesten laden en ieder van ons nam er een met omgelegde veiligheidspal tussen de benen. Voorin zaten twee chauffeurs van de keizer. Zo reden wij door de donkere nacht. De keizer was buitengewoon opgewonden, wat bleek uit de verschillende orders, die hij gaf: 'Rijd naar de eerste wagen en zeg, dat hij niet zo snel moet rijden, anders kunnen wij het tempo niet bijhouden, verliezen hem uit het oog en raken de weg kwijt.' Nauwelijks was deze wens vervuld of Z.M. riep: 'Ja, als die daar vooraan zo langzaam rijden, kunnen wij onmogelijk voor het licht de grens nog bereiken. Rijd snel naar voren en zeg dat ze het tempo verhogen.'

Uit veiligheidsoverwegingen bleef de eerste wagen bij enige wegwijzers even stilstaan. De keizer: 'Zeyss vergist zich telkens in de weg, hij had die toch moeten verkennen.' Ik wees op de links van ons zichtbare zee van licht in de verte, Luik, en stelde hem gerust, zeggende, dat wij ten oosten van de vesting moesten passeren en dus op de goede weg waren. Geleidelijk werd de keizer rustiger. Niemand van ons sprak meer een woord. Langs kronkelende wegen, over bruggen en spoorbanen raasden de auto's er vandoor. Een keer reed de hoftrein ons voorbij. Nauwelijks een mens was te zien.

Alleen in de dorpen ontwaakte langzaam het leven; melkkarren en mensen, die naar hun werk gingen, doken in het schelle licht van onze lantarens hier en daar op.

Plotseling zag ik op een brug een dubbele wachtpost met een grote rode vlag zwaaien. De auto's stopten. 'Arbeiders- en soldatenraad? of nog oude discipline?' ging mij door het hoofd. Goddank het laatste! Een normale controle. Na een kort gesprek met Frankenberg en het controleren van de chauffeurs, zetten wij ons weer in beweging. De morgen begon aan te breken. Bomen en velden werden zichtbaar. Nu en dan doken steeds weer de lichten van Luik op. Na ongeveer anderhalf uur rijden wederom een wachtpost. Vóór ons een grote prikkeldraadversperring. De grens! Nu kwam het er op aan. Beierse landweermannen besnuffelden de auto's. Een van hen keek verwonderd naar de weggekraste keizerskroon en riep anderen er bij. Mijn hand sloot zich vaster om de kolf van de karabijn. Wilden de mensen ons niet vrijwillig doorlaten, dan bleef ons alleen geweld over. Wij in de auto van de keizer bleven zitten om niet onnodig de opmerkzaamheid op ons te vestigen.

Frankenberg en Zeyss stapten uit, en spraken de soldaten, van wie er nog een paar slaperig uit het grenskantoor kwamen, vriendelijk toe. 'Generaal Von Frankenberg met enige officieren moet voor een belangrijke aangelegenheid naar Holland!' Dat was duidelijk. De wapenstilstand was immers ophanden. De poort naar de vrede werd geopend, een soldaat sprong op de treeplank, en kort daarna was de Duitse keizer op neutrale bodem. In de handen van eigen muitende troepen kon de Duitse opperbevelhebber niet meer vallen. Nu kwam een nieuwe zorg. Zou Holland de keizer opnemen, of wat zal het land met hem doen? Hier begon de diplomaat Grünau met zijn bezigheden.

Hij verdween in het Hollandse grenskantoor. Bijna geen mens was te zien. Maar weldra werd het levendig. Uit alle huizen kwamen soldaten en burgers gelopen, nieuwsgierig om de Duitse auto's heenlopend. Enkelen staken hun hoofd in onze auto.

De keizer stak een sigaret op. 'Kinderen, steek er ook een op, jullie hebben het verdiend,' was het eerste wat hij sinds ongeveer een uur zei. Toen de sigaret opgerookt was, stelde hij voor uit te stappen.

Langzaam kwam de zon te voorschijn boven de heuvels van het land, dat voor deze verschrikkelijke oorlog was gespaard gebleven. Kerkklokken luidden de zondagmorgen in. Ik zei zacht tegen Hirschfeld: 'Hoort u, dat zijn nu werkelijk vredesklokken.' De keizer trad naderbij, legde zijn hand op mijn schouder: 'Ilsemann, waar zijn uw ouders nu, en welke berichten hebt u van hen?' 'In Darmstadt, uwe Majesteit, ik geloof echter niet, dat zij daar zullen blijven, omdat de Fransen de stad willen bezetten!' Al pratend liep de keizer met ons de dorpsstraat op en af. Het was koud, ja bijna ijzig, maar geleidelijk aan kreeg de zon warmte. Tegen acht uur in de morgen verscheen de plaatselijke districtscommandant, de majoor der politie met zijn adjudanten en een Nederlandse diplomaat, Verbrugge van 's Gravendeel, die 's nachts om elf uur uit Brussel was vertrokken om de commandant over de aankomst van de keizer in te lichten. Daar wij echter eerder hier waren dan hij, kwamen wij voor de grenswacht als een verrassing. De heren meldden zich zeer stram bij Z.M. en stelden voor, naar het station Eysden te gaan, om daar de hoftrein af te wachten. Gersdorff arriveerde ook weldra per auto en een uur later was de speciale trein op neutrale bodem. Tot zolang liep de keizer met de Hollandse majoor en ons het perron op en af. Van alle kanten kwamen mensen toegelopen, en steeds weer hoorde men de uitroepen: 'Ah, Kamerad Kaputt!' of 'Vive la France!' Men zag dreigende vuisten en andere weerzinwekkende blijken van afkeer. Men hoorde foei-geroep en er klonk schel gefluit. Het deed mij pijn tot in de ziel voor de arme keizer. Hij liep echter rustig verder op en neer, alsof hij niets zag of hoorde. Fotografen maakten kiekjes. Het was een verlossing, toen de trein binnenliep, die de keizer voor verdere vernederingen beschermde. In de restauratiewagen namen wij een klein ontbijt, maar de gordijnen moesten neergelaten worden, daar de fabrieksarbeiders (meest Belgen) hun geschimp voortzetten. Soms vreesden wij, dat de arbeiders met stenen zouden gooien. Eerst toen in de loop van de voormiddag soldaten en politie op fietsen aankwamen, het station afzetten en orde schiepen, waren wij tegen verdere overlast beveiligd.

De gehele dag zat Z.M. met het gevolg in de restauratiewagen. Hij verliet hem alleen een half uur voor het middag- en avondeten, opdat de tafel kon worden gedekt. Hij kon niet alleen zijn en 's avonds, als wij onder elkaar waren luchtte hij zijn gemoed. Hoe hij gedurende zijn regeringstijd steeds het goede had gewild en op welke moeilijkheden hij daarbij overal was gestuit. Het meest had hij eronder geleden, dat de oudere generatie hem altijd weer had overstemd. Toen hij aan de regering was gekomen, had hij met de ambtenaren van zijn grootvader moeten regeren. Door de vroege dood van zijn vader had hij een gehele generatie overgeslagen. Vandaar de tegenstelling tussen ouderdom en jeugd.

Tussen hem en Bismarck was een verwijdering ontstaan over het arbeidersvraagstuk. In plaats van zich toen in Friedrichsruh rustig te houden, was hij op grote schaal een campagne tegen de jonge keizer begonnen. Ook de verhouding tot zijn vader en grootvader was voor hem als prins niet gemakkelijk geweest, beiden waren er op uit hem overal buiten te laten. Stond de een hem wat toe, dan keurde de ander het weer af. Hier liet de vader, daar de grootvader als opperbevelhebber zijn invloed gelden. Zo was zijn hele leven een strijd geweest. Voortdurend had een grote verantwoordelijkheid op hem gerust. Nooit heeft hij rust gevonden. Nu was hij voor het eerst in zijn leven vrij. Maar niet alleen onder Bismarck waren de verhoudingen zo moeilijk geweest, ook onder de latere kanseliers.

Nu hij de oudere is geworden en zijn ministers de jongeren zijn en hij eindelijk zijn wil eens had kunnen doorzetten, jaagt men hem weg. De keizer sprak opgewonden, maar toch volkomen beheerst. Onbekenden, die in de loop van de dag steeds weer bij hem kwamen, moesten zijn zelfbeheersing bewonderen. Achtereenvolgens dienden zich aan: een Nederlandse overste met adjudant, een politiecommandant, de heren Von Grote en Von Osten-Sacken van het Duitse consulaat in Maastricht. De heer Grünau zocht dadelijk vanuit Eysden telefonisch verbinding met Den Haag. De vraag was nu: zou Holland de keizer opnemen, of zal het dit, uit eigen beweging of onder druk van de Entente, weigeren? Uur na uur verliep, het wachten werd tot een kwelling. Toen het tijd voor het middageten was, vroeg de keizer de aanwezige Hollandse diplomaat, of hij niet wilde mee eten. Aan de manier waarop deze weigerde, meenden wij te bemerken, dat Holland asiel zou weigeren. Met Plessen bespraken wij, wat dan met Z.M. moest worden gedaan. De meest uiteenlopende voorstellen werden gedaan. Aan de juist wat tot rust gekomen zenuwen werden nieuwe eisen gesteld. Met de keizer werd over dit onderwerp niet gesproken.

Eindelijk, tegen de middag, kwam het eerste bericht: de koningin (Wilhelmina) was diep geroerd over de droevige toestand waarin de keizer zich bevond, maar, om te kunnen beslissen wat er met ons moest gebeuren, moest eerst een ministerraad worden bijeengeroepen. De wijze waarop ons dit werd medegedeeld liet zeer goed de mogelijkheid open, dat men ons niet zou opnemen. Frankenberg meende zelfs, dat de Entente misschien de uitlevering van de keizer zou eisen. Dit wachten de hele dag maakte angstig. Eerst kort voor middernacht werden wij van deze spanning verlost. De Duitse gezant, excellentie Rosen, met de heer Koster en een afvaardiging van de Nederlandse regering, bestaande uit drie heren, verschenen om de keizer te melden, dat de Ministerraad eenstemmig had besloten Z.M. op te nemen.

De eerste drie dagen zou de keizer naar Graaf Bentinck in Amerongen gaan, daarna zou een blijvende woonplaats worden aangewezen. Direct greep men naar de 'Gotha' [bedoeld wordt: de Almanach de Gotha – het Europese adelsboek] om vast te stellen, welke Bentinck dit was, en in welke familierelatie hij stond met de Graaf Bentinck, die de majesteiten in 1909 in Middachten als zijn gasten had ontvangen. De heer Koster gaf ons nadere inlichtingen over de familie. Doodmoe ging ik kort na middernacht in mijn coupé slapen.

Dat wij op deze dag uit Den Haag zo laat en zulke spaarzame mededelingen ontvingen, hield verband met het feit, dat in Nederland 's zondags alleen op bepaalde uren kon worden getelefoneerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten