• Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders.
Deerlijk, 24 november 1996
Een van Knors grootste angsten is dat hij vlak voor zijn laatste zucht nog aids zal krijgen. Zoveel nieuwe benamingen zijn hem vreemd, maar ‘aids’ is een naam die hij kent, natuurlijk onder de Franse benaming: la sida. Wat angst inboezemt blijft in het geheugen het best behouden. Het is weinig aannemelijk dat hij de gevreesde ziekte zal opdoen via zijn ‘leutemakerke’. Dus ziet hij de dreiging elders. Dat een dokter voor elke injectie een nieuwe naald gebruikt, kan hij namelijk niet rijmen met zijn eigen schraapzucht.
Bijna was ik het vergeten, maar vandaag heeft hij het er zelf over: tot tien jaar geleden heeft Knor konijnen gekweekt, een bezigheid die geduld en toewijding vergt, twee kwaliteiten waarvan ik altijd heb gedacht dat zij hem vreemd zijn. Bovendien bevonden de hokken zich achter de fabriek, op bijna vijf minuten loopafstand van het woonhuis. Omstreeks zijn vijfendertigste heeft Knor de enige ‘verre’ reis van zijn leven ondernomen: met het hele gezin per chevrolet décapotable naar Zwitserland. Een evenement. Meteen na zijn thuiskomst ging hij languit voor zijn achterdeur liggen en kuste hij de grond, geruime tijd voor zulks het handelsmerk van paus Wojtyla werd. En alsof hij het gevoel had zojuist door het oog van een naald te zijn gekropen, verzuchtte hij: ‘Ça, plus jamais! Dat nooit meer!’ Vele jaren later, telkens als hij zijn beesten ging voederen, zei hij tegen mijn grootmoeder: ‘Alice, ’k ga ne keer naar Zwitserland.’ Nooit was mijn opa vrolijker gestemd dan wanneer hij van zijn konijnen terugkwam.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten