woensdag 12 november 2025

Walter Kempowski u.a. • 13 november 1989

Na de dood van schrijver Walter Kempowski werd een manuscript voor het boek Whispering. Ein kollektives Tagebuch von 1989* gevonden, waarin dagboekfragmenten van verschillende min of meer bekende Duitsers een beeld moesten gaan schetsen van de bewogen dagen na de val van de Berlijnse muur (9 november 1989). Hieronder een aantal dagboekfragmenten van 13 november.

Over de auteurs.

Christoph Hein, Ostberlin
Die DDR-Zeitungen, neuerdings ab 7 Uhr morgens überall ausverkauft, drängen auf Interviews, mehrere Verlage verlangen jetzt Manuskripte. In den vergangenen Jahren ließen sie mich in Ruhe arbeiten. Eine kostbare Ruhe ist dahin. Am ersten Wochenende mit geöffneter Grenze waren eine Million DDR-Bürger im Westen. Ein Verkehrschaos überall, die Autos stauten sich den ganzen Tag über auf einer Länge von 30 bis 60 km, nur die Fußgänger kamen voran.

Gertrud Fussenegger
Berliner Mauer
Mit Tränen
überschwemmt
die Mauer,
an der so lange
geschossen wurde und gestorben.
Gestorben nämlich von beiden,
Opfern und Schützen,
von diesen
einen langen Tod.
Dieter Wellershoff, Köln
Wer weiß, zu welchen wahnsinnigen Reaktionen ein angeschlagener Machtstaat fähig ist. Noch bleibt bei aller Zuversicht ein mulmiges Gefühl im Hintergrund.

Paul Kersten, Hamburg
Auf der Rückfahrt von der Ostsee über die Autobahn wieder die vielen Trabis und Wartburgs mit den neugierigen Besuchern aus der DDR (seit zwei Tagen sind die Grenzen offen). Ich muß erst mal ein Gefühl von Scham und Verlegenheit überwinden, bis ich den Menschen in den Autos zuwinke. Die müssen sich doch vorkommen wie die Affen im Käfig, die man begafft. Die meisten grüßen zurück. Tränenkloß im Hals.

Peter Rühmkorf, Hamburg
Großes Besucherwochenende, nicht ohne Rührung zu betrachten gewesen, aber die Springer-Blätter berauben einen augenblicklich jedes vaterländischen Mitgefühls. In der Welt Walter Görlitz, daß "der 9. November bisher für Deutsche kein Freudentag war". Dabei primo, daß am 9.11.1918 Willem Zwo abdanken und zum Holzhacken abschieben mußte.

Armin Mueller-Stahl, Baltimore
Irgendein Dichter der DDR, kann man in der New York Times lesen, verkündet, daß er ein Privilegierter im Arbeiter- und Bauernstaat gewesen sei. Diese Mitteilung scheint den Amerikanern wichtig genug, um sie über den Atlantik zu hieven. Ein Privilegierter? Nanu, nanu, nanu! Und nun haben sie dem Dichter die Mauer vor der Nase weggerissen. Berufsschädigend. So schöne Privilegien im Eimer, so schön leicht verdiente Westknete. Es war doch eine Frage der Knete. Die Jubeldichter kriegten Ost-, die Dissidichter Westknete.

Wulf Kirsten, Weimar
das rad der geschichte dreht sich mit einem schwung, der atemberaubend ist. es wirbelt die menschen auf, die sich an stickluft und kirchhofsruhe gewöhnt hatten. es hilft nun gar nichts mehr, immer nur dagegen gewesen zu sein und sich immer fein brav herausgehalten zu haben. eine unsanfte umschichtung nach einem dammbruch oder erdbeben. jeder muß sich bequemen, bewegen, neue positionen beziehen. viele wenden sich einfach um 180° - wie es halt bei einer "wende" geboten scheint. sich wenden und winden heißt das gebot der stunde. in ungarn gibt es 52 parteien, mir sind hier schon 15 bürgerbewegungen zuviel, die sich auf die rangeleien eines wahlkampfes einrichten.

Jürgen Lodemann
An den Monitor-Moderator
Nun bin ich aber neugierig, wie Sie reagieren werden auf die Äußerung des Dr. Kohl, die Sie wohl ebenfalls zunächst nur sprachlos machte, nämlich seine Feststellung, wieviel "Leid wir uns gegenseitig angetan haben". Dafür, daß unser Historiker und Kanzler durchschaut, wie sehr und wie oft uns die Polen gequält, geteilt, vergast etc. haben, dafür verdient der Mann nun wirklich jeden Ehrendoktor (schauen Sie sich's noch mal an, er sagte tatsächlich"gegenseitig"!)

Felix Mitterer, München
Ich glaube, daß sich die Situation in diesen Institutionen in den letzten zehn Jahren etwas gebessert hat. Weil es ja nicht nur die Literatur gibt, die ja recht wenig bewirkt, vielleicht ein Nachdenken am Abend noch, sondern auch andere Leute, die draußen im Leben kämpfen für den Fortschritt, also dafür, daß diese verkrusteten Dinge aufgebrochen werden, überall, ob das jetzt Gefängnis betrifft, Psychiatrie, auch Pflegeheime usw. Da haben in den letzten zehn, fünfzehn Jahren Leute dran gearbeitet, die Zustände zu verbessern, und vor allem haben Betroffene auch daran gearbeitet.

Walter Kempowski, Nartum
Bild: Guten Morgen, Deutschland / Es war ein schönes Wochenende

Neues Deutschland: Politbüro des ZK der SED schlägt außerordentlichen Parteitag vor / Weiteres Telefongespräch Egon Krenz - Helmut Kohl

TV: Eine Apothekenhelferin aus Potsdam hat nur einen einzigen Wunsch: einmal nach Tirol, wo vor jedem Fenster Blümchen sind. /

"Gehen Sie morgen wieder zur Arbeit?" fragt einer dieser bescheuerten Reporter, ich glaub' es war Engert. "Aba klar!" / In Lübeck in der Fußgängerzone protestieren nur die westdeutschen Penner: "Alles von unserm Geld!" / Ein junger Westdeutscher in Hof: Nein, es gefalle ihm nicht, es sei zu voll in der Stadt. Er habe sich schlafen gelegt, ihn interessierten die Zonenleute nicht. / Der Parteivorstand in Rostock ist geschlossen zurückgetreten. Selbst das machen sie "geschlossen". / Ein Ostmann regte sich über "die Diskriminierung der Ostmark" auf, sie hätten doch auch hart gearbeitet. / Auf den Brücken winken die Westdeutschen den Zurückfahrenden nach, Transparente: Auf Wiedersehen. / Kerzen. / Drei Millionen waren über Sonntag im Westen.

Traurige Rückkehr von "Ausreisern", wie die Grünen sie nennen. Sie "bekunden Rückkehrwilligkeit".

Veränderte Lage, Heimweh, enttäuschte Erwartung seien Motive.

Kohl in Polen: Das verfallene Kreisau. Die Polen hatten keine Ahnung von der Bedeutung des Ortes. Nun wollen sie wieder Geld. Daß sie riesige Ländereien, ganze Städte und Dörfer kassiert haben, wird nicht erwähnt. Stettin, Breslau ... nicht erwähnenswert.

"Wohnraumvergabepläne", ein schönes DDR-Wort.

Ein Pastor aus Biestow kam zu Besuch. - Biestow!

---------


* Whispering. Ein kollektives Tagebuch von 1989: Auszügen aus einem unveröffentlichten Manuskript des Schriftstellers Walter Kempowski. Bekannte Persönlichkeiten gewähren Einblicke in ihre Gedankenwelt während der bewegenden November-Tage von 1989.

dinsdag 11 november 2025

Jan Wolkers • 12 november 1972

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. De dagboeken die hij in de jaren '70 bijhield zijn vrijwel allemaal uitgegeven.

ZONDAG 12 NOVEMBER 1972
'De Verboden Vrucht'.
De douche is koud. Als je moet is het lekker. Je gloeit erna als een glimworm. Om één uur komen de jongens en gaan we naar Leiden naar de Lakenhal. Eerst de schilderijen. Herken veel van vroeger. Uit 1943 toen ik hier vaak kwam. Het drieluik van Cornelis Engebrechtsz vooral, met het magere lijk van Adam waaruit een boompje groeit op een apart paneeltje onder het middenpaneel. Het drieluik van Lucas van Leyden. Al die mollige naakte wijven die aan hun haren, door duivelse monsters met hangtieten en soms een gezicht op hun buik met lekkende tong uit hun mond, naar de hel worden gesleept.

Maak thuis een heerlijke kapucijnerschotel met lofsla, uitgebakken bacon, gebakken ham en uien. Begin aan 'De Verboden Vrucht'. 'Het Niet Zijn' komt later.

MAANDAG 13 NOVEMBER 1972
Hevige storm. Het grofdennetje is op het balkon omgewaaid. Arie Boon zal wel uitgevaren zijn, want er is een boot bij Texel gestrand. Bij Rottum is windkracht 12. Gaan even naar de tuintjes. Er staat weer een huisje te koop. Gaan even kijken. Leuke tuin. Gaan erop inschrijven.
Nadat ik Maria en Karina naar Engels heb gebracht ga ik snel werken aan 'De Verboden Vrucht'. Krijg het bijna af.
Na Engels, als we Maria naar huis hebben gebracht, gaan we naar de verjaardag van Florrie Hillenius. Weer dezelfde mensen als andere jaren. Alleen zijn prof. Frijda en Nellie Frijda er. Frijda vindt mijn Seiko-horloge erg mooi en wil de hele avond met me ruilen, zodat hij met die knots van mij om zijn pols loopt. Verhaal over prof die enorme rotzooi op zijn bureau maakt, en als hij er geen wijs meer uit kan worden, er kranten over uitspreidt en aan een nieuwe laag begint.

maandag 10 november 2025

Albert Camus • 11 november 1942

Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Zijn 'carnets' werden vertaald onder de titel Dagboek.

11 november. Als ratten!

Vanmorgen is alles overdekt met rijp, de hemel flonkert achter de guirlandes en de serpentines van een vlekkeloze kermis. Wanneer om tien uur de zon warm begint te worden, weerklinkt buiten alom de kristallijnen muziek van een dooilucht: een licht geknetter als zuchten de bomen, het vallen van de rijp op de grond als het geluid van witte insekten die op elkaar gegooid worden, late bladeren die onophoudelijk afvallen onder het gewicht van het ijs en op de grond nauwelijks meer opveren als vederlichte knekels. Overal in het rond vervluchtigen de kleine dalen en de heuvels in nevel. Wanneer je wat langer blijft kijken, bemerk je dat dit landschap door het verlies van al zijn kleuren opeens oud geworden is. Het is een heel oud land dat op één enkele morgen door duizenden jaren heen voor ons oog opduikt... Die uitloper van het gebergte, bedekt met bomen en heide, doemt op als een boeg bij de samenvloeiing van twee stromen. Door de eerste zonnestralen ontdaan van zijn rijp, blijft hij het enige wat leeft in dit landschap, zo wit als de eeuwigheid. Op die plaats spannen althans de onverstaanbare stemmen van de twee bergstromen samen tegen de grenzeloze stilte die hen omringt. Maar allengs gaat het lied van het water uit zichzelf op in het landschap. Zonder dat het iets aan kracht verliest, wordt het toch stil. En af en toe is het nodig dat er drie rook-kleurige kraaien overvliegen om weer enig teken van leven in de lucht te brengen.
Van de top van de boeg, waar ik zit, volg ik deze bewegingloze vaart door het land der onaandoenlijkheid. Niet minder dan heel de natuur en deze witte vrede die de winter schenkt aan de al te vurige harten — om dit hart, verteerd door een bittere liefde, tot bedaren te brengen. Ik kijk naar het licht dat in de hemel aanzwelt en zich uitbreidt als een loochening van de voortekenen des doods. Eindelijk een spoor van toekomst, daar boven mij tot wie alles thans spreekt van verleden. Zwijg, long! Vul je met die lijkwitte en ijskoude lucht die je kracht moet schenken. Wees stil. Dat ik niet langer noodgedwongen moet luisteren naar je trage tering — en dat ik me eindelijk wend naar...


zondag 9 november 2025

Thomas Rosenlöcher • 8 november 1989

Thomas Rosenlöcher (1947-2022) is een (Oost-)Duitse schrijver en dichter (en vertaler Nederlands). Zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) stamt uit de maanden voor de val van de Berlijnse muur.

8 november
Gisteren is de regering afgetreden. De tijd die zolang stil stond is in een stroomversnelling geraakt, alsof ze de verloren 40 jaar weer wil inhalen. In heel het land staan zetels op omvallen en worden er berouwvol haren uitgetrokken.
Als we het plotseling gewonnen gemak maar niet toch nog moeten betalen: dat zou tegen de onzinnigheid van de geschiedenis zijn.

[9 november valt de muur]

10 november
Het ontzettend idiote bericht, weer 's ochtends vroeg, terwijl ik nog met met ohropax ver-pax-te oren op mijn kermisbed in de huiskamer lig: de grenzen zijn open! Lief dagboek, ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik weet echt niet meer wat ik moet zeggen. Ik loop met betraande ogen door de keuken te ijsberen, en heb niet eens een ui waaraan ik de plotselinge tranenstroom zou kunnen wijten.

11 november
Nadat Doornroosje wakker was gekust, ontwaakten de majesteiten en de ‘...gehele hofhouding en ze keken elkaar met grote ogen aan. En de paarden buiten stonden op en gingen met hun hoofd staan schudden; de jachthonden begonnen te springen en te kwispelstaarten; de duiven op het dak haalden hun koppetje vanonder hun vleugels te voorschijn, keken rond en vlogen de wijde wereld in’... en zelfs de vliegen op de muur waren verbaasd waarom ze zo lang hadden geslapen.

Hans Crombag • 10 november 1976

• Hans Crombag (1935) was de eerste hoogleraar rechtspsychologie in de Lage Landen. Gisteren bevat dagboekfragmenten uit de periode 1971-1979 van hem.

10-11-1976 Vandaag bezoek aan Queensgate Campus en ik ontdek dat Holly Bank Campus maar vijf à tien procent van de polytechnic vormt. De Queensgate Campus is vlak bij het centrum van Huddersfield en er wordt koortsachtig gebouwd. 's Middags 'Information processing in mathematics'. Dat ging naar mijn gevoel erg goed; was er vanmorgen bij het doornemen van mijn notities erg onzeker over. Ging dus goed en werd ook opgenomen op video, waarvan ik na afloop een stukje heb teruggezien. Het staat er goed op. Ik werd geïnstrueerd dat ik bij de cassière van de 'crefectory' moest zeggen dat ik 'on college hospitality' ben. Ik vergiste mij en deelde haar mee dat ik `on college charity' was.

11-11-1976 Vanmorgen naar Bradford om Ruth Beard op te zoeken. Ruth is nog steeds dezelfde en slecht te verstaan. Vanmiddag het college over 'medical diagnosis'. Goed verlopen maar klein publiek. Vanavond aardig gesprek met groep studenten uit de Volksrepubliek China. Hen uitgehoord over onderwijs en juridisch systeem in China en mij laten uithoren over Nederland. Erg vriendelijke jongens bij wie ik mij uitstekend thuis voelde, al had de mij aangeboden thee weinig smaak. Een van hen beriep zich af en toe op 'the masses of the people', wat de anderen even grappig leken te vinden als ik. Allemaal hebben ze deelgenomen aan de culturele revolutie. Op weg naar Bradford zag ik de reclamespreuk waarmee een whiskeymerk werd aanbevolen: 'Makes bagpipes sound like music). Zouden ze die slogan ook in Schotland gebruiken?

12-11-1976 Vanmiddag mijn verhaal over het oplossen van casusposities voor een verrassend groot gehoor. Ik voelde mij weinig geïnspireerd maar bracht het er niet beroerd af. Vanavond uit eten met Brian Grant en morgen naar York.
Wiesje gebeld en gehoord dat Carolijn deze week op het Maredijkje door een stel jongens is lastiggevallen. Kind overstuur en Wiesje ook. Zoiets gebeurt altijd als je er niet bent. Ik ben na deze week moe, waarvan is mij niet helemaal duidelijk. In dit land (Engeland) heerst extreem pessimisme en niemand schijnt te geloven dat de economie zich weer kan herstellen. Men wacht op een catastrofe. In menig opzicht is dit land verouderd in vergelijking met Nederland, veel ziet er versleten en ouderwets uit.

Friedrich Nietzsche • 9 november 1868

• Uit een dolenthousiaste brief van de jonge Friedrich Nietszsche (1844-1900) aan zijn vriend en collega-wetenschapper Erwin Rohde. Opgenomen in Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).

Leipzig, 9 november 1868
Toen ik thuiskwam, lag er een aan mij geadresseerd briefje met daarop deze korte notitie: ‘Als je Richard Wagner wilt leren kennen, kom dan om kwart voor 4 in café Théâtre. Windisch.’ Dit nieuwtje bracht me – neem me niet kwalijk! – danig van mijn stuk, zodat ik de gebeurtenissen van zopas helemaal vergat en volkomen van de kook raakte. […] Ik word aan Richard voorgesteld en spreek in het kort mijn waardering voor hem uit: hij wil heel precies weten hoe ik met zijn muziek vertrouwd ben geraakt, scheldt vreselijk op alle uitvoeringen van zijn opera’s, met uitzondering van de beroemde in München en drijft de spot met de dirigenten [...] Voor en na het eten speelde Wagner, en wel alle belangrijke passages uit Die Meistersinger, waarbij hij alle stemmen imiteerde en zeer uitgelaten was. Het is namelijk een wonderbaarlijk levendige en vurige man, die heel snel praat, heel komisch is en een besloten gezelschap als dit heel vrolijk maakt. Ondertussen had ik een lang gesprek met hem over Schopenhauer, en je voelt wel welk een genot het voor me was hem met een onbeschrijflijke warmte over deze te horen praten, wat hij aan hem te danken had, dat hij de enige filosoof was die het wezen van de muziek had begrepen [...] Aan het eind van de avond [...] drukte hij me heel hartelijk de hand en nodigde mij heel vriendelijk uit hem te komen bezoeken om muziek en filosofie te bedrijven.

donderdag 6 november 2025

Allen Ginsberg • 7 november 1962

Nov 7 —
Last nite Tues (puja) nite at Nimtallah Burning Ghat — a few black skulls in the woodpile — Pouring white fat (ghee) into the flames, it burns brighter and sparks shoot out, the body burns faster — an old man wrapped in white carried in on a wood woven-string couch — thin caved-cheek bony forehead — and a little girl lying on the woodpile, her mother wrapped in white collapsed, singing a psalm, on the ground nearby.
Over the Wall in the gathering ground of ganja saddhus, a huge midnight circle, many crosslegged men with pipes, cymbals clanging, a drum, and two men dressed in women's veils and saris, whirling like dervishes, a few boys in blue shirts whirling against them — occasionaly rhythmic shuddering of the hips, and crawling crab-legged on the ground pumping pelvis back & forth between different circles of devotees under different trees — all joining in waves and diminishing separately again — Sat down with a saddhu in orange robes and pufted his pipe.


Allen Ginsberg (1926-1997) was een Amerikaanse dichter en schrijver. In zijn Indian Journals doet hij verslag van zijn verblijf in India in '62/'63.