zondag 25 augustus 2019

Bertus Brouwer • 26 augustus 1903

• De gevierde wiskundige Bertus Brouwer (1881-1966) onderhield lange tijd een correspondentie met de (in zijn tijd zeer geliefde) dichter C.S. Adama van Scheltema. Onderstaand fragment komt uit een brief van hem aan Adama. Uit: Droeve snaar, vriend van mij (bezorgd door D. van Dalen).

26 augustus 1903
Broeder, wat zat je daar droevig gisteravond, maar zoo zie ik je het liefst, in dat licht, waarin je mij de eerste maal verscheen. Zoo ben je ook het zuiverst jezelf, niet wanneer 't onwillig lichaam je troost doet zoeken bij inferieuren. Jij bent geen mensch om vrienden te hebben. Als ik goed en wel verhuisd ben, zal ik je 't zelfportret van Michel Angelo sturen, die had ook afgerekend met zijn eenzaamheid, en liet geen andere troost meer toe dan zelfbewondering. Daartoe zijn ook wij gerechtigd. – In de rechte keten der geslachten, waar al het heden aan de toekomst wordt geofferd, veroorlooft de natuur zich een enkele maal, zijwaarts een onvruchtbare schoone bloem voort te spruiten, buiten verband met het zich voortplantende menschdom. Zalig zoo een uitverkoorene – 't is meest een oudste zoon, die zoo wordt geofferd aan Minerva – wanneer slechts hij zich bewust is van zijn wijding, en niet bekommerd om zijn vrije ongestuurdheid bij al de krachtige blinde gestuurden in den keten. De bloem steunt niemand in het groot verband, en heeft geen andere plicht dan schoon te zijn, voldoende in zichzelf, want d'open kant strekt zich ten hemel, afgebogen aan de lijn des stams, die zich verkwikken kan aan schoonen schijn, maar de tranen binnenin ziet slechts God.

1 opmerking: