• Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlogsjaren hield ze een dagboek bij, dat in het Nederlands is vertaald als Gebombardeerd dagboek. Vertaling Tinke Davids.
20 november 1942 -- Gisteren, toen het schemerde, werd er gebeld. Buiten twee gedaanten die
aarzelend binnenkomen, in het licht van de gang zie ik dat ze de jodenster dragen. Het zijn
familieleden van een koopman in Breslau, die een schilderij van Papa had dat ze nu willen
verkopen omdat ze geld nodig hebben. We geven ze eerst maar eens te eten. Langzaam ontdooien ze. Het is onbeschrijflijk wat die mensen moeten doormaken. Ze willen, vlak voordat ze opgehaald
worden, onderduiken, hun ster afdoen en als slachtoffers van bombardementen in het Rijnland
onderdak zoeken. Natuurlijk koopt Papa dat schilderij, ik geloof dat ze niet alleen de materiële
hulp nodig hebben, maar ook een zekere troost. Wij geven hun Engelse boeken te leen.
Mensonwaardig dat je alleen in het verborgene kunt helpen, dat je niet openlijk met hen mag
rondlopen, als je vrijheid je lief is. Ben blij dat al onze joodse vrienden al jaren geleden zijn
geëmigreerd en zich in veiligheid bevinden. Papa zou dat op den duur niet hebben verdragen.
22 november 1942 -- Op de redactie een sombere bespreking over Afrika. Pogingen van de
afdeling politiek om in hun commentaren iets te laten doorschemeren hebben meestal een
averechts effect. De lezer merkt er niets van, maar het Promi eens te meer. Jürgen schrijft uit
Perpignan: De bevolking had zijn soldaten vriendelijk ontvangen. Aan een jonge boer had hij
gevraagd of hij liever door de Engelsen bezet was, of door de Duitsers: `Pourvu qu'on nous donne
du pain, ça m'est bien égal. Zo wijs als de Grootinquisiteur bij Dostojevski toch is!
's Avonds gegeten bij een Zwitserse diplomaat. De laatste keer dat ik daar nog aan meedoe,
hoezeer het materiële genot ook lokt. Het gevaar voor spionnen bij ontvangsten ten huize van
buitenlanders is te groot, en voor louter conversatie ben ik niet meer bruikbaar.
Op de redactie is Dettmann terug uit Afrika. Zijn nieuws is uiterst pessimistisch. De landing van
de geallieerden is op vier plaatsen gelukt. Bovendien in Rusland een doorbraak aan de Don. Zou
het nu sneller gaan?
23 november 1942 -- Martin Raschke las me zijn jongste manuscript voor. `Dialogen in het
Oosten', intelligent, koel, tot in het kleinste detail bijgevijld -- maar waarom doet het me niets?
Tot in de nacht veldpostpakjes voor Kerstmis ingepakt. Aan Jürgen en Eberhard Urach doosjes
sigaretten gestuurd waar ik van binnen een foto van mezelf in heb geplakt. Misschien dat ze dat
leuk vinden omdat ze het niet verwachten. Eberhard zal het zwaar hebben, bij de Kaukasus, want
daar schijnt het gevaarlijk te worden.
In Das Reich een artikel, `Gespräche, Gerüchte, Urteile', dat over die avond bij ons gaat, zonder
ons met name te noemen.
De gouwleiders staan nu rechtstreeks onder bevel van Bormann en hebben de pathetische titel
`Reichsverteidigungs-Kommissare' gekregen.157-2014>
woensdag 19 november 2025
dinsdag 18 november 2025
Leonard Nolens • 19 november 1992
• Leonard Nolens (1947) is dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).
Missenburg, donderdag 19 november 1992
'Als je ouder wordt raak je gehecht aan simpele, heldere vormen en duidelijke expressies. Als je jong bent en vol energie, dan wil je ingewikkelde composities maken. Als je ouder wordt, zie je steeds meer dat veel complexiteit overbodig is, niet strikt noodzakelijk. Als de Franse dichter Arthur Rimbaud niet zo jong was gestorven, had hij misschien gedichten geschreven die nog maar een paar woorden bevatten.' (De Grieks-Franse componist en architect Xenakis in een interview.)
Amsterdam-Antwerpen, dinsdag 24 november 1992
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, maar van wat de woorden tegen elkaar zeggen en met elkaar doen. Neem nu een orkest. Je hebt zestig uitstekende musici die samen een partituur kunnen verknoeien, of zestig middelmatige muzikanten die een zeer geslaagd klankbeeld produceren. De dichter is geen zanger of instrumentalist, maar een dirigent die zijn orkestleden - zijn woorden - zorgvuldig en liefdevol kiest en van een afstand aan het werk zet.
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, zoals passie niet gemaakt is van twee mensen, maar van wat tussen die beiden gebeurt. Een saaie man en een lelijke vrouw: welk vuur kan tussen die twee niet op gaan laaien als de sterren gunstig staan. Zo gaat het ook met twee gewone, ogenschijnlijk saaie en lelijke, versleten woorden. Geef hun de juiste plaats, en ze verrichten wonderen.
In al zijn vanzelfsprekendheid blijft het toch een verbijsterend feit: dat alle mannen negen maanden lang in het lichaam van een vrouw hebben geleefd. Hoe anders zou de wereld eruitzien als ook het omgekeerde kon.
O, dat elkaar bewieroken! Om toch maar niet zelf in een kwade reuk te komen staan!237-2018>
Missenburg, donderdag 19 november 1992
'Als je ouder wordt raak je gehecht aan simpele, heldere vormen en duidelijke expressies. Als je jong bent en vol energie, dan wil je ingewikkelde composities maken. Als je ouder wordt, zie je steeds meer dat veel complexiteit overbodig is, niet strikt noodzakelijk. Als de Franse dichter Arthur Rimbaud niet zo jong was gestorven, had hij misschien gedichten geschreven die nog maar een paar woorden bevatten.' (De Grieks-Franse componist en architect Xenakis in een interview.)
Amsterdam-Antwerpen, dinsdag 24 november 1992
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, maar van wat de woorden tegen elkaar zeggen en met elkaar doen. Neem nu een orkest. Je hebt zestig uitstekende musici die samen een partituur kunnen verknoeien, of zestig middelmatige muzikanten die een zeer geslaagd klankbeeld produceren. De dichter is geen zanger of instrumentalist, maar een dirigent die zijn orkestleden - zijn woorden - zorgvuldig en liefdevol kiest en van een afstand aan het werk zet.
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, zoals passie niet gemaakt is van twee mensen, maar van wat tussen die beiden gebeurt. Een saaie man en een lelijke vrouw: welk vuur kan tussen die twee niet op gaan laaien als de sterren gunstig staan. Zo gaat het ook met twee gewone, ogenschijnlijk saaie en lelijke, versleten woorden. Geef hun de juiste plaats, en ze verrichten wonderen.
In al zijn vanzelfsprekendheid blijft het toch een verbijsterend feit: dat alle mannen negen maanden lang in het lichaam van een vrouw hebben geleefd. Hoe anders zou de wereld eruitzien als ook het omgekeerde kon.
O, dat elkaar bewieroken! Om toch maar niet zelf in een kwade reuk te komen staan!237-2018>
maandag 17 november 2025
Wim Kan • 18 november 1968
• Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.
Maandagmorgen 18 november
Met Ol naar ‘En ik dan’ van Annie Schmidt geweest met Mary en Joan Remmelts en nog drie mensen in De la Mar. Avond aan avond uitverkocht! Stelde me er niet zo geweldig veel van voor, maar het werd een grandioze verrassing. Een uiterst knap geschreven en geconstrueerd blijspel. Doet me denken aan de beste Franse blijspelen uit de tijd van Cor Ruys. Zo geschreven dat alles en iedereen aan zijn trekken komt. Spelers, publiek en auteur. Af en toe en het derde en laatste bedrijf ontroerde het me ook nog. Annie's grote kant is iets heel serieus en ernstig opbouwen en er dan telkens iets gewoon heel menselijks doorheen gooien (is hier ergens een pleetje), waardoor dreigende ernst ineens omslaat in gewoon theaterplezier. Honderd jaar, nee, twee duizend jaar theater trekt hier voorbij. Een oeroude wet wordt in toepassing gebracht en het succes is, ook in 1968, overrompelend. Daar ga je nou met al je verhalen over toneelvernieuwing en de jeugd wil wat anders.
Al met al een heerlijke, verrassende avond gehad. Wel natuurlijk weer steeds jaloers en steeds denkend: ik wou dat Annie eens iets voor mij schreef, zodat ik alleen maar hoefde te spelen en niet steeds ‘eigenlijk’ zou moeten schrijven.453-2019>
Maandagmorgen 18 november
Met Ol naar ‘En ik dan’ van Annie Schmidt geweest met Mary en Joan Remmelts en nog drie mensen in De la Mar. Avond aan avond uitverkocht! Stelde me er niet zo geweldig veel van voor, maar het werd een grandioze verrassing. Een uiterst knap geschreven en geconstrueerd blijspel. Doet me denken aan de beste Franse blijspelen uit de tijd van Cor Ruys. Zo geschreven dat alles en iedereen aan zijn trekken komt. Spelers, publiek en auteur. Af en toe en het derde en laatste bedrijf ontroerde het me ook nog. Annie's grote kant is iets heel serieus en ernstig opbouwen en er dan telkens iets gewoon heel menselijks doorheen gooien (is hier ergens een pleetje), waardoor dreigende ernst ineens omslaat in gewoon theaterplezier. Honderd jaar, nee, twee duizend jaar theater trekt hier voorbij. Een oeroude wet wordt in toepassing gebracht en het succes is, ook in 1968, overrompelend. Daar ga je nou met al je verhalen over toneelvernieuwing en de jeugd wil wat anders.
Al met al een heerlijke, verrassende avond gehad. Wel natuurlijk weer steeds jaloers en steeds denkend: ik wou dat Annie eens iets voor mij schreef, zodat ik alleen maar hoefde te spelen en niet steeds ‘eigenlijk’ zou moeten schrijven.453-2019>
zondag 16 november 2025
Hans Muis • 17 november 1944
• Hans Muis (1919-?) werd op 17 november 1944 tijdens een razzia opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. Tijdens zijn tewerkstelling daar hield hij een dagboek bij.
De eerste dag: 17 Nov.
Dit was de nootlottige datum.
’s Morgens om ± 7 uur werden we opgeschrikt in kamp Vollenhove, het kampterrein was aan alle zijden afgezet, zodat er weinig kans op ontsnapping bestond.
We hadden juist gegeten en wilden de laarzen aantrekken om naar het werk te gaan, toen iemand, die zich naar zijn werk aan de Smederij wou begeven, bij ons de kamer kwam binnen vliegen, op de voet gevolgd door een S.D.man met zijn automatische pistool in de aanslag.
Eén van mijn collega’s kreeg nog een klap met dit pistool tegen zijn schouder en het volgende moment liepen we reeds met opgeheven handen het kamp uit, de brug over, naar de school in Vollenhove. Iedere 10 à 20 m. stonden wachtposten opgesteld, terwijl ook de school, waar toen nog weinig slachtoffers waren, onder zware bewaking stond.
We hadden niet de gelegenheid gehad, om ook maar het minste mee te nemen, zodat ik op de klompen, zonder pet en overjas de emotievolle tocht begon.
De meeste jongens, die later van hun werk werden opgepikt stonden er trouwens precies zo voor, ook zij hadden alles moeten achterlaten.
In de school aangekomen, werden we zwaar gecontroleerd door speciale vaklui, die bijna dwars door je heen keken, terwijl ze met hun grote mond je direct onder hypnose probeerden te brengen, zodat onze eerste indrukken al niet erg opwekkend waren.
Onderwijl worden steeds meer mannen binnengebracht, eerst uit kamp Kadoelen, later gevolgd door Ramspol, Ens, enz. De stemming die toch al slecht was, daalde nog aanzienlijk, toen in de loop van de middag verschillende vrouwen en meisjes in de school kwamen, om naar familieleden of kennissen te zoeken. ’s Avonds kwamen er enkele heren van de Directie met het bericht, dat zoveel mogelijk de namen genoteerd moesten worden, waarna men proberen zou, althans een gedeelte dat moeilijk te missen was vrij te krijgen. De gehele avond waren we met z’n vieren hieraan bezig, het werd erg bemoeilijkt doordat er geen licht aanwezig was.
In deze tussentijd waren alle lokalen natuurlijk reeds vol, zodat we probeerden, om in de koude tochtige gang nog wat te slapen. Er heerste een onbeschrijflijke vervuiling, doordat de school natuurlijk niet berekend was op een dergelijke volksmenigte.
Van slapen kwam natuurlijk practisch niets, wij zaten langs beide kanten van de gang en moesten de knieën opgetrokken houden, om telkens mensen te laten passeren.
248-2012>
Dit was de nootlottige datum.
’s Morgens om ± 7 uur werden we opgeschrikt in kamp Vollenhove, het kampterrein was aan alle zijden afgezet, zodat er weinig kans op ontsnapping bestond.
We hadden juist gegeten en wilden de laarzen aantrekken om naar het werk te gaan, toen iemand, die zich naar zijn werk aan de Smederij wou begeven, bij ons de kamer kwam binnen vliegen, op de voet gevolgd door een S.D.man met zijn automatische pistool in de aanslag.
Eén van mijn collega’s kreeg nog een klap met dit pistool tegen zijn schouder en het volgende moment liepen we reeds met opgeheven handen het kamp uit, de brug over, naar de school in Vollenhove. Iedere 10 à 20 m. stonden wachtposten opgesteld, terwijl ook de school, waar toen nog weinig slachtoffers waren, onder zware bewaking stond.
We hadden niet de gelegenheid gehad, om ook maar het minste mee te nemen, zodat ik op de klompen, zonder pet en overjas de emotievolle tocht begon.
De meeste jongens, die later van hun werk werden opgepikt stonden er trouwens precies zo voor, ook zij hadden alles moeten achterlaten.
In de school aangekomen, werden we zwaar gecontroleerd door speciale vaklui, die bijna dwars door je heen keken, terwijl ze met hun grote mond je direct onder hypnose probeerden te brengen, zodat onze eerste indrukken al niet erg opwekkend waren.
Onderwijl worden steeds meer mannen binnengebracht, eerst uit kamp Kadoelen, later gevolgd door Ramspol, Ens, enz. De stemming die toch al slecht was, daalde nog aanzienlijk, toen in de loop van de middag verschillende vrouwen en meisjes in de school kwamen, om naar familieleden of kennissen te zoeken. ’s Avonds kwamen er enkele heren van de Directie met het bericht, dat zoveel mogelijk de namen genoteerd moesten worden, waarna men proberen zou, althans een gedeelte dat moeilijk te missen was vrij te krijgen. De gehele avond waren we met z’n vieren hieraan bezig, het werd erg bemoeilijkt doordat er geen licht aanwezig was.
In deze tussentijd waren alle lokalen natuurlijk reeds vol, zodat we probeerden, om in de koude tochtige gang nog wat te slapen. Er heerste een onbeschrijflijke vervuiling, doordat de school natuurlijk niet berekend was op een dergelijke volksmenigte.
Van slapen kwam natuurlijk practisch niets, wij zaten langs beide kanten van de gang en moesten de knieën opgetrokken houden, om telkens mensen te laten passeren.
248-2012>
J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard • 16 november 1914
• J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1900-1944) was politicus en later verzetsstrijder. In zijn jonge jaren hield hij een dagboek bij.
MAANDAG 16 NOVEMBER 1914
Er gebeurde niets bijzonders. Woensdag wordt mijn zitkamertje in orde gemaakt. Ik ben zoo blij. Ik heb ook een huissleutel sinds enige tijd. Er waren veel Duitschers in de stad.
Ik moest een boek koopen Tables/ Sables de Yénélon, maar kon ze nergens vinden. Morgen ga ik eens bij Tavernier kijken. Alles gaat zijn gang en ik verveel mij dood. Ik haakte niet.
153-2012>
Er gebeurde niets bijzonders. Woensdag wordt mijn zitkamertje in orde gemaakt. Ik ben zoo blij. Ik heb ook een huissleutel sinds enige tijd. Er waren veel Duitschers in de stad.
Ik moest een boek koopen Tables/ Sables de Yénélon, maar kon ze nergens vinden. Morgen ga ik eens bij Tavernier kijken. Alles gaat zijn gang en ik verveel mij dood. Ik haakte niet.
153-2012>
Marcel Proust • 15 november 1895
• Uit een brief van Marcel Proust (1871-1922) aan componist en dirigent Reynaldo Hahn, die enige jaren zijn minnaar was. Uit: Brieven 1885-1905 (vertaald door Joyce & Co).
Vrijdag 15 november 1895
Gisteren bij de Daudets gegeten met mijn kleine genstilis [Reynaldo Hahn], M. de Goncourt, Coppée, M.Philipe, M.Vacquès. Met droefheid geconstateerd: 1ste het afgrijselijke materialisme dat zo vreemd is bij 'weldenkende' lieden. Men verklaart het karakter, het genie, uit de fysieke gewoontes of de afkomst. Verschillen tussen Musset, Baudelaire en Verlaine verklaard door de kwaliteit van de soort alcohol die zij dronken, het karakter van deze of gene door zijn ras (antisemitisme). Het meest verbazingwekkend nog bij Daudet, een zuivere, briljante kop zelfs ondanks de duisterheden en de schommelingen van zijn zenuwen, een kleine ster op zee. […] 2de Niemand van hen [...] begrijpt iets van gedichten. Een vergelijking van Daudet tussen Musset en Baudelaire gaat ongeveer net zo op als wanneer je tegen iemand zou zeggen die Madame Straus noch mijn conciërge kent: 'Madame Straus heeft donker haar, donkere ogen, een beetje dikke neus, rode lippen, een behoorlijk mooi figuur' – en over mijn conciërge hetzelfde, en die iemand zou dan zeggen: 'Maar ze lijken op elkaar!' Inderdaad kan een zekere uitgebluste redekunst Musset, vanuit het gezichtspunt van zijn compositie, op één lijn met Baudelaire plaatsen, ofschoon zij ongeveer even veel met elkaar gemeen hebben als Bossuet met Murger. Iemand die nog nooit de zee gezien heeft en aan wie je je indrukken zou vertellen, zou kunnen denken dat zij hetzelfde is als een achtbaan. 410-2019>
Vrijdag 15 november 1895
Gisteren bij de Daudets gegeten met mijn kleine genstilis [Reynaldo Hahn], M. de Goncourt, Coppée, M.Philipe, M.Vacquès. Met droefheid geconstateerd: 1ste het afgrijselijke materialisme dat zo vreemd is bij 'weldenkende' lieden. Men verklaart het karakter, het genie, uit de fysieke gewoontes of de afkomst. Verschillen tussen Musset, Baudelaire en Verlaine verklaard door de kwaliteit van de soort alcohol die zij dronken, het karakter van deze of gene door zijn ras (antisemitisme). Het meest verbazingwekkend nog bij Daudet, een zuivere, briljante kop zelfs ondanks de duisterheden en de schommelingen van zijn zenuwen, een kleine ster op zee. […] 2de Niemand van hen [...] begrijpt iets van gedichten. Een vergelijking van Daudet tussen Musset en Baudelaire gaat ongeveer net zo op als wanneer je tegen iemand zou zeggen die Madame Straus noch mijn conciërge kent: 'Madame Straus heeft donker haar, donkere ogen, een beetje dikke neus, rode lippen, een behoorlijk mooi figuur' – en over mijn conciërge hetzelfde, en die iemand zou dan zeggen: 'Maar ze lijken op elkaar!' Inderdaad kan een zekere uitgebluste redekunst Musset, vanuit het gezichtspunt van zijn compositie, op één lijn met Baudelaire plaatsen, ofschoon zij ongeveer even veel met elkaar gemeen hebben als Bossuet met Murger. Iemand die nog nooit de zee gezien heeft en aan wie je je indrukken zou vertellen, zou kunnen denken dat zij hetzelfde is als een achtbaan. 410-2019>
donderdag 13 november 2025
Omer Karel De Laey • 14 november 1903
• Omer Karel De Laey (1876-1909) was een Vlaamse literator. In 1903 hield hij een dagboek bij tijdens een reis door Italië.
Firenze, 14 November.
't Is Zaterdag avond en, op de bergen, over den Arno, binglen de klokken, met hun zingende stemmen, om ter luidst, lijk de straatjongens, die gazetten roepen, door de Via Calzaioli. Langs de rivier, staan al de vensters rood in licht, omhooge, tot op de zolders en, omleege, tot diep in den groengrauwen waterspiegel. Door de portiek, op het einde der Uffiziegalerie, kijkt de toren van het palazzo Vecchio uit, rilde lijk de mast van een schuite. Met een beetje inbeelding erbij en het Firenze van Dante's tijd rijst op, tusschen deze dikgebulte marmerblokken. Ik kom terug, voor de tweede maal, uit het Uffizi-museum en alhoewel links of rechts aangetrokken, door honderden ander merkweerdigheden, keer ik immer naar dezelfde zaal, bij Boticelli's en Fra Lippi's O.L. Vrouwen. Deze twee meesters namen van de oudheid juist zooveel, als ik er van zou wenschen. Alhoewel met den vorm der ideaalste schoonheid versmolten hebben zij hun innige pietas bewaard en, Boticelli's Venus blijft een christene Maagd. Sanzio bezit de eerste hoedanighied reeds in minder mate en Tiziano is dweersch door een heiden. Fra Angelico's coloriet heeft iets buitengewoons, maar zijn stijve, strenge, niet voorname figuren bevallen mij min. Gisteren heb ik de Accademia delle belle arti bezocht en daar, in donker en koude gebouwen, al de voorloopers van Fra Lippi overzien. Deze groote Oostersche figuren staan mij niet aan: zij verwekken eerder een gevoel van benauwdheid dan van poesia. In de heerlijke galerie Pitti bewonderde ik boven alles de Judith van Cristofano Allori, zoowel om teekening als om kleur, want nooit zag men een oranje-geel kleed dat met meer zachtheid over groen, wit, blauw en bruin een harmonische wemeling goot. Nergens beter dan in Firenze, straalt het verschil door, tusschen kunst en virtuositeit. Er zijn vroegere en hedendaagsche Italiaansche beeldhouwers, die, in ten uiterst gedreven beweging, de ouden overtreffen. Maar zij hebben slechts dit bovenmenschelijk geweld, dat één der bestanddeelen van het schoone uitmaakt, ontwikkeld en de ander hierdoor verwaarloosd en zij vallen alzoo, buiten het eeuwig noodzakelijk evenwicht. Nochtans, van de zoogezegde rustige schoonheid der Mediceische Venus of van den waterachtigen Apollo uit de Tribuna, begrijp ik niets. De grieksche Slijper, in deze zaal, bevredigt mij veel meer, omdat hij, nedergehukt met zijn realistischen kop omhooge, zijn gruwelijk mes, zoodanig over den steen wrijft, dat een snijdende zindering u door het lijf loopt.259-2018>
Firenze, 14 November.
't Is Zaterdag avond en, op de bergen, over den Arno, binglen de klokken, met hun zingende stemmen, om ter luidst, lijk de straatjongens, die gazetten roepen, door de Via Calzaioli. Langs de rivier, staan al de vensters rood in licht, omhooge, tot op de zolders en, omleege, tot diep in den groengrauwen waterspiegel. Door de portiek, op het einde der Uffiziegalerie, kijkt de toren van het palazzo Vecchio uit, rilde lijk de mast van een schuite. Met een beetje inbeelding erbij en het Firenze van Dante's tijd rijst op, tusschen deze dikgebulte marmerblokken. Ik kom terug, voor de tweede maal, uit het Uffizi-museum en alhoewel links of rechts aangetrokken, door honderden ander merkweerdigheden, keer ik immer naar dezelfde zaal, bij Boticelli's en Fra Lippi's O.L. Vrouwen. Deze twee meesters namen van de oudheid juist zooveel, als ik er van zou wenschen. Alhoewel met den vorm der ideaalste schoonheid versmolten hebben zij hun innige pietas bewaard en, Boticelli's Venus blijft een christene Maagd. Sanzio bezit de eerste hoedanighied reeds in minder mate en Tiziano is dweersch door een heiden. Fra Angelico's coloriet heeft iets buitengewoons, maar zijn stijve, strenge, niet voorname figuren bevallen mij min. Gisteren heb ik de Accademia delle belle arti bezocht en daar, in donker en koude gebouwen, al de voorloopers van Fra Lippi overzien. Deze groote Oostersche figuren staan mij niet aan: zij verwekken eerder een gevoel van benauwdheid dan van poesia. In de heerlijke galerie Pitti bewonderde ik boven alles de Judith van Cristofano Allori, zoowel om teekening als om kleur, want nooit zag men een oranje-geel kleed dat met meer zachtheid over groen, wit, blauw en bruin een harmonische wemeling goot. Nergens beter dan in Firenze, straalt het verschil door, tusschen kunst en virtuositeit. Er zijn vroegere en hedendaagsche Italiaansche beeldhouwers, die, in ten uiterst gedreven beweging, de ouden overtreffen. Maar zij hebben slechts dit bovenmenschelijk geweld, dat één der bestanddeelen van het schoone uitmaakt, ontwikkeld en de ander hierdoor verwaarloosd en zij vallen alzoo, buiten het eeuwig noodzakelijk evenwicht. Nochtans, van de zoogezegde rustige schoonheid der Mediceische Venus of van den waterachtigen Apollo uit de Tribuna, begrijp ik niets. De grieksche Slijper, in deze zaal, bevredigt mij veel meer, omdat hij, nedergehukt met zijn realistischen kop omhooge, zijn gruwelijk mes, zoodanig over den steen wrijft, dat een snijdende zindering u door het lijf loopt.259-2018>
Abonneren op:
Reacties (Atom)







