maandag 29 juli 2019

Multatuli • 30 juli 1863

Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) schreef zijn liefdesbrieven in twee lichtingen – in 1845-1846 aan zijn eerste vrouw, Everdine van Wijnbergen, en in 1862-1863 aan zijn (op dat moment nog toekomstige) tweede vrouw, Mimi Hamminck Schepel. Uit: Liefdesbrieven (bezorgd door Paul van ’t Veer).

30 juli 1863
Ik beken dat het katholicisme een oud verrot gebouw is geworden (eenmaal was ’t schoon en stevig, hoewel 't slecht bewoond werd, of bewoond door slecht volk), maar ’t protestantisme is 'n huis zonder rez-de-chaussee [benedenwoning].
Wie de onfeilbaarheid van de paus in twijfel trekt, heeft regt het heele gebouw, daarop gegrond, te verlaten, maar dat te willen behouden, zonder dien basis, is gekheid.
En, die onfeilbaarheid der kerk bestond indedaad voor den denkenden katholiek zoo goed als voor den domme die meende dat de paus nooit zondigde. Dat was 't niet! Vraag eens een matroos of zijn kommandant nooit verkeerde orders gaf? Het staat hem vrij dat te meenen, te betoogen zoo langdradig als hij maar wil. Stel zelfs dat-i gelijk heeft, en juist is de wijze matroos bezig op 't voordek dat bondig te demonstreren, daar klinkt de stem van dien feilbaren kommandant:
– Reven, alle man óp!
Weg is de feilbaarheid! Hij roept: reven! en als er niet gaauw gereefd wordt, is 't schip naar de maan, met den wijzen matroos er bij! Als hij indedaad intelligent is geeft hij een oorveeg aan den nieuweling, die, geschokt door zijn betoog het wagen zou te protesteren tegen 't bevel. Wel kan de kommandant falen, maar geen feil van zijn kant kan zoo nadeelig werken op 't geheel, als 't verlies van den eerbied voor zijn stem.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten