zondag 9 april 2017

J. van Drielst -- 10 april 1915

• J. van Drielst (?-?). Dagboek van mijne reis door het binnenland van Honduras naar Guatemala.

April 10 en 11. Ik blijf twee dagen bij Cosman om geheel van de reis uit te rusten en me te prepareeren voor de reis door de Montana naar Guatemala. Met Leonardo wordt overeengekomen mij op mijne reis te vergezellen tot Guirigua, waar hij wachten zal met de muildieren tot ik weder uit de hoofdstad terug ben. Met het oog op dezen vrij zwaren bergtocht wordt besloten, dat ik eene geschiktere mula berijden zal, terwijl L. mijn dier onder zich neemt.

April 12. Om 2 uur des middags neem ik afscheid van de familie Cosman, Carlos heeft mijne aforjas (gevlochten zakken, welke aan beide zijden van het zadel afhangen ter berging van proviand en verdere benoodigdheden) volgestopt met allerlei lekkernijen, waaronder eene partij pannekoeken, versch door zijne vrouw gebakken, een halve roastbief, versch brood voor 2 dagen, en een half fleschje wijn. Het zijn toch goede menschen! Ik wil het een en ander betalen, doch hij weigert beslist ook maar het geringste aan te nemen, ook niet als ik het voorstel of ik het gewenschte als in zijn winkel gekocht beschouw. Ik neem een hartelijk afscheid, heb eenige brieven aan kennissen in Guatemala City in mijn zak, en roep hen verder een spoedig “tot weerzien” toe, waarschijnlijk zal ik over ongeveer acht dagen weder in hun midden zijn.

Het doel van dien dag is Paraiso (het paradijs). Tot San Antonio gaat alles voorspoedig, de weg is vlak, en gemakkelijk te berijden. Doch voor ons verheft zich dreigend het hooge gebergte, waar wij straks overheen moeten! Tegen 3 uur begint de klimpartij, een nauw glibberig pad slingert zich tegen de Montana op, eerst vrij gemakkelijk, doch later steiler, steeds steiler! Mijne nieuwe mula krijgt het thans duchtig te kwaad met deze moeilijke Cuestas, langzaam slechts baant zij zich eenen weg door dezen modderpoel. Ik heb af en toe moeite in den zadel te blijven zitten, zóó stijl gaat de weg naar boven. Leonardo heeft de grootste moeite, met het valies dwars voor zich op den zadel, met mijne luie mula, aan dergelijke klimpartijen volstrekt niet gewoon, vooruit te komen, spoort het dier herhaaldelijk aan, zonder dat het dier hier zich schijnbaar veel om bekommert. Plotseling bij eene zeer sterke helling blijft zijn muildier staan, geene sporen helpen, hij moet in de modder afstijgen, ook ik tracht van achteren het luie dier tot voortgang te bewegen, zij wordt verder met eene dikken stok “bewerkt”, doch.... alles tevergeefs! Het lieve dier wil niet verder. Wij zijn op de helft van den weg, het ziet er gezellig voor ons uit! Of terug naar Florida, wat mij weder eenen dag zal doen verliezen, of te trachten naar Paraiso te komen. En deze weg is nog niets vergeleken met wat ons morgen wacht! Plezierig vooruitzicht, ik geef den jongen in overweging de mula op te drijven door achter haar aan te blijven loopen en het valies op den zadel te binden. In Paraiso moeten wij trachten een andere mula te huren, want met dit zware dier komen wij nooit in Guatemala! Zoo gezegd, zoo gedaan, onder vloeken en razen wordt het dier opgejaagd, en sukkelen wij op deze wijze verder. Hoe de arme jongen er uitzag dien avond, het was verschrikkelijk, zijn broek stijf van de opgedroogde modder, hijzelf moe van deze geweldige klimpartij op bloote voeten over eenen weg, waarover het absoluut onmogelijk is zich eenigszins eene voorstelling te vormen, wanneer men niet in dit gezegend gedeelte van Honduras gereisd heeft!

De temperatuur is thans vrij koel, wij zullen niets meer van de hitte bespeuren totdat wij aan den anderen kant der Montana zijn afgedaald, dus niet voor overmorgen. Tegen 6 uur naderen wij Paraiso, de lucht wordt hier vrij nevelig, en tegen de hooger liggende bergen hangen zware wolkengevaarten. In dit gedeelte der Montana regent het bijna immer, vandaar dat de wegen hier immer in ontzettend slechten toestand zijn, droog wordt het hier nooit! Na den top van een vrij hoogen berg bereikt te hebben, zie ik Paraiso eenigszins lager in een kom liggen, het zijn een paar treurige hutten, misschien twintig in het geheel, en.... men moet wel geweldig optimist zijn om dit lugubere gehucht “het Paradijs” te noemen!

Wij verkrijgen posada (nachtlogies) bij een bekende van Cosman, en ik ben blij als Leonardo mijne hangmat ophangt en ik mijne vermoeide ledematen weder uitstrekken kan. De menschen, die hier wonen zijn wel doodarm, er is niets te krijgen, alleen koffie, zoodat ik een goed gebruik maak van de lekkernijen die mij in Florida toegestopt werden. Niet lang daarna begint het te stortregenen, en ik mag dankbaar zijn, zij het dan ook maar een rieten dak boven mijn hoofd te hebben. Dat zoo’n huis vol ongedierte zit, de ratten des nachts boven je hoofd marcheeren, en vleermuizen af en aan vliegen, och.... wie let hier nog op? Ik tenminste trek er mij al zéér weinig van aan, en slaap den slaap des rechtvaardigen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten