• Leonard Nolens (1947-2025) was dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).
Antwerpen, woensdag 26 december 1984
De wetten van de klassieke prosodie zijn morele wetten. Zij drukken het verlangen uit naar orde, overzichtelijkheid, klinkende zin. Het klassieke gedicht is de voorafspiegeling van een harmonische samenleving. De woorden en zinnen spelen denkend en zingend volmaakt op elkaar in, zoals de leden van een samenleving dat zouden kunnen. Nogmaals: poëzie is absolute moraal; de vrijheid van het gedicht bestaat erin, de noodzaak van een aantal wetten in te zien en die toe te passen. Ooit schreef ik in een gedicht voor Marcel van Maele: 'Geloof dat alles mag, dat alles kan.' Nee, dat geloof ik niet meer. In het leven kan alles, in het gedicht niet.
Antwerpen, zaterdag 29 december 1984
Wat jij voor jezelf de laatste tijd klassieke poëzie noemt, is in feite omgangstaal die niet veroudert. De drie bundels die je eergisteren kocht — Gemengde tijd van Jacques Hamelink, Klem van Kees Ouwens, Dagrest van Judith Herzberg — klinken jou al te opzettelijk en nadrukkelijk poëtisch in de oren. En dat is trouwens een euvel waaraan ook de meeste gedichten uit je eigen bundels lijden. De omgangstaal die je voor ogen staat, is de gedroomde van de intimiteit, een taal waaruit de modieuze woordenkramerij van de kranten, van radio en televisie verbannen zijn; een simpele zinsbouw, een heldere (noodzakelijke) versificering, weinig adjectieven of bijwoorden; zinnen die de stem en een gesprek zichtbaar maken: een ogenschijnlijk zakelijk taalgebruik dat op een zeer verborgen, discrete wijze de aloude wetten van de prosodie weet te hanteren.
zondag 28 december 2025
zaterdag 27 december 2025
Leonard Nolens • 28 december 1987
• Leonard Nolens (1947-2025) was dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).
Antwerpen. maandag 28 december 1987
Ik weet dat het met pijn moet eindigen, omdat het met pijn is begonnen, met pijn verliep en verloopt. Iedereen komt aan zoals hij heeft gereisd. Er bestaat niet zoiets als een vredig punt, een serene bergtop vanwaar je gelukkig terugblikt op een bestaan dat dagelijks op het niets moest worden bevochten; op jezelf. Misschien heeft het geen zin, veel vragen te stellen naar het hoe en waarom van je gedichten. Laat ze gebeuren. Laat ze blijven gebeuren. En heb geduld, want als het gedicht jou zoekt moet je klaarstaan. Blijf aan je tafel zitten. En begin niet te drinken uit angst voor de leegte, de stilte, het wit.
Antwerpen, dinsdag 29 december 1987
De kroeg, vanavond, in het hartje van de winter: warme moederschoot waarin wij mannen, grote kinderen, ons onderdompelen, in de roes van alcohol en handenschudden, nicotinemist en dure vriendschapseden, zweetlucht en gelach en alles overstemmende muziek. En dat alles aanzien, spiernuchter zoals jij vanavond. Tristesse.
Antwerpen. maandag 28 december 1987
Ik weet dat het met pijn moet eindigen, omdat het met pijn is begonnen, met pijn verliep en verloopt. Iedereen komt aan zoals hij heeft gereisd. Er bestaat niet zoiets als een vredig punt, een serene bergtop vanwaar je gelukkig terugblikt op een bestaan dat dagelijks op het niets moest worden bevochten; op jezelf. Misschien heeft het geen zin, veel vragen te stellen naar het hoe en waarom van je gedichten. Laat ze gebeuren. Laat ze blijven gebeuren. En heb geduld, want als het gedicht jou zoekt moet je klaarstaan. Blijf aan je tafel zitten. En begin niet te drinken uit angst voor de leegte, de stilte, het wit.
Antwerpen, dinsdag 29 december 1987
De kroeg, vanavond, in het hartje van de winter: warme moederschoot waarin wij mannen, grote kinderen, ons onderdompelen, in de roes van alcohol en handenschudden, nicotinemist en dure vriendschapseden, zweetlucht en gelach en alles overstemmende muziek. En dat alles aanzien, spiernuchter zoals jij vanavond. Tristesse.
Leonard Nolens • 27 december 1979
• Leonard Nolens (1947-2025) was dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).
Antwerpen, donderdag 27 december 1979
Voor iedereen met wie hij samenleeft, voor iedereen die al dan niet gedwongen in zijn nabijheid verblijft, is zijn lethargie, zijn inertie, zijn zwijgzaamheid, zijn verstrooide aanwezigheid, zijn afwezige blik, een constante bron van ergernis. En niemand beseft dat zijn ogenschijnlijke roerloosheid een poging is om niets van het gedachte en gevoelde op de vlucht te jagen, om alles in zijn dubbelzinnigheid, zijn meerduidigheid, angstvallig vast te houden, wellicht met het oog op de uiteindelijke formulering, de complete expressie — droom van Majakovski, van de man die zich verkleden wou tot enkel lip.
Maar ook hier weer zoveel andere verklaringen: angst voor de daad, voor de handeling die zich verliest in opgebrande uren; aangeboren en door ongezond leven nog verhevigde zwaarmoedigheid; de last van een lichaam dat niet vederlicht kan worden als een muzikale beweging, het dansende moment van een haarfijn penseel.
Hij denkt dat hij eindelijk de leeftijd heeft bereikt om rustig aan tafel te gaan zitten, pratend, schrijvend over zichzelf als was hij een ander, zonder de slaaf te zijn van het woord, van het gedicht dat hem jarenlang heeft geplaagd met zijn rigoureuze wetten: eindelijk dingen, toestanden, mensen op het spoor komen; afstand doen van bestaande partituren; denken met niets achter de hand, met niets in de mouwen, argeloos. Daarnaar verlangt hij nu, en de onmogelijkheid daarvan maakt dat verlangen alleen maar groter. Weigeren om te vervallen in de vertrouwde denktrant van het spreken over het spreken, het schrijven over het schrijven. Vanzelfsprekend aanwezig zijn. Vanzelf-sprekend-zijn. Charme van de utopie.
De aanwezigheid van de kat, van dit prachtig zwart glanzende dier, is mij zodanig vertrouwd dat ik wel zeker weet dat ze kan spreken, maar dat niet nodig acht.
Een kamer, een wereld vol mensen die alleen maar spreken als ze iets te zeggen hebben, iets waar je enkele dagen van kunt eten. Een man stelt na een lange stilte de vraag: 'Wat is het leven?' De vrouw tegenover hem kijkt verveeld geeuwend door het raam en antwoordt: 'Het leven is de buitenkant van de dood.' (Een vers- of prozaregel van Fernando Pessoa?) Ik verlang naar zo'n kamer, zo'n wereld. Geen gezanik over spruiten met varkenslappen, zomervakanties, zilverwerk van Christophle, het aantal uren slaap en dure pensioenverzekeringen.
Schrijven als de kat.
Een leven dat opgaat in rook. Een leven dat opgaat in teksten. Ik ben op een schaamteloze manier begaan, behept met mijn toekomst na de dood. Verraad aan de anderen. Ik leer omgaan met die immorele reflex en schep er soms genoegen in. Ik denk aan Pindarus en het anachronisme van een juist begrepen zelfingenomenheid.
Antwerpen, donderdag 27 december 1979
Voor iedereen met wie hij samenleeft, voor iedereen die al dan niet gedwongen in zijn nabijheid verblijft, is zijn lethargie, zijn inertie, zijn zwijgzaamheid, zijn verstrooide aanwezigheid, zijn afwezige blik, een constante bron van ergernis. En niemand beseft dat zijn ogenschijnlijke roerloosheid een poging is om niets van het gedachte en gevoelde op de vlucht te jagen, om alles in zijn dubbelzinnigheid, zijn meerduidigheid, angstvallig vast te houden, wellicht met het oog op de uiteindelijke formulering, de complete expressie — droom van Majakovski, van de man die zich verkleden wou tot enkel lip.
Maar ook hier weer zoveel andere verklaringen: angst voor de daad, voor de handeling die zich verliest in opgebrande uren; aangeboren en door ongezond leven nog verhevigde zwaarmoedigheid; de last van een lichaam dat niet vederlicht kan worden als een muzikale beweging, het dansende moment van een haarfijn penseel.
Hij denkt dat hij eindelijk de leeftijd heeft bereikt om rustig aan tafel te gaan zitten, pratend, schrijvend over zichzelf als was hij een ander, zonder de slaaf te zijn van het woord, van het gedicht dat hem jarenlang heeft geplaagd met zijn rigoureuze wetten: eindelijk dingen, toestanden, mensen op het spoor komen; afstand doen van bestaande partituren; denken met niets achter de hand, met niets in de mouwen, argeloos. Daarnaar verlangt hij nu, en de onmogelijkheid daarvan maakt dat verlangen alleen maar groter. Weigeren om te vervallen in de vertrouwde denktrant van het spreken over het spreken, het schrijven over het schrijven. Vanzelfsprekend aanwezig zijn. Vanzelf-sprekend-zijn. Charme van de utopie.
De aanwezigheid van de kat, van dit prachtig zwart glanzende dier, is mij zodanig vertrouwd dat ik wel zeker weet dat ze kan spreken, maar dat niet nodig acht.
Een kamer, een wereld vol mensen die alleen maar spreken als ze iets te zeggen hebben, iets waar je enkele dagen van kunt eten. Een man stelt na een lange stilte de vraag: 'Wat is het leven?' De vrouw tegenover hem kijkt verveeld geeuwend door het raam en antwoordt: 'Het leven is de buitenkant van de dood.' (Een vers- of prozaregel van Fernando Pessoa?) Ik verlang naar zo'n kamer, zo'n wereld. Geen gezanik over spruiten met varkenslappen, zomervakanties, zilverwerk van Christophle, het aantal uren slaap en dure pensioenverzekeringen.
Schrijven als de kat.
Een leven dat opgaat in rook. Een leven dat opgaat in teksten. Ik ben op een schaamteloze manier begaan, behept met mijn toekomst na de dood. Verraad aan de anderen. Ik leer omgaan met die immorele reflex en schep er soms genoegen in. Ik denk aan Pindarus en het anachronisme van een juist begrepen zelfingenomenheid.
donderdag 25 december 2025
Adrian Mole • 26 december 198x
• Het fictieve The Secret Diary of Adrian Mole, Aged 13 and 3/4 van Sue Townsend verscheen in 1982. Het boek was een enorm succes. Vertaling Huberte Vriesendorp.
zaterdag 26 december TWEEDE KERSTDAG. NIEUWE MAAN
De Sugdens stonden al om zeven uur op en zaten in de woonkamer in hun zondagse kleren netjes te zitten zijn. Ik ging weg op mijn racefiets. Toen ik terugkwam lag mijn moeder nog steeds in bed en zat mijn vader ruzie te maken met opa Sugden over het gedrag van onze hond dus ging ik nog maar een ritje maken. Bij Oma Mole langsgegaan, vier pasteitjes gegeten en weer naar huis gereden. Op de tweebaansweg haalde ik wel 45 km per uur. Het ging fantastisch! Ik heb mijn nieuwe suède jasje en corduroy broek aangedaan (dankzij mijn vaders Barclay-kaart) en heb Pandora opgehaald. Ze gaf mij een flesje aftershave voor Kerstmis. Het was een trots ogenblik, het betekende Het Einde van mijn Kindertijd! We vonden de toneelvoorstelling best leuk al was het wel een beetje kinderachtig naar onze smaak. Bill Ash en Carole Hayman waren goed als Aladin en de prinses, maar de rovers gespeeld door Jeff Teare en Ian Giles waren het best. Sue Pomeroy veroorzaakte grote hilariteit in de rol van de weduwe Twankey. Daarbij werd ze zeer geholpen door haar koe, gespeeld door Chris Martin en Lou Wakefield.
zondag 27 december
De Sugdens zijn weer terug naar Norfolk, God zij geloofd! Het huis is weer in zijn gewone rommeltoestand. Mijn ouders hebben gisteravond een fles wodka en twee glazen mee naar bed genomen. Sindsdien heb ik ze niet meer gezien. Naar Melton Mowbray geweest op mijn racefiets. Ik heb het in vijf uur gedaan.
maandag 28 december
Ik zit in de puree omdat ik gisteravond mijn fiets buiten heb laten staan. Mijn ouders praten niet tegen me. Kan me niets schelen, ik heb me zojuist geschoren en voel me geweldig!
dinsdag 29 december
Mijn vader heeft de pest in omdat er nog alleen een fles sherry over is. Hij is naar Pandora's huis om een fles sterke drank te lenen. De hond heeft de kerstboom omver getrokken; het hoogpolig tapijt zit vol dennenaalden. lk heb alle boeken die ik met Kerstmis gehad heb, uit en de bibliotheek is dicht. Ik kan nu alleen nog maar mijn vaders Reader's Digest lezen en mijn woordenschat testen.
De Sugdens stonden al om zeven uur op en zaten in de woonkamer in hun zondagse kleren netjes te zitten zijn. Ik ging weg op mijn racefiets. Toen ik terugkwam lag mijn moeder nog steeds in bed en zat mijn vader ruzie te maken met opa Sugden over het gedrag van onze hond dus ging ik nog maar een ritje maken. Bij Oma Mole langsgegaan, vier pasteitjes gegeten en weer naar huis gereden. Op de tweebaansweg haalde ik wel 45 km per uur. Het ging fantastisch! Ik heb mijn nieuwe suède jasje en corduroy broek aangedaan (dankzij mijn vaders Barclay-kaart) en heb Pandora opgehaald. Ze gaf mij een flesje aftershave voor Kerstmis. Het was een trots ogenblik, het betekende Het Einde van mijn Kindertijd! We vonden de toneelvoorstelling best leuk al was het wel een beetje kinderachtig naar onze smaak. Bill Ash en Carole Hayman waren goed als Aladin en de prinses, maar de rovers gespeeld door Jeff Teare en Ian Giles waren het best. Sue Pomeroy veroorzaakte grote hilariteit in de rol van de weduwe Twankey. Daarbij werd ze zeer geholpen door haar koe, gespeeld door Chris Martin en Lou Wakefield.
zondag 27 december
De Sugdens zijn weer terug naar Norfolk, God zij geloofd! Het huis is weer in zijn gewone rommeltoestand. Mijn ouders hebben gisteravond een fles wodka en twee glazen mee naar bed genomen. Sindsdien heb ik ze niet meer gezien. Naar Melton Mowbray geweest op mijn racefiets. Ik heb het in vijf uur gedaan.
maandag 28 december
Ik zit in de puree omdat ik gisteravond mijn fiets buiten heb laten staan. Mijn ouders praten niet tegen me. Kan me niets schelen, ik heb me zojuist geschoren en voel me geweldig!
dinsdag 29 december
Mijn vader heeft de pest in omdat er nog alleen een fles sherry over is. Hij is naar Pandora's huis om een fles sterke drank te lenen. De hond heeft de kerstboom omver getrokken; het hoogpolig tapijt zit vol dennenaalden. lk heb alle boeken die ik met Kerstmis gehad heb, uit en de bibliotheek is dicht. Ik kan nu alleen nog maar mijn vaders Reader's Digest lezen en mijn woordenschat testen.
woensdag 24 december 2025
Ernest Shackleton • 25 december 1915
• In August 1914 Ernest Shackleton (1874-1922) and a crew of twenty seven set sail for the Antarctic in an attempt to cross the continent on foot. Disaster struck when his ship, the Endurance, was trapped fast in the pack ice, just eighty five miles from their destination. The ship was crushed like matchwood by the pressure, leaving the crew stranded on an ice floe. With three life boats and provisions salvaged from the sinking ship, Shackleton led the men to safety. The ordeal lasted 20 months. Shackleton kept a diary during the months spent marooned on the ice.
In Zuid (vertaald door Inge Kok) doet hij verslag van zijn reis
Die avond gingen we om zeven uur naar bed en de volgende dag, de 25ste en de derde dag van onze mars, werd er om één uur 's nachts een ontbijt van sleerantsoenen uitgedeeld. Om twee uur waren we weer onderweg. We wensten elkaar gelukkig kerstfeest en onze gedachten waren bij de mensen thuis. We vroegen ons die dag ook af, toen we ons aan ons 'middagmaal' van oude, dunne plaatkoek en een mok slappe chocolademelk zetten, wat ze thuis aten.
Iedereen was heel opgewekt. We werden allemaal opgefleurd door het vooruitzicht dat er een eind zou komen aan de sleur van het leven op de schol. Iemand schreef in zijn dagboek: "Het is een hard, ruig en vrolijk bestaan, dat marcheren en kamperen; we wassen noch onszelf, noch de vaat, en we kleden ons niet uit of om. We krijgen in elk geval te eten, altijd doortrokken van spekrook, slapen bijna op de kale sneeuw en werken zo hard als het menselijk lichaam bij een minimum aan voedsel maar kan."
Met uitzondering van één pauze, 's morgens om zes uur, marcheerden we verder tot halftwaalf. Na een late maaltijd van robbenbiefstuk en thee kropen we in onze slaapzakken. Het oppervlak was nu nogal slecht. Door de hoge temperaturen overdag waren de bovenste sneeuwlagen heel zacht en de dunne korst die 's nachts ontstond, was niet dik genoeg om een mens te houden. Daardoor zakten we bij elke stap tot boven onze kuiten in de zachte, natte sneeuw. Soms stapte iemand in een gat in het ijs dat verborgen lag onder een laag sneeuw, en dan werd hij er door een ruk aan zijn tuig weer uit getrokken. De zon was erg heet en velen hadden gebarsten lippen.
Er werden op deze dag twee robben gedood. Wild en McIlroy, die ze gingen ophalen, beleefden een tamelijk spannende tijd op wat zeer los zacht ijs, terwijl drie orka's in een geul een paar meter verderop hun lelijke koppen boven water staken alsof ze zich op een feestmaal verheugden.
Zinaida Hippius • 24 december 1919
• Zinaida Nikolajevna Hippius (1869-1945) was een Russische dichteres en schrijfster. In De schittering van woorden (vertaald door Mieke en Mouring Lindenburg) zijn onder meer dagboekaantekeningen en brieven van haar opgenomen.
Het volk? De kerken staan stampvol biddende mensen. De mensen verkeren langzamerhand in een blinde wanhoop die hen blindelings de kerken indrijft. Het Russische volk is nooit orthodox gelovig geweest. Het is nooit bewust religieus geweest. Het hing een bepaald soort christendom aan, maar over het christelijk geloof zelf heeft het nooit nagedacht. Hierdoor valt het gemak te verklaren waarmee iedereen, als de kans zich voordoet om uit die ellendige situatie te raken (communist worden) direct iedere 'religiositeit' van zich afschudt. Zonder zich ook maar een ogenblik te bedenken zweren ze hun geloof af. (Zelfs G. stond er versteld van.) Het is de naïviteit van een kind of van een idioot. Vooral bij vrouwen zie je dat. Velen houden heimelijk wel aan allerlei uiterlijke tradities vast. Zo zijn ze er dol op om in de kerk te trouwen. Dan kijken ze niet op een cent meer of minder en bedenken allerlei slimmigheidjes. Tja, wie toch geen keuze heeft, er toch wanhopig aan toe is en nergens heen kan, gaat maar naar de kerk.
Aanvankelijk zijn de bolsjewieken grof tegen de kerk tekeer gegaan, maar nu lijkt het erop dat zij hun tactiek wijzigen. Waarschijnlijk stellen ze zich ermee tevreden de kerk voorlopig alleen maar te verachten, zodat Ze hem tegen de tijd dat de nood aan de man komt, kunnen gebruiken. Sommige lui met wat meer verstand zeggen dat die behoefte aan 'religiositeit' moet en zal worden bevredigd door hun 'kerk': het communisme. Dat is op het demonische af geslepen.229-2017>
Het volk? De kerken staan stampvol biddende mensen. De mensen verkeren langzamerhand in een blinde wanhoop die hen blindelings de kerken indrijft. Het Russische volk is nooit orthodox gelovig geweest. Het is nooit bewust religieus geweest. Het hing een bepaald soort christendom aan, maar over het christelijk geloof zelf heeft het nooit nagedacht. Hierdoor valt het gemak te verklaren waarmee iedereen, als de kans zich voordoet om uit die ellendige situatie te raken (communist worden) direct iedere 'religiositeit' van zich afschudt. Zonder zich ook maar een ogenblik te bedenken zweren ze hun geloof af. (Zelfs G. stond er versteld van.) Het is de naïviteit van een kind of van een idioot. Vooral bij vrouwen zie je dat. Velen houden heimelijk wel aan allerlei uiterlijke tradities vast. Zo zijn ze er dol op om in de kerk te trouwen. Dan kijken ze niet op een cent meer of minder en bedenken allerlei slimmigheidjes. Tja, wie toch geen keuze heeft, er toch wanhopig aan toe is en nergens heen kan, gaat maar naar de kerk.
Aanvankelijk zijn de bolsjewieken grof tegen de kerk tekeer gegaan, maar nu lijkt het erop dat zij hun tactiek wijzigen. Waarschijnlijk stellen ze zich ermee tevreden de kerk voorlopig alleen maar te verachten, zodat Ze hem tegen de tijd dat de nood aan de man komt, kunnen gebruiken. Sommige lui met wat meer verstand zeggen dat die behoefte aan 'religiositeit' moet en zal worden bevredigd door hun 'kerk': het communisme. Dat is op het demonische af geslepen.229-2017>
maandag 22 december 2025
Maria Callcott • 23 december 1822
• Lady Maria Callcott (1785-1842) was een Engelse kinder- en reisboekenschrijfster. Het bovenstaande fragment komt uit Journal of a residence in Chile, during the year 1822: and a voyage from Chile to Brazil in 1823
23d. — A few very slight shocks, felt as perceptibly on board as on shore. I went down to Quintero with my goods in the Lautaro's launch; we were four hours and a half on the voyage. My arrival was a matter of some importance at Quintero. I had laughingly told my friends there, that I was determined we should have a plum- pudding on Christmas-day, and that I would return with sufficient materials, and in good time to make it. Accordingly, the first things thought of were raisins and sugar, spices and sweetmeats; and I found that I had not been singular in remembering the promise, for I was greeted on my return with a gay little poem, by Mr. Jackson, on the subject; and to us, who never see a new book, or only by chance, when an American trader brings out the Philadelphia reprint of a new London or Edinburgh novel (the Pirate is the last we have seen), a new poem, even of a hundred or half a hundred lines, on any subject, is a literary treat, and is valued accordingly. At any rate, I am sure no birth-day ode, saving, perhaps, the celebrated probationary odes, ever gave the readers more pleasure than our pudding rhapsody; and as the walls of Thebes arose to the sounds of Amphion's lyre, so my plums were picked and my pudding compounded to the rhymes of Mr. Jackson's verse. I can be delighted with every thing, now I am relieved from my anxiety and I have a prospect of seeing home once more.
122-2013>
23d. — A few very slight shocks, felt as perceptibly on board as on shore. I went down to Quintero with my goods in the Lautaro's launch; we were four hours and a half on the voyage. My arrival was a matter of some importance at Quintero. I had laughingly told my friends there, that I was determined we should have a plum- pudding on Christmas-day, and that I would return with sufficient materials, and in good time to make it. Accordingly, the first things thought of were raisins and sugar, spices and sweetmeats; and I found that I had not been singular in remembering the promise, for I was greeted on my return with a gay little poem, by Mr. Jackson, on the subject; and to us, who never see a new book, or only by chance, when an American trader brings out the Philadelphia reprint of a new London or Edinburgh novel (the Pirate is the last we have seen), a new poem, even of a hundred or half a hundred lines, on any subject, is a literary treat, and is valued accordingly. At any rate, I am sure no birth-day ode, saving, perhaps, the celebrated probationary odes, ever gave the readers more pleasure than our pudding rhapsody; and as the walls of Thebes arose to the sounds of Amphion's lyre, so my plums were picked and my pudding compounded to the rhymes of Mr. Jackson's verse. I can be delighted with every thing, now I am relieved from my anxiety and I have a prospect of seeing home once more.
122-2013>
Abonneren op:
Reacties (Atom)





