zondag 22 mei 2016

Robert Graves -- 23 mei 1915

• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.

23 mei. 's Ochtends hadden we compagniesexercitie. Erna lag ik met Jones-Bateman in het warme gras en keken we naar de vliegtuigen boven de linies, achtervolgd door een hele sliert witte wolkjes van ontploffende granaten, 's Avonds ben ik met een corveeploeg naar Vermelles les Noyelles gegaan, om er aan een tweede verdedigingslinie te werken - loopgraven en prikkeldraadversperringen aanleggen onder leiding van een genie-officier. Maar de grond was hard en de mannen waren doodop toen ze om twee uur 's nachts terugkwamen, nadat ze de hele weg hadden gezongen. Ze hebben een liedje over de foerier, sergeant Finnigan, op de wijs van het Leger-des-Heilslied 'Witter dan de sneeuw':
Kalmte onder vuur,
Kalmte onder vuur,
Pas nog onderscheiden
Voor het jatten van ons rantsoen,
Kalmte onder vuur.

Nu is hij aan de zuip,
Nu is hij aan de zuip,
Pas nog onderscheiden
Voor het drinken van onze rum,
Nu is hij aan de zuip.
Het refrein is:
Witter dan de zoete kokosmelk,
Witter dan de zoete kokosmelk,
Was me in het water
Waar je vieze dochter in gewassen is
Dan word ik nog witter dan die
Zoete kokosmelk,
Melk,
Melk,
Ooooo help.
Finnigan geeft niets om de laster.
Twee jonge mijnwerkers, van een andere compagnie, hadden een hekel aan hun sergeant, die de pik op hen had en ze steeds weer de smerigste en gevaarlijkste baantjes gaf. Toen ze waren ingekwartierd, zette hij ze op rapport voor dingen die ze niet gedaan hadden; daarom besloten ze hem te vermoorden. Later meldden ze zich bij het bataljonshoofdkwartier en vroegen de adjudant te spreken. Dat was tegen dè voorschriften, want een gewoon soldaat mag zich niet tot een officier richten zonder een onderofficier van zijn eigen compagnie als tussenpersoon. De adjudant zag hen toevallig en vroeg: 'Goed, wat willen jullie ?'
Ze sloegen in een correct saluut hun hand tegen de kolf van het geweer over hun schouder en zeiden: 'We komen melden dat het ons erg spijt, adjudant, maar we hebben onze compagniessergeant-majoor doodgeschoten.'
De adjudant zei: 'Goeie genade, hoe is dat gebeurd ?'
'Het was een vergissing, adjudant.'
'Hoe bedoel je, stomkoppen dat jullie zijn? Dachten jullie soms dat hij een spion was ?'
'Nee, adjudant, we dachten dat het onze pelotonssergeant was.'
Dus werden ze allebei door een krijgsraad veroordeeld en door een executiepeloton van hun eigen compagnie voor de muur van een nonnenklooster in Béthune gefusilleerd. Hun laatste woorden waren de strijdkreet van het bataljon: 'De Welch stoten door!' (Ze zeggen dat een zekere kapitein Haggard dat tijdens de slag bij Ieperen als eerste heeft geroepen toen hij dodelijk was gewond.) De Franse militaire gouverneur was bij de executie aanwezig en hield een toespraakje waarin hij zei hoe roemvol Britse soldaten kunnen sterven.
Je zou verbaasd staan over de verspilling in de loopgraven. De biscuits van de rantsoenen worden alom als brandstof voor de veldketels gebruikt, omdat brandhout schaars is. Onze mitrailleurschutters brengen hun water aan de kook door de ene patroonband na de andere in het wilde weg op de Duitse linie af te schieten. Als er voor enige ponden aan munitie is verbruikt raakt het water in de machinegeweren - die watergekoeld zijn - aan de kook. Ze zeggen dat ze Duitse bevoorradingsploegen achter de frontlijn laten betalen voor hun extra kopje thee 's morgens. Maar de echte rekening is na de oorlog voor de Britse belastingbetaler.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten