• Harold Nicolson (1886-1968) was een Britse schrijver, diplomaat en politicus. Dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd in o.m. Diaries and letters 1930-1964.
March 17, 1937
It is quite possible, without undue shame, to arrive at Buckingham Palace in a taxi even though one's taxi driver (in an orgy of democracy) insists upon throwing his cigarette down upon the red carpet of the steps; but it is difficult when the outer hall is filled with Beef-eaters, Gentlemen-at-Arms, and Royal Watermen to dash past duchesses in their tiaras and to say to someone (who for all one knows, may be the Lord Chamberlain or the Master of the Horse) "please, do you think I could get a taxi?"
The dining table is one mass of gold candelabra and scarlet tulips. Behind us the whole of the Windsor plate is massed in tiers. The dinner has been unwisely selected since we have soup, fish, quail, ham, chicken, ice and savoury. The wine on the other hand is very excellent and the port superb. I discuss with David Cecil the reasons why we have been asked. He says, "I know why I have been asked. I have been asked as a younger member of the British ariostocracy." I say that I have been asked as a rising politician, and I regret to observe that David is not as convinced by this explanation as I might have wished.
Afterwards the Queen goes the rounds. She wears upon her face a faint smile indicative of how much she would have liked her dinner party were it not for the fact that she was Queen of England. Nothing could exceed the charm or dignity which she displays, and I cannot help feeling what a mess poor Mrs Simpson would have made of such an occasion. It demonstrated to us more than anything else how wholly impossible that marriage would have been. The Queen teases me very charmingly about my pink face and my pink views in exactly the same words as Mr Baldwin had used previously, so that I felt sure that during dinner he had told her of the remark that he cast at me from the Front Bench.
I go back to the Stanley's house and have some beer while we discuss the strange legend of monarchy.
woensdag 16 maart 2016
dinsdag 15 maart 2016
Marcel Jouhandeau -- 16 maart 1971
• Marcel Jouhandeau (1888-1979) was een Franse schrijver. Een selectie uit zijn dagboeken is verschenen in de reeks Privé-domein. Vertaling: Hepzibah Kousbroek.
• 28 februari
• 11 maart
* 16 maart.
Deze eindeloze agonie breekt mij.
Vanavond is de mond gesloten. Men hoort alleen gereutel. Het gelaat toont alleen nog maar vermoeidheid, overgave, het opgegeven hebben, in plaats van de sporen van verwijt, van de wraakzuchtige kracht die gisteren nog de laatste vlammen van de blik deed oplichten.
Het heengaan van dit wezen van een ontegenzeggelijke grootsheid, die zoveel plaats innam in ons huis, laat me als berooid achter, in zekere zin alsof ik werkeloos was. Voortaan kan ik mijn leven naar eigen inzicht improviseren. De vrijheid is mij geschonken. De slavernij afgelopen, wat met mezelf aan te vangen?
Ik was een hard, zwaar juk gewend. Waarmee kan ik de nabijheid van deze tiran met het ondraaglijke humeur vervangen?
Mijn horizon, rond een uitgestorven wereld, schijnt me wonderbaarlijk toe. Het gaat er nu voor mij om het roer in handen te nemen, om voor mijzelf te gaan leven, zonder rekenschap te hoeven geven. Aangezien ik tijdens die slavernij nooit ophield met gelukkig zijn, waarom zou ik niet, bevrijd, proberen gelukkig te blijven?
* Dezelfde dag.
Vanavond, om tien uur, is Elise heengegaan, en het is alsof ik opeens voor een tweede keer meerderjarig word. Voor hoelang?
* 17 maart
Elise is net gestorven. Elise is dood. Een soort paniek bekruipt me, in de tegenwoordigheid van de nieuwe taak die mij roept, die mij wacht. *Wij waren niet van hetzelfde vlees, noch van dezelfde ziel, hoewel beiden van koninklijken bloede. Ik bedoel dat we geen van beiden tweederangsfiguren waren. In Elise was niets middelmatigs. Zelfs haar gebreken hadden hun grootheid.
* Men kan geen enkele sympathie voelen voor iemand die uw hartstocht oproept. Beter nog, hartstocht komt vaak voort uit een blinde, onbewuste onverenigbaarheid. Dat is waarschijnlijk wat er tussen Elise en mij gewoed heeft.
* Elise vond zichzelf zo vanzelfsprekend de enige eigenaar van haar huis dat ze mij nooit heeft beschouwd als haar echtgenoot, die de gezamenlijke woning deelde, maar als een huurder. Er ging geen maand voorbij dat ze niet tegen de bedienden zei: 'Als ik aan Monsieur huur zou vragen, dan zou hij de middelen niet hebben om die te voldoen.'
In Elise's ogen had ik nergens recht op. Desondanks, na het lezen van haar testament, - want ik wed dat haar gezond verstand even sterk was als haar bezitsdrift en haar rancunes jegens mij-blijkt mij bijna al haar eigendom toe te vallen; het genot van de woning en het recht op de rente die het leeuwedeel vormde van haar vermogen. Elise moet tegen haar bankier over mij hebben gesproken alsof ik een of andere zwerver was. Toen ik mij na de beroerte nietsvermoedend bij de Société Générale vervoegde met haar sieraden, om deze in de kluis te laten opbergen, behandelde men mij zo uit de hoogte, dat de chauffeur er aanstoot aan nam: 'Ach,' zei hij tegen me, 'als u eens wist hoe Madame werd ontvangen, wanneer ze naar de kelders afdaalde waar haar goud was ondergebracht. Een hele hofhouding escorteerde haar, en dan werd zij plechtig naar de auto teruggebracht.'
* Ik doe al het mogelijke om verdriet te hebben. Het lukt me niet. Madame Caryathis heeft mij ook zulke streken geleverd.
Het is waar, ze had haar excuus: mijn homoseksualiteit. Omdat ik van jongens hield, had ik in haar ogen nergens recht op, op geen enkele consideratie, geen enkele achting. Bovendien dacht ze mij het gebruik te moeten ontzeggen van goederen, de mijne en de hare, die ik zou kunnen aanwenden voor verborgen praktijken, terwijl ik met evenveel wijsheid over mijn hartstochten heb weten te regeren als zij over haar bezit.
• 28 februari
• 11 maart
* 16 maart.
Deze eindeloze agonie breekt mij.
Vanavond is de mond gesloten. Men hoort alleen gereutel. Het gelaat toont alleen nog maar vermoeidheid, overgave, het opgegeven hebben, in plaats van de sporen van verwijt, van de wraakzuchtige kracht die gisteren nog de laatste vlammen van de blik deed oplichten.
Het heengaan van dit wezen van een ontegenzeggelijke grootsheid, die zoveel plaats innam in ons huis, laat me als berooid achter, in zekere zin alsof ik werkeloos was. Voortaan kan ik mijn leven naar eigen inzicht improviseren. De vrijheid is mij geschonken. De slavernij afgelopen, wat met mezelf aan te vangen?
Ik was een hard, zwaar juk gewend. Waarmee kan ik de nabijheid van deze tiran met het ondraaglijke humeur vervangen?
Mijn horizon, rond een uitgestorven wereld, schijnt me wonderbaarlijk toe. Het gaat er nu voor mij om het roer in handen te nemen, om voor mijzelf te gaan leven, zonder rekenschap te hoeven geven. Aangezien ik tijdens die slavernij nooit ophield met gelukkig zijn, waarom zou ik niet, bevrijd, proberen gelukkig te blijven?
* Dezelfde dag.
Vanavond, om tien uur, is Elise heengegaan, en het is alsof ik opeens voor een tweede keer meerderjarig word. Voor hoelang?
* 17 maart
Elise is net gestorven. Elise is dood. Een soort paniek bekruipt me, in de tegenwoordigheid van de nieuwe taak die mij roept, die mij wacht. *Wij waren niet van hetzelfde vlees, noch van dezelfde ziel, hoewel beiden van koninklijken bloede. Ik bedoel dat we geen van beiden tweederangsfiguren waren. In Elise was niets middelmatigs. Zelfs haar gebreken hadden hun grootheid.
* Men kan geen enkele sympathie voelen voor iemand die uw hartstocht oproept. Beter nog, hartstocht komt vaak voort uit een blinde, onbewuste onverenigbaarheid. Dat is waarschijnlijk wat er tussen Elise en mij gewoed heeft.
* Elise vond zichzelf zo vanzelfsprekend de enige eigenaar van haar huis dat ze mij nooit heeft beschouwd als haar echtgenoot, die de gezamenlijke woning deelde, maar als een huurder. Er ging geen maand voorbij dat ze niet tegen de bedienden zei: 'Als ik aan Monsieur huur zou vragen, dan zou hij de middelen niet hebben om die te voldoen.'
In Elise's ogen had ik nergens recht op. Desondanks, na het lezen van haar testament, - want ik wed dat haar gezond verstand even sterk was als haar bezitsdrift en haar rancunes jegens mij-blijkt mij bijna al haar eigendom toe te vallen; het genot van de woning en het recht op de rente die het leeuwedeel vormde van haar vermogen. Elise moet tegen haar bankier over mij hebben gesproken alsof ik een of andere zwerver was. Toen ik mij na de beroerte nietsvermoedend bij de Société Générale vervoegde met haar sieraden, om deze in de kluis te laten opbergen, behandelde men mij zo uit de hoogte, dat de chauffeur er aanstoot aan nam: 'Ach,' zei hij tegen me, 'als u eens wist hoe Madame werd ontvangen, wanneer ze naar de kelders afdaalde waar haar goud was ondergebracht. Een hele hofhouding escorteerde haar, en dan werd zij plechtig naar de auto teruggebracht.'
* Ik doe al het mogelijke om verdriet te hebben. Het lukt me niet. Madame Caryathis heeft mij ook zulke streken geleverd.
Het is waar, ze had haar excuus: mijn homoseksualiteit. Omdat ik van jongens hield, had ik in haar ogen nergens recht op, op geen enkele consideratie, geen enkele achting. Bovendien dacht ze mij het gebruik te moeten ontzeggen van goederen, de mijne en de hare, die ik zou kunnen aanwenden voor verborgen praktijken, terwijl ik met evenveel wijsheid over mijn hartstochten heb weten te regeren als zij over haar bezit.
Joan Nederlof -- 15 maart 2008
Joan Nederlof (1962) is een Nederlandse actrice en scenarioschrijfster. In 2008 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zaterdag
Lief Dagboek. Omdat het zo goed is voor de publiciteit heb ik me bedacht.
Intussen ook met de krant gesproken.
Daar hebben ze me op het hart gedrukt dat ik ook rustig over ellenlange masturbatiesessies mag schrijven.
Graag zelfs. Alsof ik daar nu tijd voor heb! Ja misschien als slaapmiddel, maar verder! Bovendien slaat het natuurlijk nergens op om te denken dat je je hartsgeheimen aan een dagboek zou toevertrouwen dat vervolgens door heel intellectueel Nederland gelezen wordt. Zelf ik heb ook al eens een breuk in een jarenlange vriendschap meegemaakt door een iets te openhartig interview, dus eigenlijk staat alles me tegen aan het schrijven in een publiek dagboek. En toch vind ik het nu al leuk. Vandaag overdag nog gerepeteerd. We zijn er nog niet. We spelen een stuk dat de paspoortenkwestie rond Ayaan Hirsi Ali als vertrekpunt heeft.We hebben ons erover verbaasd hoe heftig de publieke opinie over haar tussen dat moment in mei 2006, en nu, is omgeslagen. Destijds waren de meeste mensen ronduit verontwaardigd over de manier waarop ze behandeld werd. Geshockeerd zelfs. Tegenwoordig is een breed gedeelde opvatting dat ze een arrogante opportunistische haatzaaiende klaploopster is. Daar worden dan allerlei argumenten bij gegeven. Dat ze heeft gelogen, dat ze niks meer voor onze maatschappij doet, dat ze zelf naar Amerikawilde, maar ergens knaagt er bij ons toch het gevoel dat er misschien ook iets anders aan de hand is.
Een soort mechanisme dat onder al die argumenten door zijn eigen logica volgt. Waarin het niet meer gaat om haar persoonlijk, maar om de vraag hoe de maatschappelijke onvrede wordt afgevoerd. Geen makkelijk onderwerp.
Ook omdat diezelfde publieke opinie er voor zorgt dat sommige mensen al licht geïrriteerd beginnen te zuchten als je alleen nog maar haar naam uitspreekt. Gelukkig is de Mug een klein, maar standvastig groepje.
En je kan ook met ons lachen hoor!
Vanavond was m’n verloofde voor het eerst bij de voorstelling. Die zie ik momenteel nauwelijks omdat ze zelf het Zesde Zintuig voor de televisie regisseert en van die lange dagen maakt waardoor ze op den duur verdacht energiek uit haar ogen begint te kijken.
Als we ’s avonds laat na de voorstelling thuis komen, ploffen we gezellig samen op de bank, maar tien minuten later vertrekt ze met slaande deuren en hoor ik haar met gierende banden wegscheuren in haar tweedehands Mercedes. Ruzie! Hoe kan dat nou? Ze was toch van het harmoniemodel?
Dat vond ik nou juist zo fijn en geruststellend aan haar. Ik heb het flauwe vermoeden dat ik nog niet kan slapen en ga op de computer de vragen beantwoorden van een interview voor het Theaterjournaal. Ik vind mezelf reuze scherp, maar stuur het voor de zekerheid nog even door naar Lineke.
Mijn neus zat dicht, maar die is weer open en nu zitten allebei mijn oren dicht. En het zou best eens kunnen dat het met die scherpte reuze tegenvalt.
Zaterdag
Lief Dagboek. Omdat het zo goed is voor de publiciteit heb ik me bedacht.
Intussen ook met de krant gesproken.
Daar hebben ze me op het hart gedrukt dat ik ook rustig over ellenlange masturbatiesessies mag schrijven.
Graag zelfs. Alsof ik daar nu tijd voor heb! Ja misschien als slaapmiddel, maar verder! Bovendien slaat het natuurlijk nergens op om te denken dat je je hartsgeheimen aan een dagboek zou toevertrouwen dat vervolgens door heel intellectueel Nederland gelezen wordt. Zelf ik heb ook al eens een breuk in een jarenlange vriendschap meegemaakt door een iets te openhartig interview, dus eigenlijk staat alles me tegen aan het schrijven in een publiek dagboek. En toch vind ik het nu al leuk. Vandaag overdag nog gerepeteerd. We zijn er nog niet. We spelen een stuk dat de paspoortenkwestie rond Ayaan Hirsi Ali als vertrekpunt heeft.We hebben ons erover verbaasd hoe heftig de publieke opinie over haar tussen dat moment in mei 2006, en nu, is omgeslagen. Destijds waren de meeste mensen ronduit verontwaardigd over de manier waarop ze behandeld werd. Geshockeerd zelfs. Tegenwoordig is een breed gedeelde opvatting dat ze een arrogante opportunistische haatzaaiende klaploopster is. Daar worden dan allerlei argumenten bij gegeven. Dat ze heeft gelogen, dat ze niks meer voor onze maatschappij doet, dat ze zelf naar Amerikawilde, maar ergens knaagt er bij ons toch het gevoel dat er misschien ook iets anders aan de hand is.
Een soort mechanisme dat onder al die argumenten door zijn eigen logica volgt. Waarin het niet meer gaat om haar persoonlijk, maar om de vraag hoe de maatschappelijke onvrede wordt afgevoerd. Geen makkelijk onderwerp.
Ook omdat diezelfde publieke opinie er voor zorgt dat sommige mensen al licht geïrriteerd beginnen te zuchten als je alleen nog maar haar naam uitspreekt. Gelukkig is de Mug een klein, maar standvastig groepje.
En je kan ook met ons lachen hoor!
Vanavond was m’n verloofde voor het eerst bij de voorstelling. Die zie ik momenteel nauwelijks omdat ze zelf het Zesde Zintuig voor de televisie regisseert en van die lange dagen maakt waardoor ze op den duur verdacht energiek uit haar ogen begint te kijken.
Als we ’s avonds laat na de voorstelling thuis komen, ploffen we gezellig samen op de bank, maar tien minuten later vertrekt ze met slaande deuren en hoor ik haar met gierende banden wegscheuren in haar tweedehands Mercedes. Ruzie! Hoe kan dat nou? Ze was toch van het harmoniemodel?
Dat vond ik nou juist zo fijn en geruststellend aan haar. Ik heb het flauwe vermoeden dat ik nog niet kan slapen en ga op de computer de vragen beantwoorden van een interview voor het Theaterjournaal. Ik vind mezelf reuze scherp, maar stuur het voor de zekerheid nog even door naar Lineke.
Mijn neus zat dicht, maar die is weer open en nu zitten allebei mijn oren dicht. En het zou best eens kunnen dat het met die scherpte reuze tegenvalt.
zondag 13 maart 2016
Ernst Jünger -- 14 maart 1943
• Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1943-1944 is verschenen in de Privé Domein-reeks.
Parijs, 14 maart 1943 - 's Middags bij Marcel Jouhandeau, die woont in een huisje in de rue du Commandant Marchand, een uithoekje van Parijs dat mij sinds lang bijzonder bevalt, We zaten met zijn vrouw en Marie Laurencin in zijn tuintje dat, hoewel het nauwelijks breder is dan een handdoek, toch tal van bloemen vertoonde. Zijn vrouw doet denken aan de maskers die men in oude wijnbouwdorpen vindt. Zij slaan ons niet zozeer in hun ban door het spel van de gelaatstrekken alswel door de starheid die afstraalt van hun houten en bontbeschilderde gezichten.
We maakten een rondgang door de woning die, afgezien van de kleine keuken, op elk van haar drie verdiepingen één kamer bezit-beneden een kleine salon, eenhoog de slaapkamer en boven, als het observatorium van een sterrenwacht, een bibliotheek die zo is ingericht dat men er kan wonen.
De wanden van de slaapkamer zijn zwart geverfd en met gouden ornamenten versierd, en er staat Chinees roodgelakt meubilair. De aanblik van dat stille kamertje was beklemmend, maar Jouhandeau verblijft er graag en werkt hier ook in alle vroegte als zijn vrouw nog slaapt. Heel fraai Vertelde hij hoe de vogels langzaam wakker worden en hoe hun melodieën elkaar aflossen.
Toen kwam ook nog Heller, en wij gingen in dc bibliotheek zitten. Jouhandeau toonde ons zijn manuscripten, waarvan hij er een aan mij cadeau deed, zijn herbaria, zijn fotoverzamelingen. In een map met opnamen van zijn vrouw bevonden zich ook naaktfoto's, uit de tijd dat ze nog danseres was. Dat verraste me echter niet bijzonder, want ik wist uit zijn boeken dat zij, met name 's zomers, graag aldus thuis rondloopt en zo ook de deur open doet voor leveranciers, ambachtslieden of de meteropnemer.
Gesprekken. Over de grootvader van mme Jouhandeau, een postbode die om vier uur 's ochtends in zijn wijngaard werkte alvorens de post te bestellen. 'Het werk in de wijngaard was zijn gebed.' Hij zag wijn als universeel geneesmiddel en gaf ook zijn kinderen bij ziekte daarvan te drinken.
Vervolgens over slangen, waarvan een huisvriend eens een dozijn had meegebracht. De dieren hadden zich door de woning verspreid; ze werden nog maandenlang onder de vloerkleden gevonden. Een van hen had de gewoonte 's avonds omhoog te kronkelen langs de voet van een staande schemerlamp; het dier wikkelde zich rond het midden van de lampekap, waar het het warmste was.
Opnieuw werd hier mijn impressie van de Parijse straten, huizen en woningen bevestigd: het zijn archieven van een substantie die doorweven is met oud leven, tot aan de rand gevuld met bewijsstukken, met herinneringen van allerlei aard.
's Avonds op ziekenbezoek bij Florence; ze heeft haar voet verstuikt in het huis van Céline. Ze vertelde dat deze auteur ondanks zijn hoog inkomen steeds lijdt onder geldgebrek omdat hij alles weggeeft aan de meisjes van de straat die met hun kwalen bij hem komen.
Wanneer alle gebouwen verwoest zullen zijn, blijft toch de taal bestaan, als betoverd kasteel met torens en tinnen en met oeroude gewelven en gangen die niemand ooit zal exploreren. Daar, in de schachten, oubliëttes en mijnen, zal men nog kunnen verblijven en uit deze wereld verdwijnen.
Uitgelezen: de Contes magiques. In dat boek vond ik de fraaie zin: 'Hier beneden zijn alleen de mensen met een verheven geest in staat tot een grote liefde, omdat zij als enigen de idee niet opofferen aan de uitwendige aantrekkelijkheden.'
Parijs, 14 maart 1943 - 's Middags bij Marcel Jouhandeau, die woont in een huisje in de rue du Commandant Marchand, een uithoekje van Parijs dat mij sinds lang bijzonder bevalt, We zaten met zijn vrouw en Marie Laurencin in zijn tuintje dat, hoewel het nauwelijks breder is dan een handdoek, toch tal van bloemen vertoonde. Zijn vrouw doet denken aan de maskers die men in oude wijnbouwdorpen vindt. Zij slaan ons niet zozeer in hun ban door het spel van de gelaatstrekken alswel door de starheid die afstraalt van hun houten en bontbeschilderde gezichten.
We maakten een rondgang door de woning die, afgezien van de kleine keuken, op elk van haar drie verdiepingen één kamer bezit-beneden een kleine salon, eenhoog de slaapkamer en boven, als het observatorium van een sterrenwacht, een bibliotheek die zo is ingericht dat men er kan wonen.
De wanden van de slaapkamer zijn zwart geverfd en met gouden ornamenten versierd, en er staat Chinees roodgelakt meubilair. De aanblik van dat stille kamertje was beklemmend, maar Jouhandeau verblijft er graag en werkt hier ook in alle vroegte als zijn vrouw nog slaapt. Heel fraai Vertelde hij hoe de vogels langzaam wakker worden en hoe hun melodieën elkaar aflossen.
Toen kwam ook nog Heller, en wij gingen in dc bibliotheek zitten. Jouhandeau toonde ons zijn manuscripten, waarvan hij er een aan mij cadeau deed, zijn herbaria, zijn fotoverzamelingen. In een map met opnamen van zijn vrouw bevonden zich ook naaktfoto's, uit de tijd dat ze nog danseres was. Dat verraste me echter niet bijzonder, want ik wist uit zijn boeken dat zij, met name 's zomers, graag aldus thuis rondloopt en zo ook de deur open doet voor leveranciers, ambachtslieden of de meteropnemer.
Gesprekken. Over de grootvader van mme Jouhandeau, een postbode die om vier uur 's ochtends in zijn wijngaard werkte alvorens de post te bestellen. 'Het werk in de wijngaard was zijn gebed.' Hij zag wijn als universeel geneesmiddel en gaf ook zijn kinderen bij ziekte daarvan te drinken.
Vervolgens over slangen, waarvan een huisvriend eens een dozijn had meegebracht. De dieren hadden zich door de woning verspreid; ze werden nog maandenlang onder de vloerkleden gevonden. Een van hen had de gewoonte 's avonds omhoog te kronkelen langs de voet van een staande schemerlamp; het dier wikkelde zich rond het midden van de lampekap, waar het het warmste was.
Opnieuw werd hier mijn impressie van de Parijse straten, huizen en woningen bevestigd: het zijn archieven van een substantie die doorweven is met oud leven, tot aan de rand gevuld met bewijsstukken, met herinneringen van allerlei aard.
's Avonds op ziekenbezoek bij Florence; ze heeft haar voet verstuikt in het huis van Céline. Ze vertelde dat deze auteur ondanks zijn hoog inkomen steeds lijdt onder geldgebrek omdat hij alles weggeeft aan de meisjes van de straat die met hun kwalen bij hem komen.
Wanneer alle gebouwen verwoest zullen zijn, blijft toch de taal bestaan, als betoverd kasteel met torens en tinnen en met oeroude gewelven en gangen die niemand ooit zal exploreren. Daar, in de schachten, oubliëttes en mijnen, zal men nog kunnen verblijven en uit deze wereld verdwijnen.
Uitgelezen: de Contes magiques. In dat boek vond ik de fraaie zin: 'Hier beneden zijn alleen de mensen met een verheven geest in staat tot een grote liefde, omdat zij als enigen de idee niet opofferen aan de uitwendige aantrekkelijkheden.'
Marjet van Zuijlen -- 13 maart 1999
• Marjet van Zuijlen (1967) is een voormalig Nederlandse politicus. In 1998/99 hield ze een journaal bij dat is gepubliceerd als Retour Nijmegen-Den Haag. Dagboek van een politica (2000)
Vrijdag 12 maart 1999
Ik moet met iemand gaan praten over mijn toekomst. Het is een chaos in mijn hoofd. De voorwaarden zijn duidelijk. Ik wil een volledige werkweek. In ieder geval één dag thuis werken, flexibele werktijden, doelstellingen die ikzelf kan beïnvloeden, interessant werk en een functie waarbij ik ook extern op kan treden.
Waarom vlucht ik in deze onzin? Waarom geniet ik niet van wat ik nu doe? Dat biedt toch alles wat ik wil? Drie lessen zenmeditatie hebben nog niet veel opgeleverd. En vrouwen hebben ook al geen humor (staat in de krant).
Het schijnt dat paren die een millenniumbaby willen één dezer dagen met elkaar moeten vrijen. Zijn wij ziek of niet? Ik ben blij dat het getalfetisjisme geen vat op mij heeft gekregen bij het plannen van Het Huwelijk. Ik eet wel altijd een even aantal koekjes of dropjes. Ben ik nou gek?
Zaterdag 13 maart 1999
De PvdA-fractie in Den Haag houdt Open Huis. Het is de eerste stralende dag in maanden. Ik zit bijna te huilen als de trein over de Waal rijdt en de zon in het water schijnt. Ik wil vandaag niet werken.
Zo'n duizend mensen zijn ondanks het mooie weer naar Den Haag gekomen. Ik voel me schuldig over mijn neiging om te spijbelen. Ik word goed betaald, toch?
Vrijdag 12 maart 1999
Ik moet met iemand gaan praten over mijn toekomst. Het is een chaos in mijn hoofd. De voorwaarden zijn duidelijk. Ik wil een volledige werkweek. In ieder geval één dag thuis werken, flexibele werktijden, doelstellingen die ikzelf kan beïnvloeden, interessant werk en een functie waarbij ik ook extern op kan treden.
Waarom vlucht ik in deze onzin? Waarom geniet ik niet van wat ik nu doe? Dat biedt toch alles wat ik wil? Drie lessen zenmeditatie hebben nog niet veel opgeleverd. En vrouwen hebben ook al geen humor (staat in de krant).
Het schijnt dat paren die een millenniumbaby willen één dezer dagen met elkaar moeten vrijen. Zijn wij ziek of niet? Ik ben blij dat het getalfetisjisme geen vat op mij heeft gekregen bij het plannen van Het Huwelijk. Ik eet wel altijd een even aantal koekjes of dropjes. Ben ik nou gek?
Zaterdag 13 maart 1999
De PvdA-fractie in Den Haag houdt Open Huis. Het is de eerste stralende dag in maanden. Ik zit bijna te huilen als de trein over de Waal rijdt en de zon in het water schijnt. Ik wil vandaag niet werken.
Zo'n duizend mensen zijn ondanks het mooie weer naar Den Haag gekomen. Ik voel me schuldig over mijn neiging om te spijbelen. Ik word goed betaald, toch?
Georg Michael Lill -- 12 maart 1916
• Georg Michael Lill (1884-1952) was soldaat in WO 1. Zijn oorlogsdagboek is hier te lezen.
E, den 11. März 1916 Schönes Wetter. Der Frühling erwacht. Die Spannung, die durch das Fliegerunglück hervorgerufen wurde, hält immer noch. Ziemlich ruhig an unserer Front.
E, den 12. März 16 Wunderschöner Sonntag. Viele anderweitig umquartierte Soldaten und Offiziere kommen hierher, um die Orte des schauerlichen Unglücks zu sehen. Ebenso strömte das Zivil nach den betroffenen Plätzen.
Epinoy, den 13. III. 16 Herrliches Wetter. Die Natur erwacht überall. Mit Heimweh im Herzen gedenkt man den Lieben in der fernen Heimat. Das neue erwachende Leben erweckt auch wieder eine Hoffnung in den Menschen. Einerbärmliches Leben, welches von Tag zu Tag trauriger wird, führen die hierweilenden Einwohner. Meine Quartierwirtin, eine Frau de Voos, in ganz guten Verhältnissen, teilt mit mir meine schlichte Soldatenkost, zur Zeit bestehend aus einem Stückchen Fleisch, 300 g, und Kartoffeln. Die Kinder der Arbeiter laufen auf den Straßen herum, suchen die abfallenden Kohlen und rufen die Soldaten an. „Brut min ner“. Bitter noch klingt einem das in den Ohren. Viele Familien verdienen sich noch Pfennige durch Waschen für die Soldaten. Kurz gab es Kartoffel für die Leute da kostete der Zentner 20 Mark, unerhörter Preis. Gibt es auf der Freibank die Köpfe und die Knochen von der hier arbeitenden Korpsschlachterei, so entsteht ein förmlicher Ringkampf darum. Trotzdem diese Abfallstücke noch bezahlt werden müssen. Not und Elend schaut aus Kisten und Kasten heraus. Heute kaufte ich die ersten Blumen! Wunderschöne Primeln.
E, den 14. III. 16 Herrliches Gotteswetter. Soldaten gehen fleißig spazieren. Überall hört man die Worte „ach wenn es nur fertig wäre“ u.s.w. Heute überflog wieder ein feindliches Geschwader Carvin. Die Mannschaft musste die Battr verlassen und Keller aufsuchen
E, den 11. März 1916 Schönes Wetter. Der Frühling erwacht. Die Spannung, die durch das Fliegerunglück hervorgerufen wurde, hält immer noch. Ziemlich ruhig an unserer Front.
E, den 12. März 16 Wunderschöner Sonntag. Viele anderweitig umquartierte Soldaten und Offiziere kommen hierher, um die Orte des schauerlichen Unglücks zu sehen. Ebenso strömte das Zivil nach den betroffenen Plätzen.
Epinoy, den 13. III. 16 Herrliches Wetter. Die Natur erwacht überall. Mit Heimweh im Herzen gedenkt man den Lieben in der fernen Heimat. Das neue erwachende Leben erweckt auch wieder eine Hoffnung in den Menschen. Einerbärmliches Leben, welches von Tag zu Tag trauriger wird, führen die hierweilenden Einwohner. Meine Quartierwirtin, eine Frau de Voos, in ganz guten Verhältnissen, teilt mit mir meine schlichte Soldatenkost, zur Zeit bestehend aus einem Stückchen Fleisch, 300 g, und Kartoffeln. Die Kinder der Arbeiter laufen auf den Straßen herum, suchen die abfallenden Kohlen und rufen die Soldaten an. „Brut min ner“. Bitter noch klingt einem das in den Ohren. Viele Familien verdienen sich noch Pfennige durch Waschen für die Soldaten. Kurz gab es Kartoffel für die Leute da kostete der Zentner 20 Mark, unerhörter Preis. Gibt es auf der Freibank die Köpfe und die Knochen von der hier arbeitenden Korpsschlachterei, so entsteht ein förmlicher Ringkampf darum. Trotzdem diese Abfallstücke noch bezahlt werden müssen. Not und Elend schaut aus Kisten und Kasten heraus. Heute kaufte ich die ersten Blumen! Wunderschöne Primeln.
E, den 14. III. 16 Herrliches Gotteswetter. Soldaten gehen fleißig spazieren. Überall hört man die Worte „ach wenn es nur fertig wäre“ u.s.w. Heute überflog wieder ein feindliches Geschwader Carvin. Die Mannschaft musste die Battr verlassen und Keller aufsuchen
woensdag 9 maart 2016
Willem Oltmans -- 10 maart 1966
• Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven on der de titel Memoires.
10 maart 1966
Het huwelijk van Beatrix en Claus vindt vandaag plaats. De West-Duitse Der Spiegel schijnt een haat-liefdeverhouding te hebben met het Oranjehuis. De Greet Hofmans-affaire in 1956 was de haatkant. Nu komen ze met een omslagverhaal getiteld ‘Holland und die Deutschen’. Beatrix - met een eigenaardig wit bontvel om - en Claus op de omslag. Er wordt een vergelijking getrokken tussen de geïmporteerde prins Hendrik en prins Bernhard. Het is alles bij elkaar een onaangenaam verhaal. De reportage weet te melden dat prinses Wilhelmina in 1962 op haar doodsbed nog aan ‘Trix’ zou hebben gevraagd te beloven om nooit met een Duitser te trouwen, zoals haar moeder en zijzelf hadden gedaan. Mejuffrouw Boekhoudt wist trouwens dat Beatrix sinds haar jeugd uitgesproken anti-Duits is geweest. Daar zal Claus dan waarschijnlijk verandering in gaan brengen.
Northwest Airlines, vlucht 17, New York-Chicago
20.00 uur
Hoog, hoog in de lucht. Wie ooit deze regels uit mijn dagboek tegenkomt, vindt regels die ertoe zouden kunnen bijdragen meer te begrijpen van de mind en het mysterie mens. Ik ben nagenoeg in tranen. Ik leef deze dagen tussen twee uitersten: complete gevoelens van geluk en oneindig verdriet. Zelden heb ik een zo miserabele dag gehad als gisteren. De afgelopen nacht en onze gesprekken, tot 06.15 uur, zijn niet te reconstrueren. Ik was er ook te moe voor en ben het nog. Ik begrijp dus dat Richard geen voldoening ondervindt van seks. Ik vroeg hem of hij onvruchtbaar was. Nee, dat niet. Hij toonde me het litteken, dat van zijn buik naar zijn penis liep. Al spoedig nadat we waren ingedut, stond hij toch weer op en trok de jaloezieën open. Het zonlicht viel naar binnen. Hij ging eieren met spek maken. Om 08.00 uur ging hij de straat op om ijs te halen. Om 08.45 uur waren we nota bene al op weg naar de Everadessauna aan 28th Street. We namen kamers 115 en 117. Bijna meteen zat er een kerel achter ons aan in het stoombad. Later vertelde hij dat dezelfde jongen hem een blow job wilde geven. We zwommen, sliepen, zwommen, en om 13.00 uur zouden we naar de film The Chase met Marlon Brando gaan. Ik kleedde me aan en wachtte beneden. Richard kwam even zeggen dat hij in tien minuten mee zou gaan. Ik wachtte een uur, ging naar boven. Zijn kamer was leeg. Ik wachtte op de gang. Zag een donkere kerel uit diens deur kijken. Ik wist dat Richard bij hem moest zijn. Wachtte weer beneden. Spoedig daarna verscheen hij, maar hij ontweek mijn blik. Hij had inderdaad een nummer met die man gemaakt, een nachtclubeigenaar, Tom Dowling. Ik was onbeschrijflijk boos en jaloers, maar ik slaagde erin om er een grap over te maken en de zaak te negeren. Ik noem het playing God. Het was aangenaam warm weer. We hadden een prettige dag. Ik beschouw mezelf als een miracle worker, want het is de eerste keer dat ik me terwille van de ‘vrede’ aanpaste bij een situatie die ik au fond absoluut niet accepteer.
Wat ik trouwens nog verzuimde te vermelden was dat Richard om ongeveer 05.00 uur vanmorgen plotseling zei: ‘Wacht, ik ga je vastbinden.’ Hij nam het zware touw waarmee ik een bed van Santo naar Loet had getransporteerd en bond mijn armen en benen aan de vier hoeken van het grote bed. Hij trok behoorlijk strak aan. Uit de badkamer haalde hij een zacht leren riem uit mijn jeans. Hij begon me te slaan. Hij schoof mijn T-shirt naar boven en ik kon geleidelijk aan de striemen op mijn rug voelen. Hij sloeg steeds harder, ook op mijn benen. Zijn ogen waren gespannen en wild. Ik begreep dat het hem intens bevredigde. Intussen streelde hij zachtjes over mijn ‘gorgeous ass’. Daarna gaf hij me een zalige massage. Hij deed dat op een vreemde manier, like twisting my skin. De hele affaire duurde meer dan een uur. Ik onderging het eigenlijk met een zekere voldoening. Heel vreemd. Daarna maakte hij de koorden los.
's Avonds woonde ik met Mora Henskens in het Americana Hotel een receptie bij ter ere van het huwelijk van Beatrix en Claus.
10 maart 1966
Het huwelijk van Beatrix en Claus vindt vandaag plaats. De West-Duitse Der Spiegel schijnt een haat-liefdeverhouding te hebben met het Oranjehuis. De Greet Hofmans-affaire in 1956 was de haatkant. Nu komen ze met een omslagverhaal getiteld ‘Holland und die Deutschen’. Beatrix - met een eigenaardig wit bontvel om - en Claus op de omslag. Er wordt een vergelijking getrokken tussen de geïmporteerde prins Hendrik en prins Bernhard. Het is alles bij elkaar een onaangenaam verhaal. De reportage weet te melden dat prinses Wilhelmina in 1962 op haar doodsbed nog aan ‘Trix’ zou hebben gevraagd te beloven om nooit met een Duitser te trouwen, zoals haar moeder en zijzelf hadden gedaan. Mejuffrouw Boekhoudt wist trouwens dat Beatrix sinds haar jeugd uitgesproken anti-Duits is geweest. Daar zal Claus dan waarschijnlijk verandering in gaan brengen.
Northwest Airlines, vlucht 17, New York-Chicago
20.00 uur
Hoog, hoog in de lucht. Wie ooit deze regels uit mijn dagboek tegenkomt, vindt regels die ertoe zouden kunnen bijdragen meer te begrijpen van de mind en het mysterie mens. Ik ben nagenoeg in tranen. Ik leef deze dagen tussen twee uitersten: complete gevoelens van geluk en oneindig verdriet. Zelden heb ik een zo miserabele dag gehad als gisteren. De afgelopen nacht en onze gesprekken, tot 06.15 uur, zijn niet te reconstrueren. Ik was er ook te moe voor en ben het nog. Ik begrijp dus dat Richard geen voldoening ondervindt van seks. Ik vroeg hem of hij onvruchtbaar was. Nee, dat niet. Hij toonde me het litteken, dat van zijn buik naar zijn penis liep. Al spoedig nadat we waren ingedut, stond hij toch weer op en trok de jaloezieën open. Het zonlicht viel naar binnen. Hij ging eieren met spek maken. Om 08.00 uur ging hij de straat op om ijs te halen. Om 08.45 uur waren we nota bene al op weg naar de Everadessauna aan 28th Street. We namen kamers 115 en 117. Bijna meteen zat er een kerel achter ons aan in het stoombad. Later vertelde hij dat dezelfde jongen hem een blow job wilde geven. We zwommen, sliepen, zwommen, en om 13.00 uur zouden we naar de film The Chase met Marlon Brando gaan. Ik kleedde me aan en wachtte beneden. Richard kwam even zeggen dat hij in tien minuten mee zou gaan. Ik wachtte een uur, ging naar boven. Zijn kamer was leeg. Ik wachtte op de gang. Zag een donkere kerel uit diens deur kijken. Ik wist dat Richard bij hem moest zijn. Wachtte weer beneden. Spoedig daarna verscheen hij, maar hij ontweek mijn blik. Hij had inderdaad een nummer met die man gemaakt, een nachtclubeigenaar, Tom Dowling. Ik was onbeschrijflijk boos en jaloers, maar ik slaagde erin om er een grap over te maken en de zaak te negeren. Ik noem het playing God. Het was aangenaam warm weer. We hadden een prettige dag. Ik beschouw mezelf als een miracle worker, want het is de eerste keer dat ik me terwille van de ‘vrede’ aanpaste bij een situatie die ik au fond absoluut niet accepteer.
Wat ik trouwens nog verzuimde te vermelden was dat Richard om ongeveer 05.00 uur vanmorgen plotseling zei: ‘Wacht, ik ga je vastbinden.’ Hij nam het zware touw waarmee ik een bed van Santo naar Loet had getransporteerd en bond mijn armen en benen aan de vier hoeken van het grote bed. Hij trok behoorlijk strak aan. Uit de badkamer haalde hij een zacht leren riem uit mijn jeans. Hij begon me te slaan. Hij schoof mijn T-shirt naar boven en ik kon geleidelijk aan de striemen op mijn rug voelen. Hij sloeg steeds harder, ook op mijn benen. Zijn ogen waren gespannen en wild. Ik begreep dat het hem intens bevredigde. Intussen streelde hij zachtjes over mijn ‘gorgeous ass’. Daarna gaf hij me een zalige massage. Hij deed dat op een vreemde manier, like twisting my skin. De hele affaire duurde meer dan een uur. Ik onderging het eigenlijk met een zekere voldoening. Heel vreemd. Daarna maakte hij de koorden los.
's Avonds woonde ik met Mora Henskens in het Americana Hotel een receptie bij ter ere van het huwelijk van Beatrix en Claus.
Abonneren op:
Posts (Atom)