dinsdag 26 december 2017

Irun Scheifes -- 27 december 1994

Irun Scheifes (1957) is een Nederlandse schrijver. Het fragment hieronder is afkomstig uit Manisch dagboek, waarvan gedeeltes in de DBNL zijn terug te vinden.

dinsdag 27 december / 23:11
Teleh zet zich puffend op het bed. Haar buik een cirkusballon, zij de artiest die zich om de ballon heen vouwt. We komen van een etentje. Ik lig ook krom om een ballon, een ballon vol Zwitserse kaas en Marokkaanse witte wijn. Ik lees haar de eerste bladzijden van Bed en wereld voor, ze kruipt onder de dekens en valt in slaap.

Maar ik... Ik kan nog niet slapen. Duizenden beelden pakken mij beet, rukken aan mij, verleiden mij, schoppen mij. Ik voel mij vol, volgevreten met beelden en brood en kaas. Waarom ben ik zo dwaas? Ik draai rondjes om de tafel, leg me neer op de bank, sta weer op, loop de trap af, het dient nergens toe.

Ik kleed me uit en leg me naast het grote lichaam van Teleh, pak Ottens boek en lees het einde van Bed en wereld.

‘Ik kan niet slapen, alles draait om mij heen. De wereld is vol beelden, vol gebeurtenissen waaraan ik moet deelnemen, vol mensen met wie ik moet afrekenen. Genoeg, genoeg, geef mij slaap, laat mij nu eindelijk slapen, Morpheus, heilige Morpheus, laat mij dan maar inslapen voorgoed, laat ik nu maar dood zijn. Niet meer opstaan morgen, niet weer wassen, niet weer eten, niet weer liegen, niet weer huichelen, niet weer duizend beelden moeten verwerken. Doodskabouters, lieve, lieve doodskabouters, sluit de wereld voor mij af, neemt mij mede naar de overkant naar het Grote Niets. Ik wil niet eenzaam sterven, laat ik nu maar dood blijven in mijn bed. Alles in de wereld is toch om niets... ik ben moe, ik ben dodelijk moe. Laat ik nu maar dood zijn, alles is toch om niets, alles verzandt, alles verzandt...’
Fine... Ik leg mijn hoofd in het kussen en denk aan de spanningsboog: de gretigheid van het begin, het absolute genoeg van het eind. Het verlangen om overal bij te zijn verandert in het verlangen om nergens meer bij te zijn. Een teveel aan mobiliteit (in Ottense zin) roept de vraag naar absolute stilstand op. De dood als redding uit de chaos van beelden. De dood als bevrijding. Naar het einde toe wordt dat verlangen heviger, maar al eerder zijn er sporen van:
‘Ik ben het slachtoffer van een onverbiddelijke montage, die zich buiten mijn wil voltrekt. Ik zou zo gaarne eens knippen in al die films die worden afgedraaid in mijn hersens, ik zou zo gaarne eens even rusten en mij laten drijven beeldeloos en ongedeeld op éen enkele zee.’
En vele bladzijden verder:
‘Ik kan het niet meer uithouden, ik zoek naar slaap, ik moet slapen, al die zenuwen, al die antennen, al die draden, die vibreren op het wereldgebeuren, wil ik verdoven. Duizenden grammen Dial, Codeonal, Veronal, Somnifeen wil ik kopen. Ik kan niet overal tegelijk zijn, ik wil verdoofd worden, ik wil al die beelden vernietigen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten