• Uit de correspondentie die Adriaan Roland Holst (1888-1976) voerde met zijn oom R.N. Roland Holst en zijn tante Henriëtte Roland Holst. Uit: Briefwisseling met R.N. Roland Holst en H. Roland Holst-van der Schalk (bezorgd door Erik Menkveld en Margaretha H. Schenkeveld).
Amsterdam, 25 november 1919
Hoewel mijn tasch al gepakt stond, heb ik er onderuit nog wat postpapier gehaald, om u dadelijk het nieuws van mijn "vrijspraak" te melden, dat ik een kwartier geleden hoorde. Mijn nier is een "ruize"-nier, er mankeert niets aan – ik sta op 't punt om naar Bergen-aan-Zee te gaan, mij daar te ontkleeden, de golven in te loopen en mijn eenige liefde toe te roepen: "Lasteraars gaven u de schuld van mijn vermeende ondergang, maar zij staan beschaamd, en hier ben ik weer. Hoeveel oden ben ik u schuldig?" Maar mijn moeder kan elk oogenblik komen om mij mee te nemen naar het brandinglooze Hilversum [...] Ik voel mij geheel en al bevrijd. Prof. R. heeft mij zelfs niets hoegenaamd voorgeschreven. Hij beschouwde de lichte afwijking, die geconstateerd was in Alkmaar uitsluitend als gevolg van de hooge koortsen, en die koortsen zelf als een of andere infectie, mogelijk een soort griep [...]. Bovendien ben ik vrijwel ontheven van mijn bijgeloof, want in Alkmaar had ik kamer 13 en toen ik daarnet met mijn vader naar Prof. R.'s huis liep om het resultaat te hooren, haalde ons op het Leidsche Plein een begrafenisstoet in, wat mij een oogenblik beroerd maakte. Deze dingen schijnen dus toch weinig grond van waarheid te bevatten. Toch klop ik nog even tegen de tafel, nu ik dit neerschrijf. Het is heerlijk, dat ik zoo-meteen mijn moeder dit kan vertellen, want zij is erg in spanning.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Ach ja, die Roland Holst. Als veertienjarige liep ik zonder uitkijken met een klap tegen hem aan op de trap van de apotheek. RH deed een stap achteruit, deed de deur voor me open en zei: na u,jongedame! Ik liep met het schaamrood op de kaken naar binnen.
BeantwoordenVerwijderen