zondag 28 mei 2017

Robert Graves -- 28 mei 1915

• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.

28 mei. In de loopgraven tussen de steenhopen van Cuinchy. Niet bepaald mijn soort loopgraven. Er is hier in de buurt veel gevochten. De loopgraven hebben min of meer zichzelf aangelegd in plaats van te zijn aangelegd, en lopen zonder vast patroon tussen de grote, tien meter hoge stapels bakstenen door; heel verwarrend. De borstwering van een loopgraaf die we niet gebruiken is gemaakt van munitiekisten en lijken. Alles is hier vochtig en stinkt. De Duitsers zitten heel dichtbij: zij bezetten de ene helft van de steenhopen, wij de andere. Aan beide kanten wordt vanaf de steenhopen door scherpschutters op de linies geschoten. Het is ook ideaal terrein voor de Duitse geweergranaten en loopgraafmortieren. We kunnen het vuur niet behoorlijk beantwoorden; we hebben slechts een magere voorraad geweergranaten, en niets dat gelijkwaardig is aan de worstvormige Duitse mortiergranaten. Vanmorgen tegen het ontbijt, toen ik net uit mijn schuilkelder kwam, sloeg er nog geen twee meter van me af een geweergranaat in. Hij kwam om de een of andere reden niet op zijn kop terecht om vervolgens te exploderen, maar belandde op zijn steel in de natte klei en bleef me vandaar staan aankijken. Je kunt ze haast niet zien aankomen; ze worden vanaf een geweer, dat met de kolf op de grond schuin omhoog is gericht, afgeschoten en gaan een heel eind de lucht in voor ze omkantelen en met de kop omlaag neerkomen. Ik begrijp niet waarom deze geweergranaat zo neerkwam; de kans dat zoiets gebeurt is vrijwel nihil.

De 'worsten' kun je gemakkelijk zien aankomen en ontwijken, maar ze maken een verschrikkelijk kabaal als ze inslaan. Vandaag zijn zo'n tien mensen van onze compagnie er het slachtoffer van geworden. Ik merk dat ik buitengewoon snel op gevaar reageer; maar zo wordt iedereen hier. We kunnen alle verschillende explosies van elkaar onderscheiden en verwaarlozen alles wat niet rechtstreeks tegen ons is gericht - zoals het artillerieduel, mitrailleursalvo's op de compagnie naast ons, lukraak geweervuur. Maar we herkennen ogenblikkelijk het zwakke plop! van het mortier dat een worst afschiet, of het gedempte geluid waarmee een geweergranaat wordt afgeschoten. De mannen zijn erg bang, maar ze maken voortdurend grapjes. De compagniessergeant-majoor staat achter steenhoop Nummer Elf en schiet met een geweer op overkomende worsten, om te proberen ze in de lucht te laten ontploffen. Hij zegt dat het leuker is dan kleiduiven schieten. Hij heeft er nog geen een geraakt.

Gisteravond vloog er een hoop Duitse rommel in het rond, waaronder artilleriegranaten, ik hoorde een granaat op me afgieren en ging plat. Hij explodeerde vlak achter de loopgraaf waar 'Petticoat Lane' uitkomt op 'Lowndes Square'. Mijn oren gonsden alsof er muggen in zaten, en alles baadde in een helrode gloed. Ik had mijn schouder bezeerd toen ik me liet vallen en ik dacht dat ik geraakt was, maar dat was niet het geval. De trillingen deden mijn borst ook op een eigenaardige manier zoemen, en ik was mijn gevoel voor evenwicht kwijt. Ik schaamde me toen de sergeant-majoor door de loopgraaf kwam aanlopen en me op handen en knieën aantrof, nog steeds niet in staat om overeind te komen.

Op de schietplaats ligt een lijk te wachten om vanavond naar de begraafplaats te worden afgevoerd: een man van de sanitaire ploeg, gisterennacht gedood toen hij op het open terrein tussen onze fronten ondersteuningslinie bezig was latrineafval te begraven. Zijn ene arm stak stijf opzij toen ze hem binnenbrachten en op de schietplaats legden; hij stak dwars de loopgraaf in. Zijn kameraden maken grappen als ze hem uit de weg duwen om erlangs te kunnen. 'Aan de kant, ouwe rotzak! Is die verrekte loopgraaf soms van jou ?' Of ze geven hem vertrouwelijk een hand. 'Blijf rustig liggen, maat.' Het zijn natuurlijk mijnwerkers, vertrouwd met de dood. Ze hebben heel beperkte morele normen, maar daar houden ze zich dan ook aan. Het is bijvoorbeeld moreel geoorloofd om iedereen van wat dan ook te beroven, behalve mensen van het eigen peloton. Ze behandelen iedere vreemde als een vijand tot hij bewijst hun vriend te zijn, en dan zullen ze alles voor hem doen. Ze zijn geil, de jonge soldaten in elk geval, maar zonder de valse schaamte van de Engelse geilaard. Ik moest een paar dagen geleden een brief van een korporaal aan zijn vrouw censureren. Hij zei dat de Franse meisjes fijn waren om mee te slapen, zodat ze zich geen zorgen over hem moest maken, maar dat hij veel liever met haar sliep en haar erg miste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten