zondag 7 september 2025

Gerrit de Veer • 8 september 1595

Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Het verslag hieronder gaat over het verblijf op Stateneiland, in het jaar voor de overwintering op Nova Zembla. De Veer's reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598). De hertaling is van Vibeke Roeper en Diederick Wildeman.

6-8 september
Een paar matrozen gingen aan land om een soort diamanten [bergkristal] te zoeken die ook op Stateneiland veel voorkomen. Tijdens het zoeken naar die steentjes sloop een magere witte beer naar twee mannen die dicht bij elkaar lagen. Hij greep de ene in zijn nek. De man, die niet wist wie dat deed, riep nog: 'Wie grijpt mij daar van achteren?' Zijn maat, die bij hem in de kuil lag, keek om en zag de verschrikkelijke beer. Hij riep: 'Och maat, 't is een beer!' Snel stond hij op en liep weg. De beer beet direct het hoofd van de ene man in stukken en zoog het bloed eruit. De rest van het volk rende er naar toe om de man te verlossen, of ten minste de beer bij het lichaam weg te jagen. Met geweren en pieken liepen ze op de beer af, die van het dode lichaam stond te eten. Toen greep de beer nog een man en verscheurde die ook. Het was verschrikkelijk om te zien en de anderen zijn gevlucht.
Toen wij op het schip zagen dat ons volk naar het strand vluchtte, zijn we direct naar hen toe geroeid om ze op te halen. Met eigen ogen zagen we hoe jammerlijk de twee mannen door de wrede beer verscheurd en vernield waren. We stelden voor om allemaal samen met geweren, dolken en spiesen op de beer af te gaan, en dat niemand zou wijken, maar sommigen zeiden: 'Onze maats zijn toch al dood en die beer krijgen we wel te pakken, maar het is niet nodig om met zijn allen dit risico te nemen, want het is een wreed, fel, verslindend beest.' De beer was nog steeds bezig zijn prooi te verorberen. Uiteindelijk zijn er drie mannen naartoe gegaan: Cornelisz Jacobsz, de schipper van Willem Barentsz, Willem Gysen, stuurman van het jacht, en Hans van Nuffelen, schrijver van Willem Barentsz. De schipper en de stuurman schoten driemaal op de beer, zonder resultaat. De schrijver liep nog een stuk verder naar de beer toe, en schoot met zijn roer de beer tussen de ogen door het hoofd. De beer bleef de man in zijn nek vasthouden en tilde zijn hoofd met man en al zelfs nog op, maar begon toen wat te suizebollen. De schrijver en een Schot sloegen de beer met hun dolken tot hun wapens in stukken sprongen, maar nog steeds liet de beer niet los. Tenslotte is Willem Gysen erheen gelopen en heeft de beer met zijn geweer op de snuit geslagen zo hard hij kon. Pas toen viel het beest met veel misbaar neer. Willem Gysen sprong bovenop hem, en sneed hem zijn keel af.
De dode lichamen zijn op 7 september op Stateneiland begraven. Het vel van de beer is meegenomen naar Amsterdam.

Søren Kierkegaard • 7 september 1849

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.

7 september 1849
Stel dat ik met haar getrouwd was. Laten we dit eens aannemen. Wat dan? Binnen een halfjaar, ja, zo niet eerder zou ze zichzelf totaal van streek hebben gemaakt. Ik heb – en dat heeft zowel zijn goede als zijn slechte kanten – iets spookachtigs over me, iets dat ervoor zorgt dat niemand die mij in het leven van alledag meemaakt en in een echte relatie tot mij staat, het met mij uit kan houden. Tja, in de lichte overjas waarin ik mij over 't algemeen vertoon, is dat wat anders. Maar thuis zal blijken dat ik in een geesteswereld leef. Ik ben een jaar met haar verloofd geweest, maar in feite kende ze me niet. – Ze zou er dus aan onderdoor gegaan zijn. Mij zou ze waarschijnlijk ook stuk gemaakt hebben, want ik heb haar gewicht fout getaxeerd, haar werkelijkheid was in zekere zin te licht. Ik was te zwaar voor haar, zij te licht voor mij, maar zowel het een als het ander kan heel gemakkelijk tot overbelasting leiden. Zo zou ik het niet tot iets gebracht hebben, of ik zou me misschien toch ontwikkeld hebben, maar zij zou me tot een last geworden zijn, omdat ik in zou zien dat ze volkomen misplaatst was als mijn vrouw. – Dan zou ze gestorven zijn. En dan zou alles voorbij zijn. Haar als mijn vrouw de geschiedenis mee innemen, nee, dat was echt niet mogelijk.

• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.

Henry Sydney • 6 september 1680

Henry Sydney (1641-1704) was een Engelse staatsman; hij was vaak in de Lage Landen om er te lobbyen voor het bestijgen van de Britse troon door Willem III. Fragmenten uit zijn dagboeken van rond 1680 zijn hier te lezen.

I was to take my leave of the Prince (Willem III). He told me two of his chief businesses were to concert with the Count de Waldeck about the project of keeping up an army, and when that is done the King may take it or leave it as he pleases. The other business is the match for my Lady Ann, which he intends to do, if it be possible. He thinks it will be necessary to give a bribe to the chief Minister, Monsieur Plat, 5 or £6000.