donderdag 18 april 2024

Marc Heemels • 19 april 2005

• Marc Heemels, priester van het Bisdom Roermond en regelmatig voorganger in de Kerk van de Friezen, hield op verzoek van NRC een week lang een dagboek bij.

Dinsdag, 19 april

“A me sembra bianca!” roept de verslaggever op tv, tegen twaalf uur. Maar de klokken blijven zwijgen…Wat wit lijkt is toch weer zwart. De kardinalen zijn er nog niet uit en trekken zich terug voor de pranzo, het middagmaal. Vanavond ga ik zeker weer kijken.

Ik heb net de Mis gevierd als collega Lambert Hendriks de trap af komt stormen: “witte rook!” Ik haal mijn jas en we springen op de fiets. Bij onze buren, het Pools College, komt een hele stoet priesters naar buiten, mobiele telefoons in de hand. Ook zij zijn op weg naar het Sint Pietersplein. We gooien de fiets neer bij de Friezenkerk en weten door te dringen tot halverwege het plein. Marc Hooyschuur belt dat hij in een taxi onderweg is. Hij had nog les, en hoewel mensen in de klas meldden dat er een nieuwe paus zat aan te komen ging de eerwaarde heer professor gewoon nog ijskoud 10 minuten door met lesgeven. Ik zie mijn vroegere Hebreeuws docent staan. Hij had niet veel op met de vorige paus, die hij theologisch veel te conservatief vond. Ook al die Polen hier in Rome mochten van hem op de trein terug naar huis worden gezet. Zal hij blij zijn met de nieuwe paus? Om kwart voor zeven is het dan zover; “Habemus Papam!” Een enorm gejuich stijgt op. Hier wordt in een klap duidelijk; het maakt niet uit wie de nieuwe paus wordt. Elke paus is goed want door God gegeven. Dat is het geloof van de meeste mensen hier aanwezig. Als de naam Joseph Ratzinger wordt genoemd opnieuw enorm gejuich: “evviva il Papa!” Papa Benedetto. Dankbaar ontvangen we zijn eerste zegen. Mensen roepen en zingen: “Benedetto, Benedetto!” Wat zijn Italianen toch een ongelooflijk volk! Zonder veel moeite sluiten ze deze nieuwe paus in hun hart, geen Italiaan, maar een Duitser. We worstelen ons terug richting Friezenkerk. Ik kom een studiegenote tegen. “I am not happy” fluistert ze me toe. Bij de Friezenkerk ontmoeten we de sympathieke pater Tiemen Brouwer. Hij lacht. We geven een paar interviews voor de radio: “de kardinalen hebben gekozen voor continuïteit" zeg ik. De kardinalen hebben Ratzinger gekozen, niet omdat hij een akelige hardliner of grootinquisiteur zou zijn, maar vanwege zijn diepe geloof en grote intelligentie. Bovendien is hij heel plezierig in de omgang. Het komt wel goed met deze paus Benedictus. Dat geloof ik, en hoor ik overal om me heen. De jonge Nederlandse zuster Anima komt voorbij. Ze straalt en steekt haar duim omhoog. We gaan een pizza eten. Als eerbetoon aan de nieuwe paus neem ik een pizza con Speck en een pot bier. Paus Benedictus is tenslotte een Beier.

woensdag 17 april 2024

Lawrence Van Alstyne • 18 april 1864

Oorlogsdagboek 1862-1864 uit de Amerikaanse burgeroorlog door Lawrence Van Alstyne, gepubliceerd in 1910.

April 18, 1864.
Monday. For pastime to-day. Lieutenant Dillon and I borrowed a skiff from one of the boats and explored the country along the river above here. We went ashore and looked for something to vary our diet of hard-tack and coffee. After dinner we moved our tents back into the woods, where we will have shade all the day long. Our duties are so laborious it is necessary to have a cool spot to work in. For exercise we run, jump, box, or do anything we can think of to keep up circulation. We have made the acquaintance of a stray mule and take turns letting him tumble us off over his head in the sand. He is gentle as can be, and lets us do anything with him except riding him beyond a certain distance. When he has gone far enough he gives a quick jump, stands on his head, and the thing is done.

dinsdag 16 april 2024

Anne Frank • 17 april 1944

Anne Frank (1929-1945) was een Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam.

Maandag, 17 April 1944

Lieve Kitty,
Geloof jij, dat vader en moeder het zouden goedkeuren, dat ik op een divan een jongen zit te zoenen, een jongen van 17½ en een meisje van haast 15? Ik geloof eigenlijk van niet, maar ik moet me in deze maar op mezelf verlaten. Het is zo rustig en veilig in zijn armen te liggen en te dromen, het is zo opwindend zijn wang tegen de mijne te voelen, het is zo heerlijk te weten, dat er iemand op me wacht. Maar, er is inderdaad een maar, want zal Peter het hierbij willen laten? Ik ben zijn belofte heus nog niet vergeten, maar ... hij is een jongen!

Ik weet zelf wel, dat ik er erg vroeg bij ben; nog geen 15 en al zo zelfstandig, dat is voor andere mensen wel een beetje onbegrijpelijk. Ik weet haast zeker dat Margot nooit een jongen een kus zou geven, zonder dat er ook sprake is van verloven of trouwen, maar zulke plannen hebben Peter noch ik. Ook moeder heeft vóór vader zeker geen man aangeraakt. Wat zouden mijn vriendinnen er van zeggen, als ze wisten dat ik in Peters armen lag met mijn hart op zijn borst, met mijn hoofd op zijn schouder, met zijn hoofd tegen het mijne!

O Anne, wat schandelijk; maar heus, ik vind het niet schandelijk, wij zitten hier afgesloten, afgesloten van de wereld, in angst en zorg de laatste tijd in het bijzonder, waarom zouden wij, die van elkaar houden, dan los van elkander blijven? Waarom zouden wij wachten, totdat wij de gepaste leeftijd hebben? Waarom zouden wij veel vragen?

Ik heb op me genomen om op mezelf te passen, hij zou me nooit verdriet of pijn willen doen, waarom zou ik dan niet doen wat mijn hart me ingeeft en ons beiden gelukkig maken? Toch geloof ik wel, Kitty, dat je een beetje van mijn twijfel merkt, ik denk dat het mijn eerlijkheid is, die tegen stiekemheid in opstand komt. Vind jij, dat het mijn plicht is vader te vertellen wat ik doe? Vind jij, dat ons geheim een derde ter ore moet komen? Veel van het fijne zou er afgaan, maar zou mijn binnenste daardoor rustig worden? Ik zal er met ‘hem’ over spreken.

O ja, ik wil met hem nog over zoveel spreken, want alleen elkaar te liefkozen, daar zie ik geen nut in. Om onze gedachten aan elkaar te vertellen, daar hoort veel vertrouwen toe, we zullen beiden zeker sterker worden in het besef van dit vertrouwen!

Je Anne.



maandag 15 april 2024

Cees Veerman • 16 april 2003

Cees Veerman (1949) was van 2002-2007 minister van Landbouw. Van 9-16 april 2003 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Woensdag 16 april
De kraaien die nesten bouwen in de holen van onze boerderij, maken steeds vroeger een eind aan de nachtrust. In Den Haag overleg met de CDA-landbouwfractie. Annie Schreijer brengt de keukentafelgevoelens geëmotioneerd onder woorden. Juist nu voor Pasen ligt voor veel mensen de vraag 'hoe verder' levensgroot op tafel. Weer overleg met de Kamer over vogelpest. De grote woorden van afgelopen week zijn verstomd. De gevolgen van het virus bij varkens, de gezondheidsrisico's voor de mens en vaccineren worden besproken. Ik leg weer uit vóór vaccineren te zijn. Maar bij de bestrijding nu helpt het niet, hoe jammer ook. De gevolgen voor hobbydieren worden een mevrouw op de publieke tribune te veel. Haar kwalificaties aan het adres van de minister kan ik hier niet herhalen.

Op het departement een gesprek met Lenie 't Hart van de zeehondencrèche in Pieterburen. Hoe noodzakelijk is opvang, is de kern van de discussie. Ik ben onder de indruk van haar gedrevenheid en beloof haar argumenten nog eens te wegen. Thuis, na een warme zomeravond, sluiten Marian en ik de dag af met haar antwoord op mijn vaste vraag: wat vind je dat ik verkeerd heb gedaan. Of het komt door de slaap of dat het vandaag meevalt: haar commentaar is kort.



zondag 14 april 2024

Friedrich Nietzsche • 15 april 1876

• Twee brieven van Friedrich Nietzsche (1844-1900) aan Mathilde Trampedach, met wie hij wilde trouwen. Uit: Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).

[Toelichting van de vertaler] En dan als een donderslag bij heldere hemel een huwelijksaanzoek, aan Mathilde Trampedach, dochter van vermogende ouders. Nietzsche loopt overigens al jaren rond met het voornemen een vrouw te zoeken, die vooral aan één eis moet voldoen: ze moet geld hebben. Nietzsche wordt bij dit zoeken actief bijgestaan door [zijn vriendin Malwida] Von Meysenbug. 

[Aan Mathilde Trampedach, Genève]

Bazel, 11 april 1876
Mejuffrouw, u schrijft hedenavond iets voor mij, ik wil ook iets voor u schrijven. – Verzamel alle moed in uw hart om niet te schrikken van de vraag die ik hierbij aan u stel: wilt u mijn vrouw worden? Ik houd van u en mij komt het voor alsof u me al toebehoorde. Geen woord over het plotselinge van mijn genegenheid! Er is in elk geval geen sprake van schuld, en niemand hoeft zich dan ook te verontschuldigen. Maar wat ik wilde weten is of u hetzelfde denkt als ik – namelijk dat we geen moment vreemden voor elkaar zijn geweest! Denkt u ook niet dat ieder van ons door een verbintenis vrijer en beter zou worden dan ieder op zich zou kunnen, dus excelsior?* Wilt u het erop wagen samen met mij door het leven te gaan, met iemand die innig naar bevrijding en verbetering streeft? Op alle paden van het leven en van het denken?
Welnu, weest u vrijmoedig en laat u zich door niets weerhouden. Van deze brief en mijn aanzoek weet behalve vriend Senger verder niemand iets. Ik reis morgen om 11 uur met de sneltrein terug naar Bazel, ik móet terug; mijn adres in Bazel voeg ik hierbij. Kunt u mijn vraag met Ja! beantwoorden, dan zal ik meteen aan uw moeder schrijven; ik zal in dat geval aan u het adres vragen. Kunt u het van uzelf verkrijgen een spoedig besluit te nemen, Ja! dan wel Nee – dan kunt u me morgen tot 10 uur bereiken in Hôtel garni de la Poste.
Alle goeds en zegen voor altijd wenst u,
Friedrich Nietzsche

* Toespeling op een gedicht van Longfellow, getiteld ‘Excelsior’, dat Nietzsche en Mathilde kennelijk samen hadden gelezen.

[Aan Mathilde Trampedach, Genève]

Bazel 15 april
Hooggeachte juffrouw, u bent grootmoedig genoeg mij te willen vergeven, ik voel dit aan de milde toon van uw brief. Ik heb in gedachten zoveel geleden onder mijn gruwelijke en stuitende handelwijze, dat ik u voor deze mildheid niet dankbaar genoeg kan zijn. Ik wil niets uitleggen en weet niet hoe me te rechtvaardigen. Ik wil alleen maar de wens uitspreken dat u, mocht u mijn naam ergens lezen of mijzelf weer zien, niet alleen aan de schrik zult denken die ik u heb bezorgd; ik verzoek u in alle omstandigheden te geloven dat ik graag goed zou maken wat ik aan slechts heb gedaan.
Met achting de uwe, F. Nietzsche

Arthur Rimbaud • 14 april 1885

• De Franse dichter Arthur Rimbaud (1854-1891) was al geen dichter meer, maar handelaar in Abessinië, toen hij deze brief schreef aan zijn familie in Frankrijk. Uit: Afrikaanse brieven (vertaald door Per Justesen).

Aden, 14 april 1885
Mes chers amis
Ik heb nu jullie brief van 17 maart en ik zie dat jullie zaken voortreffelijk lopen.
Als jullie al over de kou klagen, ik klaag over de hitte die hier nu weer net is aangebroken. Het is al benauwd, en het blijft nog zo tot eind september. Ik lijd aan maagkoorts, ik houd niets binnen, mijn maag is hier heel zwak geworden en ik heb er de hele zomer last van; ik weet niet hoe ik deze zomer nu moet doorkomen, ik ben erg bang dat ik genoopt zal zijn hier weg te gaan, mijn gezondheid heeft zeer geleden, één jaar hier staat gelijk aan vijf elders. Daarentegen is het weer in Afrika (in Harar, en in Abessinië) heel prettig, en ik zou veel liever daar zijn dan in Europa. Maar sinds de Engelsen op de kust zijn, is de handel van die kant helemaal ingestort.
Ik heb nog steeds dezelfde bezoldiging, ik geef er geen stuiver van uit. De 3600 fr. die ik toucheer, zijn aan het eind van het jaar nog onaangebroken, of bijna, want van 4 jaar en 4 maanden heb ik nog 14.500 fr. in handen. Het fotografische toestel heb ik verkocht, met veel spijt, maar zonder verlies. Toen ik jullie zei dat mijn baan 6000 fr. waard is, betrok ik daarbij de kosten van voeding en huisvesting die voor mij worden betaald. Want alles is hier erg duur. Ik drink absoluut alleen maar water, en geef daar vijftien franc per maand aan uit! Ik rook nooit, ik kleed me in dun katoen, mijn persoonlijke verzorging kost minder dan 50 fr. per jaar. Je leidt hier een verschrikkelijk beroerd leven voor heel veel geld. Door het jaar heen slaap ik elke nacht in de openlucht, en toch betaal ik 40 franc per maand voor logies! En zo verder. Enfin, je leidt hier het weerzinwekkendste leven op aarde, en ik blijf hier niet nog een jaar. Jullie zouden voor niets ter wereld het leven van mij hier willen leiden. Je komt aan met het idee iets te verdienen, maar je hebt hier vijf franc nodig tegen één elders.
Je krijgt hier totaal geen kranten, er zijn nergens bibliotheken, de aanwezigheid van Europeanen beperkt zich tot enkele debiele handelsklerken, die hun bezoldiging erdoorheen jassen aan het biljart, het oord vervloeken en vervolgens de plaat poetsen.[...]
Zakendoen is erg moeilijk geworden hier, en ik leef zo zuinig mogelijk om te proberen iets over te houden. Elke dag ben ik van 7 h. tot 5 h. bezig en ik heb nooit een vrije dag. Hoe lang duurt dat leven nog?
[...]
Jullie toegenegen
Rimbaud

Henrik Ibsen • 13 april 1895

• Uit een brief van de grote Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906) aan zijn vrouw Suzannah. Uit: De zomer beschrijf je het best op een winterdag (uit de Privé Domein-reeks van De Arbeiderspers, vertaald door Suze van der Poll en Rob van der Zalm). Toelichting onderaan.

Paaszaterdagavond, 13 april 1895
Lieve Suzannah,
[...] Eergisteren kwamen [Ibsens zoon] Sigurd en [diens echtgenote, dochter van die andere grote toneelschrijver, Bjørnstjerne Bjørnson] Bergliot bij mij eten, het was heel gezellig. Sigurd heeft zijn zinnen gezet op een professoraat in de sociologie, maar hij zag wel in dat het zonder hulp van de conservatieven niet zou lukken, en daarom heeft hij mij gevraagd een goed woordje voor hem te doen bij professor Hagerup en anderen. Dat doe ik met het grootste genoegen. Maar aangezien de positie van het ministerie momenteel nogal onzeker is, acht ik het niet waarschijnlijk dat zoiets in de nabije toekomst gerealiseerd kan worden. Sigurd zal je trouwens zelf wel uitvoerig over de zaak schrijven.
Met Kristofer Janson gaat het helemaal niet goed. Hij is voor zijn levensonderhoud totaal afhankelijk van zijn lezingen, maar hij houdt nu al een paar maanden het bed met influenza en hij heeft geen cent kunnen verdienen. Daarom gaan er wat lijsten voor hem rond, maar of dat nu echt wat oplevert? Ik begrijp niet hoe hij denkt zijn gezin te onderhouden, hij heeft zijn financiën heel slecht geregeld, vind ik. Wat onze eigen financiën betreft: ik kan je vertellen dat ik nu 24.000 kronen heb vastgezet, en ik hoop er nog eens 6000 bij te kunnen doen, zodat er dus in totaal 30.000 bij komt. Dan hebben we 166.000 kronen op de bank staan. Niet gek gedaan, al zeg ik het zelf. [...]
Schrijf gauw aan je toegenegen,
H. I. 

[toelichting van de vertalers]
• Sigurd, die nog steeds op zoek was naar een betrekking, had een aantal sociologische artikelen gepubliceerd en kreeg uiteindelijk toestemming om in de herfst van 1896 een serie lezingen te houden. Zijn pogingen om hoogleraar te worden werden niet alleen bemoeilijkt door het feit dat hij liberaal was in een periode waarin de conservatieven de dienst uitmaakten, maar ook door de onzekere status van het Noorse ministerie van Kerkzaken en Onderwijs. De feitelijke macht lag op dat moment in Zweden.
• George Francis Hagerup (1853-1921) was hoogleraar aan de juridische faculteit, bestuurslid van de conservatieve partij (Høyre) en op het moment dat Ibsen deze brief schreef minister van Justitie. Hij zou later dat jaar premier worden.
• De Noors-Amerikaanse schrijver Kristofer Janson (1841-1917) was in 1893 naar Noorwegen teruggekeerd om lezingen te houden, waarin hij het unitarisme verkondigde. Hij werd enige tijd samen met Bjørnson, Kielland, Lie en Ibsen tot de groten van de Noorse literatuur gerekend. Ibsen kende hem onder meer uit zijn tijd in Rome.