• Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) was een Nederlandse dichter en schrijver (en scheepsarts). Summiere dagboekaantekeningen van hem zijn gepubliceerd in Dagboek.
1 Nov. Ochtends weer eindlijk goed gewerkt. Waarom niet altijd. Van plan door te gaan. Maar borrel: bezoek aankomst.
Q. haalt dames af om: naar 't Helena May Institute te gaan! Maagdenhuis. Vol verwachting toch mondain „leven". In Hongkong! Stupide! Q. bonhomme.
's Middags de heele troep naar de Tjik. Daar krijgen wij 't koud. Want, alle officieren in 't zwart gekleed, 't Is niet temperatuurzin alleen. W. een type in 't genre van armenhuisvader. De plattelandsarts in 't Verre Oosten verplaatst. De clown van een troep zeelieden geworden, de betalende vriend van een Russin en de slaaf van de kapitein. Beschamend.
Verder: de man met het roode hoofd en die met de slappe beenen, de verlegen lach en de brutale sm. en oogen. En eindelijk de beroemde Père Ubu van de J. Ch. J. L. Massief traag, laf gemeen, maar een goed zeeman. Dat kan. Schitterende sterbestekken. En 1e k. O.H.W. dronken, mummelt Madelaine ... und kein Ende. De sentimenteel wulpsche Engelsche, de poenige jood, de aftandsche Chinees met het zichtbare gebit en keurig Europeesch. Oppenoorth. Propos de plus en plus grossiers. Sampan. W. willoos. XX dronken, dance p. in 1 cl. Petite fille trés frêle, trés attractive. Cave. In XX * tafreel. W. slaapt op de sofa, de lange beenen v. T. dwars erover. Laocoönique groep, de oude vertic., de jonge horiz.
W. bedelt om zoenen, de oude Algiersche met jakhalsgezicht slaat en staart.
3 Nov. Zeildag. Vlerkprauw, pagaaien. No 1 dronken, K. dronken, hoofd: de lachende Cornand, opgepronkt met ridderorden. Tiffin Eagle. Nachtelijke boom 10-5. Conrad - Annie. Zeehelden.
250-2013>
donderdag 31 oktober 2024
woensdag 30 oktober 2024
Koningin Victoria • 31 oktober 1866 & 1867
• Koningin Victoria (1819-1901): More leaves from the journal of a life in the Highlands, from 1862 to 1882.
[DeepL-vertaling onderaan]
October 31, 1866-1867
While we were at Mrs. Grant's we saw the commencement of the keeping of Halloween. All the children came out with burning torches, shouting and jumping. The Protestants generally keep Halloween on the old day, November 12, and the Catholics on this day; but hearing I had wished to see it two years ago, they all decided to keep it to-day. When we drove home we saw all the gillies coming along with burning torches, and torches and bonfires appeared also on the opposite side of the water. We went upstairs to look at it from the windows, from whence it had a very pretty effect.
On the same day in the following year, viz., Thursday, October 31, 1867, we had an opportunity of again seeing the celebration of Halloween, and even of taking part in it. We had been out driving, but we hurried back to be in time for the celebration. Close to Donald Stewart's house we were met by two gillies bearing torches. Louise got out and took one, walking by the side of the carriage, and looking like one of the witches in "Macbeth." As we approached Balmoral, the keepers and their wives and children, the gillies and other people met us, all with torches; Brown also carrying one. We got out at the house, where Leopold joined us, and a torch was given to him. We walked round the whole house, preceded by Ross playing the pipes, going down the steps of the terrace. Louise and Leopold went first, then came Janie, Ely and I, followed by every one carrying torches, which had a very pretty effect. After this a bonfire was made of all the torches, close to the house, and they danced reels whilst Ross played the pipes.
Vertaling door DeepL:
31 oktober 1866-1867
Terwijl we bij Mrs. Grant waren, zagen we het begin van Halloween. Alle kinderen kwamen naar buiten met brandende fakkels, schreeuwend en springend. De protestanten houden Halloween meestal op de oude dag, 12 november, en de katholieken op deze dag; maar toen ze hoorden dat ik het twee jaar geleden had willen zien, besloten ze allemaal om het vandaag te houden. Toen we naar huis reden, zagen we alle gillies langskomen met brandende fakkels, en ook aan de overkant van het water verschenen fakkels en vreugdevuren. We gingen naar boven om het vanuit de ramen te bekijken, vanwaar het een heel mooi effect had.
Op dezelfde dag in het volgende jaar, donderdag 31 oktober 1867, hadden we opnieuw de gelegenheid om de viering van Halloween te zien en er zelfs aan deel te nemen. We waren aan het rijden geweest, maar we haastten ons terug om op tijd te zijn voor de viering. Vlakbij het huis van Donald Stewart werden we opgewacht door twee Gillies met fakkels. Louise stapte uit en nam er een. Ze liep naast de koets en zag eruit als een van de heksen in “Macbeth”. Toen we Balmoral naderden, kwamen de opzichters met hun vrouwen en kinderen, de gillies en andere mensen ons tegemoet, allemaal met fakkels; Brown droeg er ook een. We stapten uit bij het huis, waar Leopold zich bij ons voegde en een fakkel aan hem gaf. We liepen het hele huis rond, voorafgegaan door Ross die de doedelzak bespeelde en de trappen van het terras afging. Louise en Leopold gingen eerst, toen kwamen Janie, Ely en ik, gevolgd door iedereen met fakkels, die een heel mooi effect hadden. Hierna werd er een vreugdevuur gemaakt van alle fakkels, vlakbij het huis, en er werden reels gedanst terwijl Ross op de doedelzak speelde. 184-2013>
[DeepL-vertaling onderaan]
October 31, 1866-1867
While we were at Mrs. Grant's we saw the commencement of the keeping of Halloween. All the children came out with burning torches, shouting and jumping. The Protestants generally keep Halloween on the old day, November 12, and the Catholics on this day; but hearing I had wished to see it two years ago, they all decided to keep it to-day. When we drove home we saw all the gillies coming along with burning torches, and torches and bonfires appeared also on the opposite side of the water. We went upstairs to look at it from the windows, from whence it had a very pretty effect.
On the same day in the following year, viz., Thursday, October 31, 1867, we had an opportunity of again seeing the celebration of Halloween, and even of taking part in it. We had been out driving, but we hurried back to be in time for the celebration. Close to Donald Stewart's house we were met by two gillies bearing torches. Louise got out and took one, walking by the side of the carriage, and looking like one of the witches in "Macbeth." As we approached Balmoral, the keepers and their wives and children, the gillies and other people met us, all with torches; Brown also carrying one. We got out at the house, where Leopold joined us, and a torch was given to him. We walked round the whole house, preceded by Ross playing the pipes, going down the steps of the terrace. Louise and Leopold went first, then came Janie, Ely and I, followed by every one carrying torches, which had a very pretty effect. After this a bonfire was made of all the torches, close to the house, and they danced reels whilst Ross played the pipes.
Vertaling door DeepL:
31 oktober 1866-1867
Terwijl we bij Mrs. Grant waren, zagen we het begin van Halloween. Alle kinderen kwamen naar buiten met brandende fakkels, schreeuwend en springend. De protestanten houden Halloween meestal op de oude dag, 12 november, en de katholieken op deze dag; maar toen ze hoorden dat ik het twee jaar geleden had willen zien, besloten ze allemaal om het vandaag te houden. Toen we naar huis reden, zagen we alle gillies langskomen met brandende fakkels, en ook aan de overkant van het water verschenen fakkels en vreugdevuren. We gingen naar boven om het vanuit de ramen te bekijken, vanwaar het een heel mooi effect had.
Op dezelfde dag in het volgende jaar, donderdag 31 oktober 1867, hadden we opnieuw de gelegenheid om de viering van Halloween te zien en er zelfs aan deel te nemen. We waren aan het rijden geweest, maar we haastten ons terug om op tijd te zijn voor de viering. Vlakbij het huis van Donald Stewart werden we opgewacht door twee Gillies met fakkels. Louise stapte uit en nam er een. Ze liep naast de koets en zag eruit als een van de heksen in “Macbeth”. Toen we Balmoral naderden, kwamen de opzichters met hun vrouwen en kinderen, de gillies en andere mensen ons tegemoet, allemaal met fakkels; Brown droeg er ook een. We stapten uit bij het huis, waar Leopold zich bij ons voegde en een fakkel aan hem gaf. We liepen het hele huis rond, voorafgegaan door Ross die de doedelzak bespeelde en de trappen van het terras afging. Louise en Leopold gingen eerst, toen kwamen Janie, Ely en ik, gevolgd door iedereen met fakkels, die een heel mooi effect hadden. Hierna werd er een vreugdevuur gemaakt van alle fakkels, vlakbij het huis, en er werden reels gedanst terwijl Ross op de doedelzak speelde. 184-2013>
dinsdag 29 oktober 2024
Koos van Zomeren • 30 oktober 2009
• Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. Dit fragment komt uit Naar de natuur, een natuur- en mijmerdagboek ineen.
29 oktober Er zijn dagen dat ik bespottelijk weinig te doen heb. Twee telefoontjes - en als het ene gelukt is, denk ik: laat ik het andere maar uitstellen, dan heb ik morgen ook wat te doen. Daarover dan een dagboekaantekening, en het zit er weer op. Het zal niet lang meer duren of ik kan mijn Dostojevski's gaan herlezen.
30 oktober Rondje Elten-'s Heerenberg, ruim 20 km. Toen we in het Bergherbos een perceeltje voormalig eikenhakhout in liepen, weerklonk de alarmroep van een specht, maar anders dan anders. Ik zag hem even zitten - voordat ik hem in de kijker kon krijgen, was-ie weg. Maar een kleine bonte, geen twijfel mogelijk. Grappig, de laatste tijd had ik al een paar keer gedacht: wat heb je toch weinig kleine bonte spechten gezien in je leven. Zo gaat het wel vaker - net of je geest en je zintuigen zich instellen op een waarneming die nog moet komen (en komt-ie niet, dan vergeet je die voorbereidingen gewoon).
De omvang van hun broedpopulaties in aanmerking genomen, zou je op elke tien grote bonte spechten één kleine moeten zien. Nou, dat haal ik bij lange niet. In dertig jaar een stuk of vijf, zes. En het zijn zulke leuke vogels. Net of je even een kijkje in Madurodam neemt.
Verder geen bijzonderheden, of het moest zijn dat het landschap zich zoetjesaan ontdeed van de ochtendnevels en steeds verleidelijker in de zon kwam te liggen. Vergezichten. Hier en daar kon je je in de Jura wanen. De herfst inderdaad op zijn hoogtepunt.388-2019>
29 oktober Er zijn dagen dat ik bespottelijk weinig te doen heb. Twee telefoontjes - en als het ene gelukt is, denk ik: laat ik het andere maar uitstellen, dan heb ik morgen ook wat te doen. Daarover dan een dagboekaantekening, en het zit er weer op. Het zal niet lang meer duren of ik kan mijn Dostojevski's gaan herlezen.
30 oktober Rondje Elten-'s Heerenberg, ruim 20 km. Toen we in het Bergherbos een perceeltje voormalig eikenhakhout in liepen, weerklonk de alarmroep van een specht, maar anders dan anders. Ik zag hem even zitten - voordat ik hem in de kijker kon krijgen, was-ie weg. Maar een kleine bonte, geen twijfel mogelijk. Grappig, de laatste tijd had ik al een paar keer gedacht: wat heb je toch weinig kleine bonte spechten gezien in je leven. Zo gaat het wel vaker - net of je geest en je zintuigen zich instellen op een waarneming die nog moet komen (en komt-ie niet, dan vergeet je die voorbereidingen gewoon).
De omvang van hun broedpopulaties in aanmerking genomen, zou je op elke tien grote bonte spechten één kleine moeten zien. Nou, dat haal ik bij lange niet. In dertig jaar een stuk of vijf, zes. En het zijn zulke leuke vogels. Net of je even een kijkje in Madurodam neemt.
Verder geen bijzonderheden, of het moest zijn dat het landschap zich zoetjesaan ontdeed van de ochtendnevels en steeds verleidelijker in de zon kwam te liggen. Vergezichten. Hier en daar kon je je in de Jura wanen. De herfst inderdaad op zijn hoogtepunt.388-2019>
maandag 28 oktober 2024
August Willemsen • 29 oktober 1957
• August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.
Dinsdag 29 oktober
Vannacht gedroomd van Léautaud. Hij zat tegenover me, en zag eruit als op het fotootje aan mijn boekenkast, misschien iets jonger. Rechts van mij zat Jaap, maar die nam niet aan het gesprek deel. Léautaud liet me een stukje manuscript zien van Le petit ami. Daarop liet ik hem een bladzij uit mijn dagboek zien, en ik zei: "Ces deux écritures, la tienne et la mienne, il y a une certaine ressemblance." Ondanks het feit dat ik hem tutoyeerde, en ondanks de wat kromme syntaxis, ging Léautaud er volkomen ernstig op in.
"En effet, en effet."
Hierna kwam hij over naar ons, maar ging aan de andere kant van Jaap zitten. Vóór Jaap langs, alsof die er niet was, zetten we het gesprek voort. Op zeker moment, tijdens een korte stilte, merkte ik dat Léautaud naar me zat te kijken. Hij zei: "Je bent misschien pas vijfentwintig jaar."
"Eenentwintig," antwoordde ik.
"Eenentwintig," herhaalde hij, "eenentwintig..." en schudde zijn hoofd.
Ik herinner me dat zijn handschrift inderdaad op het mijne leek, alleen was het iets wijder. In de droom dan. In werkelijkheid lijkt het er helemaal niet op.
Het concert van Seefried. Freddie zat naast me. De aanraking van haar elleboog met de mijne, op de gemeenschappelijke armsteun, verhevigde de ontroering die uitging van de muziek. Ik hou van haar. Nog steeds onuitgesproken. Ik zei trouwens helemaal niets, bang dat mijn stem mij zou verraden.
Na het concert naar restaurant 't Hof. Ze zei iets gemerkt te hebben van "concentratie op mezelf", of zoiets. Daarmee zal ze mijn stilzwijgen hebben bedoeld. Ik praatte nu, van de zenuwen, heel druk, maar dacht daarbij minder aan wat ik zei dan aan wat ik vooral niet moest zeggen.
225-2012>
Dinsdag 29 oktober
Vannacht gedroomd van Léautaud. Hij zat tegenover me, en zag eruit als op het fotootje aan mijn boekenkast, misschien iets jonger. Rechts van mij zat Jaap, maar die nam niet aan het gesprek deel. Léautaud liet me een stukje manuscript zien van Le petit ami. Daarop liet ik hem een bladzij uit mijn dagboek zien, en ik zei: "Ces deux écritures, la tienne et la mienne, il y a une certaine ressemblance." Ondanks het feit dat ik hem tutoyeerde, en ondanks de wat kromme syntaxis, ging Léautaud er volkomen ernstig op in.
"En effet, en effet."
Hierna kwam hij over naar ons, maar ging aan de andere kant van Jaap zitten. Vóór Jaap langs, alsof die er niet was, zetten we het gesprek voort. Op zeker moment, tijdens een korte stilte, merkte ik dat Léautaud naar me zat te kijken. Hij zei: "Je bent misschien pas vijfentwintig jaar."
"Eenentwintig," antwoordde ik.
"Eenentwintig," herhaalde hij, "eenentwintig..." en schudde zijn hoofd.
Ik herinner me dat zijn handschrift inderdaad op het mijne leek, alleen was het iets wijder. In de droom dan. In werkelijkheid lijkt het er helemaal niet op.
Het concert van Seefried. Freddie zat naast me. De aanraking van haar elleboog met de mijne, op de gemeenschappelijke armsteun, verhevigde de ontroering die uitging van de muziek. Ik hou van haar. Nog steeds onuitgesproken. Ik zei trouwens helemaal niets, bang dat mijn stem mij zou verraden.
Na het concert naar restaurant 't Hof. Ze zei iets gemerkt te hebben van "concentratie op mezelf", of zoiets. Daarmee zal ze mijn stilzwijgen hebben bedoeld. Ik praatte nu, van de zenuwen, heel druk, maar dacht daarbij minder aan wat ik zei dan aan wat ik vooral niet moest zeggen.
225-2012>
zondag 27 oktober 2024
George Perros • 28 oktober 1956
Georges Perros (1923-1978) was een Franse schrijver. Dagboeknotities van hem zijn vertaald onder de titel Plakboek.
28 oktober 1956.
Verschrikkelijke zondag. Gisteren ontving ik een brief van N.: 'Kom morgen...' Onmogelijk haar te antwoorden, behalve per telegram, en hoe moet je een telegram schrijven! Ik had een slechte nacht, was toen toch verplicht haar van het station te halen, om acht uur. Ik had mijn onmogelijke smoelwerk opgezet - een ander gezicht kan ik niet trekken - en ik dacht aan de hele dag die we zouden moeten doorbrengen. Ik heb haar meegenomen naar de haven, we hebben koffie gedronken, en zo verstreken de uren dan toch; restaurant, 's middags heb ik haar meegenomen naar vrienden op de Pointe du Leydé. Zodra ze me aanraakte was het afschuwelijk. Op vijf meter van elkaar gingen we terug, zij huilend, ik fluitend. Gruwelijk. Ten slotte, om zes uur, in mijn hok, heb ik met twee of alle handen mijn moed bij elkaar gegraaid en haar de verzekering gegeven dat ik niet in staat was wie dan ook te beminnen, behalve de eerste de beste, op straat, zo maar, en na vele tranen is ze weer vertrokken om de hele nacht in de trein door te brengen. Stumperds die we zijn.153-2015>
28 oktober 1956.
Verschrikkelijke zondag. Gisteren ontving ik een brief van N.: 'Kom morgen...' Onmogelijk haar te antwoorden, behalve per telegram, en hoe moet je een telegram schrijven! Ik had een slechte nacht, was toen toch verplicht haar van het station te halen, om acht uur. Ik had mijn onmogelijke smoelwerk opgezet - een ander gezicht kan ik niet trekken - en ik dacht aan de hele dag die we zouden moeten doorbrengen. Ik heb haar meegenomen naar de haven, we hebben koffie gedronken, en zo verstreken de uren dan toch; restaurant, 's middags heb ik haar meegenomen naar vrienden op de Pointe du Leydé. Zodra ze me aanraakte was het afschuwelijk. Op vijf meter van elkaar gingen we terug, zij huilend, ik fluitend. Gruwelijk. Ten slotte, om zes uur, in mijn hok, heb ik met twee of alle handen mijn moed bij elkaar gegraaid en haar de verzekering gegeven dat ik niet in staat was wie dan ook te beminnen, behalve de eerste de beste, op straat, zo maar, en na vele tranen is ze weer vertrokken om de hele nacht in de trein door te brengen. Stumperds die we zijn.153-2015>
Hildegard von Spitzemberg • 27 oktober 1870
• Hildegard Freifrau Hugo von Spitzemberg (1843-1914) was een bekende Duitse salonière. Gedeelten uit haar dagboeken zijn te vinden bij Google Books.
DeepL-vertaling onderaan.
27. Oktober
Als wir bei Tische saßen, klingelte es überlaut, so daß ich bemerkte: „So darf auch nur einer läuten, der die Ergebung von Metz* bringt!" Und richtig ... Ja» Gott sei Dank, daß diese Tragödie einmal zu Ende geht und die arme, brave, tapfere Metzer Armee von ihrem harten Amte erlöst, aus diesem Typhus- und Ruhrbrutneste fortkommt. Und für uns welcher Vorteil, diese 200.000 Mann frei zu haben, um den Osten und Süden Frankreichs zu saubern und zu brandschatzen. Schon seit einer Woche munkelte man von der Ergebung der Armee und Festung, weil die Vorräte, besonders einzelne Lebensmittel, z.B. Salz, zu fehlen begannen und die Überläufer sich mehrten; auch hatte Bazaine den General Boyer nach Versailles gesandt, der aber, wie es hieß, nichts zustande gebracht haben sollte. Im Augenblicke ist der alte Thiers im Hauptquartier, um den von England und den anderen Neutralen vorgeschlagenen Waffenstillstand zu unterhandeln, an dessen Zustandekommen man indes deshalb zweifelt, weil die Franzosen noch immer, wenigstens in ihren Blättern behaupten, von Gebietsabtretungen könne keine Rede sein. Ob sie die Ergebung von Metz vielleicht mürber macht?
* Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) werd ook Metz belegerd. Op 27 oktober gaf de stad zich over.
DeepL-vertaling onderaan.
27. Oktober
Als wir bei Tische saßen, klingelte es überlaut, so daß ich bemerkte: „So darf auch nur einer läuten, der die Ergebung von Metz* bringt!" Und richtig ... Ja» Gott sei Dank, daß diese Tragödie einmal zu Ende geht und die arme, brave, tapfere Metzer Armee von ihrem harten Amte erlöst, aus diesem Typhus- und Ruhrbrutneste fortkommt. Und für uns welcher Vorteil, diese 200.000 Mann frei zu haben, um den Osten und Süden Frankreichs zu saubern und zu brandschatzen. Schon seit einer Woche munkelte man von der Ergebung der Armee und Festung, weil die Vorräte, besonders einzelne Lebensmittel, z.B. Salz, zu fehlen begannen und die Überläufer sich mehrten; auch hatte Bazaine den General Boyer nach Versailles gesandt, der aber, wie es hieß, nichts zustande gebracht haben sollte. Im Augenblicke ist der alte Thiers im Hauptquartier, um den von England und den anderen Neutralen vorgeschlagenen Waffenstillstand zu unterhandeln, an dessen Zustandekommen man indes deshalb zweifelt, weil die Franzosen noch immer, wenigstens in ihren Blättern behaupten, von Gebietsabtretungen könne keine Rede sein. Ob sie die Ergebung von Metz vielleicht mürber macht?
* Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) werd ook Metz belegerd. Op 27 oktober gaf de stad zich over.
27 oktober
Toen we aan tafel zaten, ging de bel zo luid dat ik opmerkte: “Alleen iemand die de overgave van Metz* meebrengt, mag de bel luiden!” En gelijk ... Ja, God zij dank dat er een einde komt aan deze tragedie en dat het arme, dappere, dappere leger van Metz verlost zal worden van zijn zware arbeid en weg zal komen van deze broedplaats van tyfus en dysenterie. En wat een voordeel voor ons om deze 200.000 mannen vrij te hebben om het oosten en zuiden van Frankrijk te zuiveren en te plunderen. Al een week lang gaan er geruchten over de overgave van het leger en het fort, omdat de voorraden, vooral bepaalde voedingsmiddelen zoals zout, begonnen op te raken en de overlopers toenamen; Bazaine had ook generaal Boyer naar Versailles gestuurd, maar hij zou niets bereikt hebben. Op dit moment is de oude Thiers op het hoofdkwartier om te onderhandelen over de wapenstilstand die is voorgesteld door Engeland en de andere neutralen, waarvan de realisatie echter twijfelachtig is, omdat de Fransen nog steeds beweren, althans in hun kranten, dat er geen sprake kan zijn van het afstaan van grondgebied. Zal de overgave van Metz hen misschien wat milder stemmen?
159-2013>
Peter R. de Vries • 26 oktober 2005
• Peter R. de Vries (1956-2021) was een Nederlandse misdaadverslaggever. In 2005, toen hij kortstondig lijsttrekker was van een door hem opgerichte politieke partij, hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij.
Woensdag 26 oktober
De dag begint natuurlijk met de ochtendkranten. Ik ben een nieuws-junk. Als er tijdens vakanties geen kranten te krijgen zijn, voel ik me niet op mijn gemak. Het is stil in huis. Mijn vrouw Jacqueline (45) is samen met onze zoon Royce (15) een weekje naar Los Angeles, waar dochter Kelly (18) studeert. Ik was graag meegegaan, maar mijn tv-programma en de lancering van de PRDV houden me in Hilversum bij onze Tervuerense herder Aron (10).
De Telegraaf brengt interessant nieuws: uit een lezersenquête blijkt dat 41 procent van de geënquêteerden overweegt om op onze partij te gaan stemmen, omgerekend 60 (!) zetels. Ha ha! Natuurlijk is het niet representatief, de respondenten zijn uitsluitend Telegraaflezers, die mij ook nog eens kennen als columnist, maar er is slechtere pers denkbaar. Reken maar dat ze het hier in Den Haag benauwd van krijgen, gniffel ik door de telefoon tegen PRDV-stafchef Peter Schouten.
Met collega Kees van der Spek ga ik op reportage in het Zaanse. We werken aan een dossier over de `Pinkstermoord' op de 19-jarige Milica van Doorn uit Zaandam, in juni 1992. Dit misdrijf staat al jaren in mijn denkbeeldige top-tien van op te lossen zaken. Milica's zussen hebben onlangs mijn hulp gevraagd. Collega/vriend Kees zegt 's middags, als we enkele interessante nieuwe feitjes hebben achterhaald: `Zeg nou eens eerlijk Peet, dit zal je toch hartstikke missen als je in Den Haag zit?'
Het is een windstille najaarsavond en ik maak met buddy's Niels en Age een `nachtduik' (ruim 13 meter diep) in de Spiegelplas bij Nederhorst. Dat is voor mij echt de `onderwereld'. Prachtig! In totaal zes flinke snoeken op armlengte afstand, dikke palingen, grote baarzen en voor het eerst dit jaar een knoepert van een zeelt, die lui tegen een rietkraag aan ligt en nauwelijks op ons reageert.
Daarna tot ver na middernacht weer aan de partij gewerkt, want mijn bed is toch leeg.262-2015>
Woensdag 26 oktober
De dag begint natuurlijk met de ochtendkranten. Ik ben een nieuws-junk. Als er tijdens vakanties geen kranten te krijgen zijn, voel ik me niet op mijn gemak. Het is stil in huis. Mijn vrouw Jacqueline (45) is samen met onze zoon Royce (15) een weekje naar Los Angeles, waar dochter Kelly (18) studeert. Ik was graag meegegaan, maar mijn tv-programma en de lancering van de PRDV houden me in Hilversum bij onze Tervuerense herder Aron (10).
De Telegraaf brengt interessant nieuws: uit een lezersenquête blijkt dat 41 procent van de geënquêteerden overweegt om op onze partij te gaan stemmen, omgerekend 60 (!) zetels. Ha ha! Natuurlijk is het niet representatief, de respondenten zijn uitsluitend Telegraaflezers, die mij ook nog eens kennen als columnist, maar er is slechtere pers denkbaar. Reken maar dat ze het hier in Den Haag benauwd van krijgen, gniffel ik door de telefoon tegen PRDV-stafchef Peter Schouten.
Met collega Kees van der Spek ga ik op reportage in het Zaanse. We werken aan een dossier over de `Pinkstermoord' op de 19-jarige Milica van Doorn uit Zaandam, in juni 1992. Dit misdrijf staat al jaren in mijn denkbeeldige top-tien van op te lossen zaken. Milica's zussen hebben onlangs mijn hulp gevraagd. Collega/vriend Kees zegt 's middags, als we enkele interessante nieuwe feitjes hebben achterhaald: `Zeg nou eens eerlijk Peet, dit zal je toch hartstikke missen als je in Den Haag zit?'
Het is een windstille najaarsavond en ik maak met buddy's Niels en Age een `nachtduik' (ruim 13 meter diep) in de Spiegelplas bij Nederhorst. Dat is voor mij echt de `onderwereld'. Prachtig! In totaal zes flinke snoeken op armlengte afstand, dikke palingen, grote baarzen en voor het eerst dit jaar een knoepert van een zeelt, die lui tegen een rietkraag aan ligt en nauwelijks op ons reageert.
Daarna tot ver na middernacht weer aan de partij gewerkt, want mijn bed is toch leeg.262-2015>
donderdag 24 oktober 2024
Barend Rijdes • 25 oktober 1971
• Barend Rijdes (1910-1975) was een Nederlandse schrijver. Na zijn dood zijn zijn Literaire dagboeken in drie deeltjes gepubliceerd.
25 october 1971
Mulisch viel mij (ons) in zijn gesprek met zijn jongere lezers (op de tv) erg mee! Er was wat van de dwaze kak afgegaan, ik kan mij voorstellen dat er mensen, als zij hem zó meemaken, invliegen. Want ik kan geen ogenblik de gedachte kwijtraken dat hij ook in deze sympathieke rol de boel belazert. Lubberhuizen was er ook, zijn uitgever, en ook deze man (die op mijn broer lijkt, en mijn broer werd onlangs gekenschetst als berekenend) ligt mij niet. Geen allure en geen eigen persoonlijkheid; wat nog sterker geldt voor de langharige, zeer onguur uitziende jongeman die als Bert Bakker zijn oom is opgevolgd bij Daamen (gezien in de uitzending met Bert Schierbeek?). Leider van deze soort gesprekken, die na de uitzending in een litterair café worden voortgezet, is Rudolf Geel - een wat stereotype figuur, aan de rand van dé letterkunde dunkt me, die met zijn onbeduidendheid niet helemaal goed raad weet en voor critiek, houding kiezen tegenover hem, niet in aanmerking komt.
214-2012>
25 october 1971
Mulisch viel mij (ons) in zijn gesprek met zijn jongere lezers (op de tv) erg mee! Er was wat van de dwaze kak afgegaan, ik kan mij voorstellen dat er mensen, als zij hem zó meemaken, invliegen. Want ik kan geen ogenblik de gedachte kwijtraken dat hij ook in deze sympathieke rol de boel belazert. Lubberhuizen was er ook, zijn uitgever, en ook deze man (die op mijn broer lijkt, en mijn broer werd onlangs gekenschetst als berekenend) ligt mij niet. Geen allure en geen eigen persoonlijkheid; wat nog sterker geldt voor de langharige, zeer onguur uitziende jongeman die als Bert Bakker zijn oom is opgevolgd bij Daamen (gezien in de uitzending met Bert Schierbeek?). Leider van deze soort gesprekken, die na de uitzending in een litterair café worden voortgezet, is Rudolf Geel - een wat stereotype figuur, aan de rand van dé letterkunde dunkt me, die met zijn onbeduidendheid niet helemaal goed raad weet en voor critiek, houding kiezen tegenover hem, niet in aanmerking komt.
214-2012>
woensdag 23 oktober 2024
E.J. Potgieter • 24 oktober 1830
• E.J. Potgieter (1808-1875) was een Nederlandse schrijver, oprichter van De Gids. Hij woonde van 1827-1830 in Antwerpen. Op 24 oktober 1830 werd voor de poorten van Antwerpen strijd geleverd tussen Belgische en Nederlandse troepen. Deze dag en de turbulente weken erna zijn door Potgieter beschreven in een aantal dagboekbladen.
Zondag Middag. 24 Oct. 1830
Tusschen drie en vier uren verliet ik mijne woning en was weldra aan de Mechelsche poort [in Antwerpen]. Eene misschien drie dubbele wacht bezette deze terwijl de wallen aan de zijden der poort ieder met slechts een soldaat waren bezet. Duizende menschen stroomden naar de poort toe om van daar (zoo mogelijk) het gevecht te zien. Velen bleven voor de poort staan elkander allerlei vertellingen van Engelsche vloot, Pruissische interventie enz. verhalende. Ik ging aan de linkerzijde den wal op en terwijl een heldere hemel, en een zacht weder een ruimen gezigteinder schonk zag ik op 3/4 uren afstands van tusschen de boomen nu en dan de rook van een kanon opstijgen en een geregeld peletonvuur deed zich samen bij wijle vervangen door een enkel geweerschot. De stilte der natuur het gevecht beneden en de schaar om mij heen wekten geheel verschillende aandoeningen op. Het was eene mengeling van rust woede en ellende. Terwijl de vrouwen jammerden bij de gedachte dat misschien hun zoon of broeder ginds vocht, sommige mannen het voortdurende vechten der Hollanders op een grond wiens vrijheid door d.P.v.O. zelf erkend was voor menschen moorden hielden kon ik de gedachte aan de nietigheid van den mensch niet van mij afweren, en was weldra het schouwspel moede. Ik begaf mij aan de regterzijde van den wal van waar men juist op het wachthuis buiten de poort ziet. Hier waren andere aandoeningen hier was de woede tegen de H.[ollanders] algemeen en toen eenige lanciers de vesting binnen togen meende de schaar hierin een bewijs van hun verlies te zien en luide jubelkreten gingen. Er is iets akeligs en te gelijk iets medeslepends in den volkskreet. Sommigen zagen echter weldra dat dit meer voor eene binnentrekkende patrouille moest gehouden worden. Het werd donkerder en burgers droegen op eene draagbaar een gekwetste binnen. De afstand belette mij te zien of t een militair was maar enkele kreeten gingen uit den hoop op. Is t een h.[ollander] smyt de J.K. [Jan Kaas] in t water enz. Eene enkele vrouw die nog weder een lancier zag binnentrekken klapte in hare handen met een zoo afgrijsselijk gelaat dat zij eene furie geleek. In t eigen oogenblik verscheen de 7de afdeeling op de wallen, de kolonel verzocht die te ruimen en buiten een paar mannen gehoorzaamde men gewillig. Juist bragt men toen ik van den wal kwam den gekwetste de poort binnen en hier vertoonde zich de Belgische menschlievendheid op nieuw in alle hare beminnelijkheid. Van alle kanten bood men zich en nogtans het was een H.[ollander] het was zeide men kolonel Reuter.
Zondagavond.
Zaturdags had ik geene wacht op de Meir gezien. Zondag waren de grenadiers er als te voren. De garde Urbaine circuleerde als vroeger en de nacht ging rustig om.
187-2017>
Zondag Middag. 24 Oct. 1830
Tusschen drie en vier uren verliet ik mijne woning en was weldra aan de Mechelsche poort [in Antwerpen]. Eene misschien drie dubbele wacht bezette deze terwijl de wallen aan de zijden der poort ieder met slechts een soldaat waren bezet. Duizende menschen stroomden naar de poort toe om van daar (zoo mogelijk) het gevecht te zien. Velen bleven voor de poort staan elkander allerlei vertellingen van Engelsche vloot, Pruissische interventie enz. verhalende. Ik ging aan de linkerzijde den wal op en terwijl een heldere hemel, en een zacht weder een ruimen gezigteinder schonk zag ik op 3/4 uren afstands van tusschen de boomen nu en dan de rook van een kanon opstijgen en een geregeld peletonvuur deed zich samen bij wijle vervangen door een enkel geweerschot. De stilte der natuur het gevecht beneden en de schaar om mij heen wekten geheel verschillende aandoeningen op. Het was eene mengeling van rust woede en ellende. Terwijl de vrouwen jammerden bij de gedachte dat misschien hun zoon of broeder ginds vocht, sommige mannen het voortdurende vechten der Hollanders op een grond wiens vrijheid door d.P.v.O. zelf erkend was voor menschen moorden hielden kon ik de gedachte aan de nietigheid van den mensch niet van mij afweren, en was weldra het schouwspel moede. Ik begaf mij aan de regterzijde van den wal van waar men juist op het wachthuis buiten de poort ziet. Hier waren andere aandoeningen hier was de woede tegen de H.[ollanders] algemeen en toen eenige lanciers de vesting binnen togen meende de schaar hierin een bewijs van hun verlies te zien en luide jubelkreten gingen. Er is iets akeligs en te gelijk iets medeslepends in den volkskreet. Sommigen zagen echter weldra dat dit meer voor eene binnentrekkende patrouille moest gehouden worden. Het werd donkerder en burgers droegen op eene draagbaar een gekwetste binnen. De afstand belette mij te zien of t een militair was maar enkele kreeten gingen uit den hoop op. Is t een h.[ollander] smyt de J.K. [Jan Kaas] in t water enz. Eene enkele vrouw die nog weder een lancier zag binnentrekken klapte in hare handen met een zoo afgrijsselijk gelaat dat zij eene furie geleek. In t eigen oogenblik verscheen de 7de afdeeling op de wallen, de kolonel verzocht die te ruimen en buiten een paar mannen gehoorzaamde men gewillig. Juist bragt men toen ik van den wal kwam den gekwetste de poort binnen en hier vertoonde zich de Belgische menschlievendheid op nieuw in alle hare beminnelijkheid. Van alle kanten bood men zich en nogtans het was een H.[ollander] het was zeide men kolonel Reuter.
Zondagavond.
Zaturdags had ik geene wacht op de Meir gezien. Zondag waren de grenadiers er als te voren. De garde Urbaine circuleerde als vroeger en de nacht ging rustig om.
187-2017>
dinsdag 22 oktober 2024
Stendhal • 23 oktober 1840
• Stendhal (Marie-Henri Beyle, 1783-1842) was een Franse schrijver. Het onderstaande fragment komt uit een brief aan de grote Franse schrijver Honoré de Balzac. Opgenomen in Brieven. Een keuze uit de correspondance (vertaald door Joyce & Co).
17-28 oktober 1840
Ik geloof dat wij er in onze tijd net zo aan toe zijn als de eeuw van Claudianus en ik lees weinig van onze boeken. Met uitzondering van mevrouw de Mortsauf en de werken van haar auteur, van enige romans van George Sand en van de korte verhalen die door Soulié in de krant worden geschreven, heb ik niets gelezen van wat er gedrukt wordt.
Om mijn toon te vinden las ik onder het schrijven van la Chartreuse af en toe een paar bladzijden van het wetboek.
Mijn Homerus, die ik vaak herlees, is de Mémoires van de maarschalk Saint-Cyr; mijn schrijver van iedere dag is Ariosto.
Ik heb nooit, zelfs in 1802 niet (ik was toen officier bij de dragonders in Piemonte, op drie mijl van Marengo) – ik heb nooit twintig bladzijden van Chateaubriand kunnen lezen; ik had bijna een duel omdat ik de spot dreef met de eindeloze kruin der wouden. Ik heb nooit la Chaumière indienne gelezen; de Maistre kan ik niet uitstaan. Dat is waarschijnlijk de reden dat ik slecht schrijf; uit overdreven liefde voor de logica.
De enige auteurs die mij het idee geven dat ze goed schrijven zijn Fénelon, les Dialogues des morts, en Montesquieu. Nog geen twee weken geleden heb ik gehuild toen ik Aristonoüs ou l’esclave d’Alcine weer las. 260-2018>
17-28 oktober 1840
Ik geloof dat wij er in onze tijd net zo aan toe zijn als de eeuw van Claudianus en ik lees weinig van onze boeken. Met uitzondering van mevrouw de Mortsauf en de werken van haar auteur, van enige romans van George Sand en van de korte verhalen die door Soulié in de krant worden geschreven, heb ik niets gelezen van wat er gedrukt wordt.
Om mijn toon te vinden las ik onder het schrijven van la Chartreuse af en toe een paar bladzijden van het wetboek.
Mijn Homerus, die ik vaak herlees, is de Mémoires van de maarschalk Saint-Cyr; mijn schrijver van iedere dag is Ariosto.
Ik heb nooit, zelfs in 1802 niet (ik was toen officier bij de dragonders in Piemonte, op drie mijl van Marengo) – ik heb nooit twintig bladzijden van Chateaubriand kunnen lezen; ik had bijna een duel omdat ik de spot dreef met de eindeloze kruin der wouden. Ik heb nooit la Chaumière indienne gelezen; de Maistre kan ik niet uitstaan. Dat is waarschijnlijk de reden dat ik slecht schrijf; uit overdreven liefde voor de logica.
De enige auteurs die mij het idee geven dat ze goed schrijven zijn Fénelon, les Dialogues des morts, en Montesquieu. Nog geen twee weken geleden heb ik gehuild toen ik Aristonoüs ou l’esclave d’Alcine weer las. 260-2018>
maandag 21 oktober 2024
Jan Wolkers • 22 oktober 1972
• Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. Zijn dagboek van 1972 is verschenen bij de Bezige Bij.
Zaterdag 21 oktober 1972
's Avonds naar de Duivendrechtse kade, naar de Cinetone Studio's om rushes van Turks Fruit te bekijken. Luguber terrein, geschikt als decor voor misdaadfilm. Paul komt ons voor het gebouw halen. We zien Bosdriesz nog even maar die gaat weg. Dan begint Paul, die nogal zenuwachtig is, ons het een en ander te laten zien. We zijn meteen wild enthousiast. Zien eerst Rutger Hauer aan het strand met de meeuw. Dan Bijenkorfscène. Monique fenomenaal. We zitten van acht uur tot half twaalf te kijken en worden steeds enthousiaster. Vooral wat Rutger doet. Het is bewonderenswaardig wat Paul uit hem heeft gekregen.
Zondag 22 oktober 1972
Met de jongens naar Jan Vermeulen in Slijk-Ewijk om het stuk tapa van de Fiji-eilanden te brengen dat ik hem op Texel heb beloofd. Mooie tocht langs de dijk. Hans van Straten en Joke komen er ook. De jongens klokken drie glazen port achter elkaar naar binnen waarvan Marc later bij ons thuis zal gaan kotsen. Even laait de oude Hans weer op als hij het heeft over het auto-ongeluk van Swiethal en zegt dat het hersenletsel dat hij daarbij opliep geen verschil maakte. Maar hij heeft toch iets uitgeblusts gekregen daar in Utrecht.
Opnames Turks fruit287-2013>
Zaterdag 21 oktober 1972
's Avonds naar de Duivendrechtse kade, naar de Cinetone Studio's om rushes van Turks Fruit te bekijken. Luguber terrein, geschikt als decor voor misdaadfilm. Paul komt ons voor het gebouw halen. We zien Bosdriesz nog even maar die gaat weg. Dan begint Paul, die nogal zenuwachtig is, ons het een en ander te laten zien. We zijn meteen wild enthousiast. Zien eerst Rutger Hauer aan het strand met de meeuw. Dan Bijenkorfscène. Monique fenomenaal. We zitten van acht uur tot half twaalf te kijken en worden steeds enthousiaster. Vooral wat Rutger doet. Het is bewonderenswaardig wat Paul uit hem heeft gekregen.
Zondag 22 oktober 1972
Met de jongens naar Jan Vermeulen in Slijk-Ewijk om het stuk tapa van de Fiji-eilanden te brengen dat ik hem op Texel heb beloofd. Mooie tocht langs de dijk. Hans van Straten en Joke komen er ook. De jongens klokken drie glazen port achter elkaar naar binnen waarvan Marc later bij ons thuis zal gaan kotsen. Even laait de oude Hans weer op als hij het heeft over het auto-ongeluk van Swiethal en zegt dat het hersenletsel dat hij daarbij opliep geen verschil maakte. Maar hij heeft toch iets uitgeblusts gekregen daar in Utrecht.
Opnames Turks fruit287-2013>
zondag 20 oktober 2024
Paul Léautaud • 21 oktober 1922
• Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Bovenstaand fragment komt uit Particulier dagboek 1917-1924.
Zaterdag 21 oktober. - We treffen geen enkele voorzorgsmaatregel meer bij onze seksuele spelletjes. Dat is begonnen in de eerste maanden van dit jaar en 't is haar idee. Ik gebruikte allang geen preservatieven meer en nam er genoegen mee om een beetje aan de ingang van haar schede te spelen. Op een goeie dag waren we weer eens aan 't vrijen, toen ze me ineens stevig tegen zich aandrukte toen het bijna kwam; ik drong heel diep in haar binnen. We hebben het er nog wel eens over omdat ze een beetje bang is. Ze zegt dat ze 't een heerlijk gevoel vindt, een vollediger en echter bezit.
179-2013>
179-2013>
Denis Diderot • 20 oktober 1760
• Denis Diderot (1713-1784) en Louise Henriëtte Volland (1716-1784) – bijnaam Sophie – hadden ruim twintig jaar een verboden liaison: Volland werd door haar familie afgeschermd van de getrouwde man en vrijdenker Diderot. Veel van zijn hartstocht wist hij echter om te zetten in woorden – in zijn brieven die hij haar schreef. Uit: Brieven aan Sofie (vertaald door Anneke Brassinga).
Grandval, 20 oktober 1760
Het gesprek is iets wonderlijks, vooral in een wat groter gezelschap. Ziet u maar wat een kronkelpaden we hebben gevolgd, net zo grillig en verward als de koortsdromen van een ijlende zieke. Maar toch, zoals alles samenhangt in de geest van een dromer of een gek, ook in een gesprek is alles met elkaar verweven, alleen is het soms heel moeilijk de haast onzichtbare schakeltjes terug te vinden die al die verschillende ideeën verbinden. De een vuurt een woord af, losgemaakt van wat er in zijn gedachten aan voorafging en erop volgde; een ander doet hetzelfde; en wie er een vangt, die boft. Een enkel fysisch gegeven al kan de gedachten op duizend-en-één verschillende dingen brengen. Bijvoorbeeld een kleur, geel. Goud is geel, zijde is geel, goudsbloemen zijn geel, gal is geel, licht is geel, stro is geel; de hemel weet hoeveel draadjes er nog meer aan dit ene gele draadje vastzitten! Waanzin, dromen en gesprekken in al hun wirwar bestaan erin dat men via de gemeenschappelijke eigenschappen van het een op het ander komt.
Een gek weet niet dat hij in het een het ander ziet. Hij houdt een gele glanzende strohalm vast en roept dat hij een zonnestraal te pakken heeft. Veel mensen lijken op hem; ikzelf misschien ook, op dit moment. 272-2019>
Grandval, 20 oktober 1760
Het gesprek is iets wonderlijks, vooral in een wat groter gezelschap. Ziet u maar wat een kronkelpaden we hebben gevolgd, net zo grillig en verward als de koortsdromen van een ijlende zieke. Maar toch, zoals alles samenhangt in de geest van een dromer of een gek, ook in een gesprek is alles met elkaar verweven, alleen is het soms heel moeilijk de haast onzichtbare schakeltjes terug te vinden die al die verschillende ideeën verbinden. De een vuurt een woord af, losgemaakt van wat er in zijn gedachten aan voorafging en erop volgde; een ander doet hetzelfde; en wie er een vangt, die boft. Een enkel fysisch gegeven al kan de gedachten op duizend-en-één verschillende dingen brengen. Bijvoorbeeld een kleur, geel. Goud is geel, zijde is geel, goudsbloemen zijn geel, gal is geel, licht is geel, stro is geel; de hemel weet hoeveel draadjes er nog meer aan dit ene gele draadje vastzitten! Waanzin, dromen en gesprekken in al hun wirwar bestaan erin dat men via de gemeenschappelijke eigenschappen van het een op het ander komt.
Een gek weet niet dat hij in het een het ander ziet. Hij houdt een gele glanzende strohalm vast en roept dat hij een zonnestraal te pakken heeft. Veel mensen lijken op hem; ikzelf misschien ook, op dit moment. 272-2019>
Sergej Prokofjev • 19 oktober 1917
• Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933.
[19 oktober 1917]
Vier dagen later was mijn tweede concert. Er was nog minder publiek, het stond me gewoon tegen om te spelen, maar ik dwong me ertoe mezelf te vermannen: dit was immers geen concert, maar een repetitie voor Moskou, voor Moskou ja, niet voor Petrograd - in Petrograd ben ik bekend en geliefd, terwijl ik Moskou nog moet veroveren. De lauweren van de jeugdige pianist Orlov, de lieveling van het Moskouse publiek en een gracieuze, maar leeghoofdige pianist, laten me niet met rust. Nou ja, en na Orlov moet ik ook met Rachmaninov de strijd aanbinden.
Dit concert speelde ik heel goed en subtiel. Mama, altijd streng en ontevreden, was verrukt. De oude Safonov, die dwars door het voor hem onbekende modernisme heen de zachtheid en tederheid van mijn nuanceringen beluisterde, prees me zeer. Asja Lesnaja zat op de eerste rij en kwam na afloop van het concert naar de kleedkamer. Het was geen gymnasiummeisje, maar een leerlinge van Meyerholds dramastudio, een jaar of twintig oud, van het Pools-joodse type, eerder origineel dan leuk, zij het dat ook wel, lang en lenig, gekleed met een hang naar originaliteit en met een rood mutsje op (men kende haar in Kislovodsk dan ook onder de naam 'Roodkapje'; ze heette Chmelnitskaja, Lesnaja was een pseudoniem). Toen we uit de artiestenfoyer naar buiten liepen, kreeg ik een ovatie, maar we sloegen meteen af, liepen het bruggetje over, de Kruisberg op en gingen wandelen.131-2015>
[19 oktober 1917]
Vier dagen later was mijn tweede concert. Er was nog minder publiek, het stond me gewoon tegen om te spelen, maar ik dwong me ertoe mezelf te vermannen: dit was immers geen concert, maar een repetitie voor Moskou, voor Moskou ja, niet voor Petrograd - in Petrograd ben ik bekend en geliefd, terwijl ik Moskou nog moet veroveren. De lauweren van de jeugdige pianist Orlov, de lieveling van het Moskouse publiek en een gracieuze, maar leeghoofdige pianist, laten me niet met rust. Nou ja, en na Orlov moet ik ook met Rachmaninov de strijd aanbinden.
Dit concert speelde ik heel goed en subtiel. Mama, altijd streng en ontevreden, was verrukt. De oude Safonov, die dwars door het voor hem onbekende modernisme heen de zachtheid en tederheid van mijn nuanceringen beluisterde, prees me zeer. Asja Lesnaja zat op de eerste rij en kwam na afloop van het concert naar de kleedkamer. Het was geen gymnasiummeisje, maar een leerlinge van Meyerholds dramastudio, een jaar of twintig oud, van het Pools-joodse type, eerder origineel dan leuk, zij het dat ook wel, lang en lenig, gekleed met een hang naar originaliteit en met een rood mutsje op (men kende haar in Kislovodsk dan ook onder de naam 'Roodkapje'; ze heette Chmelnitskaja, Lesnaja was een pseudoniem). Toen we uit de artiestenfoyer naar buiten liepen, kreeg ik een ovatie, maar we sloegen meteen af, liepen het bruggetje over, de Kruisberg op en gingen wandelen.131-2015>
donderdag 17 oktober 2024
Josep Pla • 18 oktober 1918
• De journalen van de Catalaanse schrijver Josep Pla i Casadevall (1897-1981) omvatten zo’n 30.000 bladzijden vol dagboekaantekeningen, reisimpressies, invallen en literaire portretten. Het grijze schrift (vertaald door Adri Boon) bestrijkt de jaren 1918-1920, voordat de jonge Pla als dagbladcorrespondent naar Parijs vertrok.
18 oktober 1918
De [Spaanse] griep houdt vreselijk huis. Onze familie heeft zich moeten opsplitsen om alle begrafenissen te kunnen bijwonen. In Bisbal is Maria de Linares ten grave gedragen. In Palafrugell een dochter van achttien jaar (een beeld van een meisje) van de familie S. Ik ben naar Bisbal geweest.
Vanaf de straat hoorde je de jammerklachten al. Jammerklachten in huis en op de trap. Een indrukwekkende vertoning die sterk contrasteert met de zondagse aanblik van de mensen – een aanblik die bij het horen van de jammerklachten automatisch ineenschrompelt, verwelkt en wegzinkt. De uitingen van smart kleuren alles anders en zelfs het landschap lijkt anders. Wanneer men gejammer hoort krijgt men iets van een goed mens over zich – van een oneindige goedheid. Een man die aldoor stijf, onbeweeglijk, met droge ogen op zijn stoel zat, maakt op een gegeven ogenblik een nerveuze beweging en plotseling stromen hem de tranen over het gezicht. Wat is verkieslijker: zich opsluiten in een kille, noodlotszwangere onverschilligheid of zich overgeven aan het delirium van luidruchtige uitingen van smart? Wanneer men huilt, lijdt men dan? En zij die niet huilen, lijden zij minder?
De begrafenis van senyor Maria Linares vond plaats in diepe treurnis.658-2019>
18 oktober 1918
De [Spaanse] griep houdt vreselijk huis. Onze familie heeft zich moeten opsplitsen om alle begrafenissen te kunnen bijwonen. In Bisbal is Maria de Linares ten grave gedragen. In Palafrugell een dochter van achttien jaar (een beeld van een meisje) van de familie S. Ik ben naar Bisbal geweest.
Vanaf de straat hoorde je de jammerklachten al. Jammerklachten in huis en op de trap. Een indrukwekkende vertoning die sterk contrasteert met de zondagse aanblik van de mensen – een aanblik die bij het horen van de jammerklachten automatisch ineenschrompelt, verwelkt en wegzinkt. De uitingen van smart kleuren alles anders en zelfs het landschap lijkt anders. Wanneer men gejammer hoort krijgt men iets van een goed mens over zich – van een oneindige goedheid. Een man die aldoor stijf, onbeweeglijk, met droge ogen op zijn stoel zat, maakt op een gegeven ogenblik een nerveuze beweging en plotseling stromen hem de tranen over het gezicht. Wat is verkieslijker: zich opsluiten in een kille, noodlotszwangere onverschilligheid of zich overgeven aan het delirium van luidruchtige uitingen van smart? Wanneer men huilt, lijdt men dan? En zij die niet huilen, lijden zij minder?
De begrafenis van senyor Maria Linares vond plaats in diepe treurnis.658-2019>
woensdag 16 oktober 2024
James Woodforde • 17 oktober 1802
• James Woodforde (1740-1803) was dominee in het dorp Weston Longville in het Engelse Norfolk. Hij hield 44 jaar een dagboek bij; gedeeltes daaruit zijn gepubliceerd als The Diary of a Country Parson 1758 – 1802. Op 17 oktober 1802 schreef hij voor het laatst in zijn dagboek.
October 17th, 1802
We breakfasted, dined, very weak this Morning, scarce able to put on my Cloaths and with great difficulty, get down Stairs with help - Mr. Dade read Prayers & Preached this Morning at Weston Church - Nancy at Church - Mr. and Mrs. Custance & Lady Bacon at Church - Dinner today Rost Beef &c.121-2016>
October 17th, 1802
We breakfasted, dined, very weak this Morning, scarce able to put on my Cloaths and with great difficulty, get down Stairs with help - Mr. Dade read Prayers & Preached this Morning at Weston Church - Nancy at Church - Mr. and Mrs. Custance & Lady Bacon at Church - Dinner today Rost Beef &c.121-2016>
dinsdag 15 oktober 2024
An Rutgers van der Loeff-Basenau -- 16 oktober 1974
• An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Woensdag 16 oktober
in Zeeland a.s. onderwijzers te woord gestaan. Die goedwillende, maar verbaasde gezichten als je beweert dat aan kinderen maar al te dikwijls knollen voor citroenen worden verkocht! En dat zij zelf daaraan druk zullen meedoen als ze zich niet veel beter dan gebruikelijk is op de hoogte stellen van moderne kinderliteratuur.
Oef! In de trein terug waart een griepbacil rond. Misschien ontspring ik de dans nog.
De tamtam van de Kinderboekenweek begint pas over drie dagen. Maar de persconferentie hebben we al gehad, een goedbedoelde maar tamelijk naargeestige gebeurtenis. Terwijl Zuidbeveland zwart aan me voorbijschiet, denk ik er over. De prijs van de kinderboeken vindt men te hoog. Ook de Consumentenbond deed een duit in het zakje. Maar worden schoenen duurder, dan slikt men dat, want kinderen moeten vooral droge voeten houden. En op hun voeding kan ook niet worden bezuinigd. Op hun geestelijk voedsel wel? Is het niet een kwestie van evenwichtig prioriteiten stellen? Bij het nachtelijke, totaal verlaten perron van Goes flitst door me heen: een kookboek samenstellen met erg lekkere, eenvoudige menu's en dan telkens: 'En nu, lieve mensen, heb je zo veel bezuinigd dat je morgen best een fijn boek kan gaan kopen.'
Och kom, ik ben een beetje tollerig. Maar die prijzenstrijd zit me hoog. Alsof een uitgever zou kunnen toveren wanneer hij geconfronteerd wordt met verdubbeling van de papierprijs, met enorm gestegen zet-, druk- en bindkosten. Ik ken er trouwens enkelen die bijna kunnen toveren. Dat zijn de kleine uitgevers die met uiterst krappe marges hardnekkig kwaliteitsboeken op de markt blijven brengen en daarbij amper hun apparaat draaiende kunnen houden. Dank zij grote inspanning lukt het. Overigens geen reden voor het publiek om warm te lopen, hoor, laat staan dankbaar te zijn.
174-2012>
Woensdag 16 oktober
in Zeeland a.s. onderwijzers te woord gestaan. Die goedwillende, maar verbaasde gezichten als je beweert dat aan kinderen maar al te dikwijls knollen voor citroenen worden verkocht! En dat zij zelf daaraan druk zullen meedoen als ze zich niet veel beter dan gebruikelijk is op de hoogte stellen van moderne kinderliteratuur.
Oef! In de trein terug waart een griepbacil rond. Misschien ontspring ik de dans nog.
De tamtam van de Kinderboekenweek begint pas over drie dagen. Maar de persconferentie hebben we al gehad, een goedbedoelde maar tamelijk naargeestige gebeurtenis. Terwijl Zuidbeveland zwart aan me voorbijschiet, denk ik er over. De prijs van de kinderboeken vindt men te hoog. Ook de Consumentenbond deed een duit in het zakje. Maar worden schoenen duurder, dan slikt men dat, want kinderen moeten vooral droge voeten houden. En op hun voeding kan ook niet worden bezuinigd. Op hun geestelijk voedsel wel? Is het niet een kwestie van evenwichtig prioriteiten stellen? Bij het nachtelijke, totaal verlaten perron van Goes flitst door me heen: een kookboek samenstellen met erg lekkere, eenvoudige menu's en dan telkens: 'En nu, lieve mensen, heb je zo veel bezuinigd dat je morgen best een fijn boek kan gaan kopen.'
Och kom, ik ben een beetje tollerig. Maar die prijzenstrijd zit me hoog. Alsof een uitgever zou kunnen toveren wanneer hij geconfronteerd wordt met verdubbeling van de papierprijs, met enorm gestegen zet-, druk- en bindkosten. Ik ken er trouwens enkelen die bijna kunnen toveren. Dat zijn de kleine uitgevers die met uiterst krappe marges hardnekkig kwaliteitsboeken op de markt blijven brengen en daarbij amper hun apparaat draaiende kunnen houden. Dank zij grote inspanning lukt het. Overigens geen reden voor het publiek om warm te lopen, hoor, laat staan dankbaar te zijn.
174-2012>
maandag 14 oktober 2024
George Orwell • 15 oktober 1942
• George Orwell (1903-1950) was een Britse schrijver en journalist. Van 1941-1943 werkte hij voor de op India gerichte Eastern Service van de BBC, waardoor hij de politieke en militaire ontwikkelingen op het vasteland op de voet volgde. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Diaries. gedeeltes eruit zijn hier te lezen. De Nederlandse vertaling (van Nelleke van Maaren) is gepubliceerd in de reeks Privé Domein.
15 oktober 1942
Een klein stukje India is naar Engeland verplaatst. Een paar weken lang werden onze nieuwsbrieven in het Marathi vertaald en uitgezonden door een klein mannetje genaamd Kothari die bolrond was, maar heel intelligent en, voor zover ik kon beoordelen, oprecht anti-fascistisch gezind. Plotseling kwam een van de mysterieuze instanties, die de werving voor de BBC controleren (in dit geval MI5, vermoed ik), erachter dat Kothari een communist was of was geweest, actief in de studentenbeweging, en in de gevangenis had gezeten, dus kwam het bevel hem te lozen. In zijn plaats werd een jongeman aangesteld die Jatha heette, in India House werkte en in politiek opzicht oké was. Vertalers in die taal zijn moeilijk te vinden en Indiërs die het als hun moedertaal spreken schijnen het vaak te vergeten als ze in Engeland zijn. Na een paar weken kwam mijn assistente miss Chitale met een geheimzinnige uitdrukking op haar gezicht bij me en vertrouwde me toe dat de nieuwsbrieven in feite nog steeds door Kothari werden geschreven. Hoewel Jatha de taal nog kon lezen, was hij niet langer in staat erin te schrijven en Kothari was zijn ghostwriter. Ongetwijfeld deelden ze het honorarium. We kunnen geen andere competente vertaler vinden, dus Kothari moet doorgaan, en officieel weten we van niets. Waar maar Indiërs te vinden zijn, gebeuren dit soort dingen.232-2018>
15 oktober 1942
Een klein stukje India is naar Engeland verplaatst. Een paar weken lang werden onze nieuwsbrieven in het Marathi vertaald en uitgezonden door een klein mannetje genaamd Kothari die bolrond was, maar heel intelligent en, voor zover ik kon beoordelen, oprecht anti-fascistisch gezind. Plotseling kwam een van de mysterieuze instanties, die de werving voor de BBC controleren (in dit geval MI5, vermoed ik), erachter dat Kothari een communist was of was geweest, actief in de studentenbeweging, en in de gevangenis had gezeten, dus kwam het bevel hem te lozen. In zijn plaats werd een jongeman aangesteld die Jatha heette, in India House werkte en in politiek opzicht oké was. Vertalers in die taal zijn moeilijk te vinden en Indiërs die het als hun moedertaal spreken schijnen het vaak te vergeten als ze in Engeland zijn. Na een paar weken kwam mijn assistente miss Chitale met een geheimzinnige uitdrukking op haar gezicht bij me en vertrouwde me toe dat de nieuwsbrieven in feite nog steeds door Kothari werden geschreven. Hoewel Jatha de taal nog kon lezen, was hij niet langer in staat erin te schrijven en Kothari was zijn ghostwriter. Ongetwijfeld deelden ze het honorarium. We kunnen geen andere competente vertaler vinden, dus Kothari moet doorgaan, en officieel weten we van niets. Waar maar Indiërs te vinden zijn, gebeuren dit soort dingen.232-2018>
zondag 13 oktober 2024
Rogi Wieg • 14 oktober 1997
• Rogi Wieg (1962) is een Nederlandse schrijver. Zijn dagboek over het jaar 1997 is gepubliceerd als Liefde is een zwaar beroep.
14 oktober
Vannacht legde ik G. een aantal filosofische principes uit. Zegt G. ineens: 'Jezus, moet je hier eens voelen bij mijn buik. Daar bevindt zich een keiharde drol, die morgenochtend beneden zal zijn. Voel je hem?' We hebben ook gevoeld of we in mijn darmen een drol konden ontdekken. Ik wilde een berekening maken over de snelheid van de daling van mijn nachtelijke poep richting aars. Helaas konden we bij mij niets vinden.
Vanochtend rond acht uur heeft G. een drol gelegd. Het ding was kalm en gracieus ingedaald. 'Vertrouwen op moeder natuur', dat is vanaf vandaag een nieuw filosofisch standpunt van me. (Ik schrijf opvallend vaak over drollen. Ben ik anaal gefixeerd?)
Over twaalf dagen vertrek in naar Boedapest. Ik zie mijn verblijf daar met angst tegemoet. Wat moet ik met mijn tijd beginnen als ik geen college geef?
Nieuwsdagboek: staking in de Amsterdamse haven. Werknemers willen ten strijde trekken tegen goedkope uitzendkrachten. Je bent goedkoop, je wordt uitgezonden en dan slaat een havenarbeider je ook nog op je bek. Bolkestein wil de Nederlandse grenzen sluiten voor asielzoekers. De naam van deze politicus klinkt als een metrohalte in de Bijlmermeer: 'De volgende halte is Bolkestein. Overstappen voor de richting Gein.' De hypotheekrente gaat stijgen. 1222 kilometer per uur, dat is de snelheid die een vehikel op wielen gisteren in de Nevadawoestijn heeft gehaald. Het is voor het eerst in de geschiedenis dat een 'auto' door de geluidsbarrière heen schiet.
Het wordt binnen en buiten langzaam kouder. Ik vind dat een prachtige sensatie. Net zoals het toenemen van de temperatuur als het lente wordt. De wisselingen van de seizoenen zouden de volgende eeuw nog scherper kunnen worden: ijskoude winters tegenover hete zomers. Wat voorspellen de klimaatdeskundigen voor de komende jaren? Hoe zal het weer in de toekomst de kleding, de mode gaan beïnvloeden? Zal c&a over tien jaar nog dunne zomerjasjes voor een lage prijs verkopen in oktober? Of zullen de specialisten dan koude zomers voorspellen met in de ochtend lichte vorst aan de grond? Tenslotte begint de zon op te branden. De mens heeft nog maar een paar miljard jaren voor zich.
Een 84-jarige dronken spookrijdster is op de rondweg in Houten tegen een tegemoetkomende auto gebotst en daarna in volle vaart weggereden. Toen de vrouw van 84 later door agenten werd gearresteerd, stapte ze wankelend uit haar auto. Op de achterbank van de wagen lag een bijna lege fles sterkedrank.
Mijn vader heeft gebeld: zijn hart is in orde. Ik ben opgelucht.
Careltje Peeters schrijft in Vrij Nederland dat ik naar De Arbeiderspers ben overgestapt om een belangrijk schrijver te worden. Eerst was het volgens hem voor de verkoop, nu is het plotseling voor de erkenning. Wat is die man toch rommelig in zijn geest! En hij is zo redelijk en beschaafd in de omgang met mens en dier. Ik zou hem graag willen helpen, maar hij zal zich vast niet willen laten behandelen door mij.177-2014>
14 oktober
Vannacht legde ik G. een aantal filosofische principes uit. Zegt G. ineens: 'Jezus, moet je hier eens voelen bij mijn buik. Daar bevindt zich een keiharde drol, die morgenochtend beneden zal zijn. Voel je hem?' We hebben ook gevoeld of we in mijn darmen een drol konden ontdekken. Ik wilde een berekening maken over de snelheid van de daling van mijn nachtelijke poep richting aars. Helaas konden we bij mij niets vinden.
Vanochtend rond acht uur heeft G. een drol gelegd. Het ding was kalm en gracieus ingedaald. 'Vertrouwen op moeder natuur', dat is vanaf vandaag een nieuw filosofisch standpunt van me. (Ik schrijf opvallend vaak over drollen. Ben ik anaal gefixeerd?)
Over twaalf dagen vertrek in naar Boedapest. Ik zie mijn verblijf daar met angst tegemoet. Wat moet ik met mijn tijd beginnen als ik geen college geef?
Nieuwsdagboek: staking in de Amsterdamse haven. Werknemers willen ten strijde trekken tegen goedkope uitzendkrachten. Je bent goedkoop, je wordt uitgezonden en dan slaat een havenarbeider je ook nog op je bek. Bolkestein wil de Nederlandse grenzen sluiten voor asielzoekers. De naam van deze politicus klinkt als een metrohalte in de Bijlmermeer: 'De volgende halte is Bolkestein. Overstappen voor de richting Gein.' De hypotheekrente gaat stijgen. 1222 kilometer per uur, dat is de snelheid die een vehikel op wielen gisteren in de Nevadawoestijn heeft gehaald. Het is voor het eerst in de geschiedenis dat een 'auto' door de geluidsbarrière heen schiet.
Het wordt binnen en buiten langzaam kouder. Ik vind dat een prachtige sensatie. Net zoals het toenemen van de temperatuur als het lente wordt. De wisselingen van de seizoenen zouden de volgende eeuw nog scherper kunnen worden: ijskoude winters tegenover hete zomers. Wat voorspellen de klimaatdeskundigen voor de komende jaren? Hoe zal het weer in de toekomst de kleding, de mode gaan beïnvloeden? Zal c&a over tien jaar nog dunne zomerjasjes voor een lage prijs verkopen in oktober? Of zullen de specialisten dan koude zomers voorspellen met in de ochtend lichte vorst aan de grond? Tenslotte begint de zon op te branden. De mens heeft nog maar een paar miljard jaren voor zich.
Een 84-jarige dronken spookrijdster is op de rondweg in Houten tegen een tegemoetkomende auto gebotst en daarna in volle vaart weggereden. Toen de vrouw van 84 later door agenten werd gearresteerd, stapte ze wankelend uit haar auto. Op de achterbank van de wagen lag een bijna lege fles sterkedrank.
Mijn vader heeft gebeld: zijn hart is in orde. Ik ben opgelucht.
Careltje Peeters schrijft in Vrij Nederland dat ik naar De Arbeiderspers ben overgestapt om een belangrijk schrijver te worden. Eerst was het volgens hem voor de verkoop, nu is het plotseling voor de erkenning. Wat is die man toch rommelig in zijn geest! En hij is zo redelijk en beschaafd in de omgang met mens en dier. Ik zou hem graag willen helpen, maar hij zal zich vast niet willen laten behandelen door mij.177-2014>
Salvador Dalí • 13 oktober 1920
• Salvador Dalí was een Spaanse schilder (1904-1989). Na zijn dood werden zijn dagboeken uit 1919-1920 gepubliceerd.
Woensdag 13 oktober
Het dagelijkse liedje; de wereld nog min of meer hetzelfde. Het lijkt erop dat ik een atelier kan huren (het werd tijd!). Een onbewolkte dag... zonnig... Vandaag, terugkomend van Gallego, ontmoette ik een oom van Sala, een schorre, zwaarlijvige man met een volle baard en snor, rood in het gezicht en een groot liefhebber van schilderkunst en alcohol. Hij hield een ellenlange verhandeling over schilderkunst tegen me. Ze kwamen er allemaal in voor: El Greco, Velazquez, Zurbaran, tot aan Sorolla aan toe. Het was een indrukwekkend geouwehoer. Zo nu en dan bleef hij midden op het trottoir staan. Je moet eens letten op het perspectief van Las Meninas! ... Toen we ten slotte dan voor het casino Sport stonden, nam hij afscheid. Nou goed, tot ziens, we praten een andere keer nog wel eens verder over kunst. Dat krijg je nu van het gerucht dat de ronde doet dat ik verstand van schilderkunst heb en zelf ook schilder. Alles heeft zo zijn nadelen. Terwijl ik worstelde met de dij van Venus, brak er een vreselijk onweer los, bliksem, donder en een kolossale hoosbui... Ik moest me hard hollend naar huis spoeden. En daar wachtte mijn vader op me om samen met mij psychologie door te nemen, wat vooralsnog niet meer behelst dan nutteloos gezwam, net als zoveel andere dingen die je moet leren!
Donderdag 14 oktober
Dag van zon en gewoel, de straten vol mensen en drukte, rode mutsen, groene petten, blauwe blouses en kuddes zwarte en roze varkens, paarden en stieren die door de straat lopen waar het wemelt van de boeren. Op school niets nieuws, en bij Gallego hetzelfde als altijd. Wanneer het donker is, ga ik als elke dag naar de Rambla totdat het tijd is om naar tekenles te gaan.712-2019>
Woensdag 13 oktober
Het dagelijkse liedje; de wereld nog min of meer hetzelfde. Het lijkt erop dat ik een atelier kan huren (het werd tijd!). Een onbewolkte dag... zonnig... Vandaag, terugkomend van Gallego, ontmoette ik een oom van Sala, een schorre, zwaarlijvige man met een volle baard en snor, rood in het gezicht en een groot liefhebber van schilderkunst en alcohol. Hij hield een ellenlange verhandeling over schilderkunst tegen me. Ze kwamen er allemaal in voor: El Greco, Velazquez, Zurbaran, tot aan Sorolla aan toe. Het was een indrukwekkend geouwehoer. Zo nu en dan bleef hij midden op het trottoir staan. Je moet eens letten op het perspectief van Las Meninas! ... Toen we ten slotte dan voor het casino Sport stonden, nam hij afscheid. Nou goed, tot ziens, we praten een andere keer nog wel eens verder over kunst. Dat krijg je nu van het gerucht dat de ronde doet dat ik verstand van schilderkunst heb en zelf ook schilder. Alles heeft zo zijn nadelen. Terwijl ik worstelde met de dij van Venus, brak er een vreselijk onweer los, bliksem, donder en een kolossale hoosbui... Ik moest me hard hollend naar huis spoeden. En daar wachtte mijn vader op me om samen met mij psychologie door te nemen, wat vooralsnog niet meer behelst dan nutteloos gezwam, net als zoveel andere dingen die je moet leren!
Donderdag 14 oktober
Dag van zon en gewoel, de straten vol mensen en drukte, rode mutsen, groene petten, blauwe blouses en kuddes zwarte en roze varkens, paarden en stieren die door de straat lopen waar het wemelt van de boeren. Op school niets nieuws, en bij Gallego hetzelfde als altijd. Wanneer het donker is, ga ik als elke dag naar de Rambla totdat het tijd is om naar tekenles te gaan.712-2019>
James Boswell • 12 oktober 1763
• James Boswell (1740-1795) was een Schotse advocaat en schrijver, bekend vanwege zijn The Life of Samuel Johnson, zijn vriendschap met Belle van Zuylen, maar zeker ook vanwege zijn dagboeken, waaronder Boswell in Holland.
Vertaling met DeepL onderaan.
I like exceedingly to wash my feet in warm water. It gives me a kind of tranquillity. I am not joking; I speak from experience. I have often done it merely for pleasure. But if I receive so much delight from washing my feet, how great must have been the luxury of the Romans, who solaced thus their entire bodies. The warm baths which they had everywhere contributed greatly to felicity. Truly, without exaggeration, one cannot imagine anything more consoling than after a day of annoyance and fatigue to undress and stretch one's self out at full length in fluid warmth, to have one's nerves gently relaxed, to enjoy indolent ease and forget all one's cares. I experienced a little of that enjoyment when I was at Moffat in Scotland for the mineral waters. But my pleasure was very crude because I was taking the baths for my health, and there were no conveniences for bathing for pleasure. I was put into a horrible tub, a scanty covering was thrown over me, and in that state I was obliged to remain for half an hour. I had as my supervisor a barbarian of a Presbyterian preacher, who called out from time to time in a harsh voice, "Take care, you rogue! If we see the least disobedience to our orders, we shall proceed to instant punishment." And that was why I kept quiet, though I was extremely bored.
A warm bath is, I confess, a most agreeable kind of luxury, but luxury is very dangerous. . . . Above all things a young man should guard against effeminacy. I would advise him to avoid warm baths and accustom himself rather to the cold bath, which will give him vigour and liveliness. When I was at Edinburgh, I used to take a cold bath every morning, even in the severest winter. I met there the most shameless flatterer I ever saw. He was the bath-keeper. He said to me, "Mr. Boswell, if you should choose to join the Army, there is no doubt that you would be accepted for any rank lower than that of General." He always flattered me without limit. He had a prodigious stock of gross compliments. But, indeed, though I always laughed at his amazing effrontery, I liked to hear him run on. The most obvious flattery has in it something agreeable.
Vertaling
Ik vind het heerlijk om mijn voeten in warm water te wassen. Het geeft me een soort rust. Ik maak geen grapje, ik spreek uit ervaring. Ik heb het vaak alleen voor mijn plezier gedaan. Maar als ik al zoveel plezier beleef aan het wassen van mijn voeten, hoe groot moet dan de luxe van de Romeinen zijn geweest, die zo hun hele lichaam konden verwennen. De warme baden die ze overal hadden, droegen enorm bij aan hun gelukzaligheid. Zonder overdrijving kun je je niets voorstellen dat meer troost biedt dan na een dag van ergernis en vermoeidheid je uit te kleden en je uit te strekken in de vloeibare warmte, om je zenuwen zachtjes te ontspannen, om te genieten van indolente rust en al je zorgen te vergeten. Ik heb een beetje van dat genot ervaren toen ik in Moffat in Schotland was voor het mineraalwater. Maar mijn plezier was erg ruw omdat ik de baden nam voor mijn gezondheid en er geen voorzieningen waren om voor mijn plezier te baden. Ik werd in een afschuwelijk bad gezet, er werd een schrale bedekking over me heen gegooid en in die toestand moest ik een half uur blijven. Ik had een barbaarse presbyteriaanse predikant als opzichter, die van tijd tot tijd met harde stem riep: “Pas op, schurk! Als we ook maar de minste ongehoorzaamheid aan onze bevelen zien, zullen we direct tot straf overgaan.” En daarom hield ik me stil, hoewel ik me enorm verveelde.
Ik geef toe dat een warm bad een aangename luxe is, maar luxe is erg gevaarlijk... . . Een jongeman moet vooral oppassen voor verwijfdheid. Ik raad hem aan om warme baden te vermijden en liever een koud bad te nemen, dat geeft hem kracht en levendigheid. Toen ik in Edinburgh was, nam ik elke ochtend een koud bad, zelfs in de strengste winter. Ik ontmoette daar de meest schaamteloze vleier die ik ooit had gezien. Hij was de badmeester. Hij zei tegen me: “Meneer Boswell, als u ervoor zou kiezen om bij het leger te gaan, zou u ongetwijfeld worden aangenomen voor elke rang lager dan die van generaal.” Hij vleide me altijd zonder limiet. Hij had een enorme voorraad grove complimenten. Maar inderdaad, hoewel ik altijd moest lachen om zijn verbazingwekkende onbeschaamdheid, hoorde ik hem graag doorgaan. De meest voor de hand liggende vleierij heeft iets aangenaams in zich.
Vertaald met DeepL.161-2015>
Vertaling met DeepL onderaan.
I like exceedingly to wash my feet in warm water. It gives me a kind of tranquillity. I am not joking; I speak from experience. I have often done it merely for pleasure. But if I receive so much delight from washing my feet, how great must have been the luxury of the Romans, who solaced thus their entire bodies. The warm baths which they had everywhere contributed greatly to felicity. Truly, without exaggeration, one cannot imagine anything more consoling than after a day of annoyance and fatigue to undress and stretch one's self out at full length in fluid warmth, to have one's nerves gently relaxed, to enjoy indolent ease and forget all one's cares. I experienced a little of that enjoyment when I was at Moffat in Scotland for the mineral waters. But my pleasure was very crude because I was taking the baths for my health, and there were no conveniences for bathing for pleasure. I was put into a horrible tub, a scanty covering was thrown over me, and in that state I was obliged to remain for half an hour. I had as my supervisor a barbarian of a Presbyterian preacher, who called out from time to time in a harsh voice, "Take care, you rogue! If we see the least disobedience to our orders, we shall proceed to instant punishment." And that was why I kept quiet, though I was extremely bored.
A warm bath is, I confess, a most agreeable kind of luxury, but luxury is very dangerous. . . . Above all things a young man should guard against effeminacy. I would advise him to avoid warm baths and accustom himself rather to the cold bath, which will give him vigour and liveliness. When I was at Edinburgh, I used to take a cold bath every morning, even in the severest winter. I met there the most shameless flatterer I ever saw. He was the bath-keeper. He said to me, "Mr. Boswell, if you should choose to join the Army, there is no doubt that you would be accepted for any rank lower than that of General." He always flattered me without limit. He had a prodigious stock of gross compliments. But, indeed, though I always laughed at his amazing effrontery, I liked to hear him run on. The most obvious flattery has in it something agreeable.
Vertaling
Ik vind het heerlijk om mijn voeten in warm water te wassen. Het geeft me een soort rust. Ik maak geen grapje, ik spreek uit ervaring. Ik heb het vaak alleen voor mijn plezier gedaan. Maar als ik al zoveel plezier beleef aan het wassen van mijn voeten, hoe groot moet dan de luxe van de Romeinen zijn geweest, die zo hun hele lichaam konden verwennen. De warme baden die ze overal hadden, droegen enorm bij aan hun gelukzaligheid. Zonder overdrijving kun je je niets voorstellen dat meer troost biedt dan na een dag van ergernis en vermoeidheid je uit te kleden en je uit te strekken in de vloeibare warmte, om je zenuwen zachtjes te ontspannen, om te genieten van indolente rust en al je zorgen te vergeten. Ik heb een beetje van dat genot ervaren toen ik in Moffat in Schotland was voor het mineraalwater. Maar mijn plezier was erg ruw omdat ik de baden nam voor mijn gezondheid en er geen voorzieningen waren om voor mijn plezier te baden. Ik werd in een afschuwelijk bad gezet, er werd een schrale bedekking over me heen gegooid en in die toestand moest ik een half uur blijven. Ik had een barbaarse presbyteriaanse predikant als opzichter, die van tijd tot tijd met harde stem riep: “Pas op, schurk! Als we ook maar de minste ongehoorzaamheid aan onze bevelen zien, zullen we direct tot straf overgaan.” En daarom hield ik me stil, hoewel ik me enorm verveelde.
Ik geef toe dat een warm bad een aangename luxe is, maar luxe is erg gevaarlijk... . . Een jongeman moet vooral oppassen voor verwijfdheid. Ik raad hem aan om warme baden te vermijden en liever een koud bad te nemen, dat geeft hem kracht en levendigheid. Toen ik in Edinburgh was, nam ik elke ochtend een koud bad, zelfs in de strengste winter. Ik ontmoette daar de meest schaamteloze vleier die ik ooit had gezien. Hij was de badmeester. Hij zei tegen me: “Meneer Boswell, als u ervoor zou kiezen om bij het leger te gaan, zou u ongetwijfeld worden aangenomen voor elke rang lager dan die van generaal.” Hij vleide me altijd zonder limiet. Hij had een enorme voorraad grove complimenten. Maar inderdaad, hoewel ik altijd moest lachen om zijn verbazingwekkende onbeschaamdheid, hoorde ik hem graag doorgaan. De meest voor de hand liggende vleierij heeft iets aangenaams in zich.
Vertaald met DeepL.161-2015>
donderdag 10 oktober 2024
Hidde Dirks Kat • 10 oktober 1777
• Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.
[7, 8, 9 tot 10 October 1777]
Van 7, 8, 9 tot den 10 October liepen wij, afgemat door honger en koude, van het eene stuk ijs op het ander, om land te winnen. Het ijs ging door de zeewelling of deining onophoudelijk met geweld open en toe. Sommige onzer, pogende van de eene op de andere schots te komen, geraakten, door de gladheid van het ijs, tusschen de schotsen, in het water, verdronken en werden tusschen het ijs verpletterd. Ik zelf geraakte tweemaal van het ijs af, doch werd telkens weêr opgehaald en gered door de twee haken, vóór dat het ijs zich weêr toesloot, en moest zoo met mijne natte kleederen al den volgenden tijd gaan, hetwelk mij ongemeen verzwakte. Ik had toen nog twee scheepsbeschuiten. Men beseffe eens, welke kracht de goede God ons in deze omstandigheden verleende! Ziende de zwarigheden, die wij nog moesten te boven komen, was het schier niet om uit te houden. – Dagelijks overviel ons de vrees voor wild gedierte, en onder het voortwandelen opende zich van tijd tot tijd eene groote ijsspleet voor onze voeten, waarin velen onzer hun graf vonden, vermits het ijs zich dadelijk, bij het terugkeeren van het water, toesloot. Des avonds bevonden wij, dat wij nog twee mijlen van het land verwijderd waren. Doch daar het ijs niet aan het land vast lag, moesten wij hopende wachten, of het zich aan het land mogt aansluiten. Terwijl wij dezen nacht met een diep neerslagtig hart doorbragten, lag de een en zat de ander op het ijs, terwijl een derde stond. Ik zat in het midden van twee ter regter en linker zijde naast mij liggende mannen, welke des morgens dood gevroren waren.
[7, 8, 9 tot 10 October 1777]
Van 7, 8, 9 tot den 10 October liepen wij, afgemat door honger en koude, van het eene stuk ijs op het ander, om land te winnen. Het ijs ging door de zeewelling of deining onophoudelijk met geweld open en toe. Sommige onzer, pogende van de eene op de andere schots te komen, geraakten, door de gladheid van het ijs, tusschen de schotsen, in het water, verdronken en werden tusschen het ijs verpletterd. Ik zelf geraakte tweemaal van het ijs af, doch werd telkens weêr opgehaald en gered door de twee haken, vóór dat het ijs zich weêr toesloot, en moest zoo met mijne natte kleederen al den volgenden tijd gaan, hetwelk mij ongemeen verzwakte. Ik had toen nog twee scheepsbeschuiten. Men beseffe eens, welke kracht de goede God ons in deze omstandigheden verleende! Ziende de zwarigheden, die wij nog moesten te boven komen, was het schier niet om uit te houden. – Dagelijks overviel ons de vrees voor wild gedierte, en onder het voortwandelen opende zich van tijd tot tijd eene groote ijsspleet voor onze voeten, waarin velen onzer hun graf vonden, vermits het ijs zich dadelijk, bij het terugkeeren van het water, toesloot. Des avonds bevonden wij, dat wij nog twee mijlen van het land verwijderd waren. Doch daar het ijs niet aan het land vast lag, moesten wij hopende wachten, of het zich aan het land mogt aansluiten. Terwijl wij dezen nacht met een diep neerslagtig hart doorbragten, lag de een en zat de ander op het ijs, terwijl een derde stond. Ik zat in het midden van twee ter regter en linker zijde naast mij liggende mannen, welke des morgens dood gevroren waren.
maandag 7 oktober 2024
Abraham Rutgers van der Loeff • 8 oktober 1843
• Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online.
zondag 8 oktober 1843
Het weder was slecht; ik preekte nog al met opgewektheid ook smiddags. Ging daarna bij Ettje, die gelukkig zacht ontslapen is, vervolgens dronk ik thee bij Joh Smid, en kreeg 'savonds nog een aangenaam bezoek van Bodisco [bevriende collega-predikant]. 'Savonds schreef ik nog aan Waalkens [collega-predikant].
maandag 9 oktober 1843
Koos [op bezoek] gehad. Deze bragt het berigt, dat wij niet heden maar morgen kransje hadden. Dit was voor mij eene heele misrekening. Smorgens naar Bodisco. smiddags Werkhuis; daarna Leesgezelschap hetwelk naar wensch afliep.
dinsdag 10 oktober 1843
Smorgens te 10 uur ging ik op wandeling naar Hellum, waar wij een alleraangenaamst Kransje hadden. Te 3 uur moest ik echter vertrekken om ook nog Kransje te hebben te Sappemeer. Het weder was schoon, zoodat ik met plaizier wandelde. Bij Ida ging ik onderweg even aan. Ook bij B. Leugs. Onze discoursen bij Feenstra waren interessant over J[ezus]. den Vertegenwoordiger der Menschheid; in hoeverre ook den zondige? Te 12 uur eerst kwam ik thuis; maar was niet zeer vermoeid.
woensdag 11 oktober 1843
Dezen gehelen dag op de studeerkamer gezeten en tamelijk veel aan mijn verhandeling gewerkt, ook niet uitgeweest; behalve bij Hekman [kerkvoogd] savonds met Romelia [Rutgers' echtgenote].
donderdag 12 oktober 1843
Smorgens gewerkt. Bij de begraafnis van Ettje geweest. De meid van Hamster v[an] de Koorngast zou heden begraven worden binnen 24 uren na den dood. Ik heb gepoogd dit schandaal te verhinderen, hetwelk ook gelukt is. Dien namiddag Konings dochter bezocht en A. Bos ten einde eens te hooren of er ook berigt van Gieterveen was. Savonds thuis gewerkt.
vrijdag 13 oktober 1843
Voor de katechizatie de begraafnis van Hamsters meid bijgewoond. Ik kreeg intussen berigt van den dood van D. Mulder en verzoek om bij Bos te komen. Eene moeijelijke taak om het den vrouw bekend te maken. Smiddags ging ik er weer heen en vond haar bedaarder. Ook nog bij Mulder geweest en bij Geertje Leuns. 'Savonds bij E. Hamster koffij gedronken.
zaterdag 14 oktober 1843 Dezen geheelen dag gewerkt en ook een geschikte preek gezocht voor morgen.199-2017>
zondag 8 oktober 1843
Het weder was slecht; ik preekte nog al met opgewektheid ook smiddags. Ging daarna bij Ettje, die gelukkig zacht ontslapen is, vervolgens dronk ik thee bij Joh Smid, en kreeg 'savonds nog een aangenaam bezoek van Bodisco [bevriende collega-predikant]. 'Savonds schreef ik nog aan Waalkens [collega-predikant].
maandag 9 oktober 1843
Koos [op bezoek] gehad. Deze bragt het berigt, dat wij niet heden maar morgen kransje hadden. Dit was voor mij eene heele misrekening. Smorgens naar Bodisco. smiddags Werkhuis; daarna Leesgezelschap hetwelk naar wensch afliep.
dinsdag 10 oktober 1843
Smorgens te 10 uur ging ik op wandeling naar Hellum, waar wij een alleraangenaamst Kransje hadden. Te 3 uur moest ik echter vertrekken om ook nog Kransje te hebben te Sappemeer. Het weder was schoon, zoodat ik met plaizier wandelde. Bij Ida ging ik onderweg even aan. Ook bij B. Leugs. Onze discoursen bij Feenstra waren interessant over J[ezus]. den Vertegenwoordiger der Menschheid; in hoeverre ook den zondige? Te 12 uur eerst kwam ik thuis; maar was niet zeer vermoeid.
woensdag 11 oktober 1843
Dezen gehelen dag op de studeerkamer gezeten en tamelijk veel aan mijn verhandeling gewerkt, ook niet uitgeweest; behalve bij Hekman [kerkvoogd] savonds met Romelia [Rutgers' echtgenote].
donderdag 12 oktober 1843
Smorgens gewerkt. Bij de begraafnis van Ettje geweest. De meid van Hamster v[an] de Koorngast zou heden begraven worden binnen 24 uren na den dood. Ik heb gepoogd dit schandaal te verhinderen, hetwelk ook gelukt is. Dien namiddag Konings dochter bezocht en A. Bos ten einde eens te hooren of er ook berigt van Gieterveen was. Savonds thuis gewerkt.
vrijdag 13 oktober 1843
Voor de katechizatie de begraafnis van Hamsters meid bijgewoond. Ik kreeg intussen berigt van den dood van D. Mulder en verzoek om bij Bos te komen. Eene moeijelijke taak om het den vrouw bekend te maken. Smiddags ging ik er weer heen en vond haar bedaarder. Ook nog bij Mulder geweest en bij Geertje Leuns. 'Savonds bij E. Hamster koffij gedronken.
zaterdag 14 oktober 1843 Dezen geheelen dag gewerkt en ook een geschikte preek gezocht voor morgen.199-2017>
zondag 6 oktober 2024
Hidde Dirks Kat • 7 oktober 1777
• Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.
[7 October 1777]
Op den 7 October kwamen wij des morgens bij goed weêr, tot het verbazend en ijsselijk besluit, om onze drie sloepen te verlaten, om te zien, of wij te voet over ijs het land zouden kunnen bereiken, aangezien wij aan alle zijden door het ijs ingesloten waren, en onze leeftogt slechts bestond in 3 scheepsbeschuiten voor ieder hoofd. Vóór dat wij dit echter ondernamen, braken wij eerst het hout uit de sloepen, maakten daarvan een vuur aan op het ijs, verwarmden onze ingewanden met wat heet theewater en nam elk onzer een' beet van zijne drie beschuiten. Sterke drank ontbrak ons ten eenenmale. Na deze verkwikking namen wij een zeer aandoenelijk afscheid van twee onzer lotgenooten, welken wij Gods groote genade toewenschten. Wij moesten hen, door dien zij niet gaan konden, bij de sloepen laten. Vervolgens gingen wij, ten getale van 49 man, op het land aan. De laatste groete aan deze twee achterblijvende mannen viel ons zeer smartelijk. Wij hadden 2 haken, 1 theeketel en 1 biermok, tot ons gerijf, bij ons.336-2019>
[7 October 1777]
Op den 7 October kwamen wij des morgens bij goed weêr, tot het verbazend en ijsselijk besluit, om onze drie sloepen te verlaten, om te zien, of wij te voet over ijs het land zouden kunnen bereiken, aangezien wij aan alle zijden door het ijs ingesloten waren, en onze leeftogt slechts bestond in 3 scheepsbeschuiten voor ieder hoofd. Vóór dat wij dit echter ondernamen, braken wij eerst het hout uit de sloepen, maakten daarvan een vuur aan op het ijs, verwarmden onze ingewanden met wat heet theewater en nam elk onzer een' beet van zijne drie beschuiten. Sterke drank ontbrak ons ten eenenmale. Na deze verkwikking namen wij een zeer aandoenelijk afscheid van twee onzer lotgenooten, welken wij Gods groote genade toewenschten. Wij moesten hen, door dien zij niet gaan konden, bij de sloepen laten. Vervolgens gingen wij, ten getale van 49 man, op het land aan. De laatste groete aan deze twee achterblijvende mannen viel ons zeer smartelijk. Wij hadden 2 haken, 1 theeketel en 1 biermok, tot ons gerijf, bij ons.336-2019>
Hidde Dirks Kat • 6 oktober 1777
• Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.
[6 October 1777]
Wij zeilden bij het ijs langs tot den 6 October. Des middags bevonden wij ons, naar gissing, 6 mijlen beoosten Statenhoek. Hier dreven wij met het ijs zeer verre in zee op; zoo dat mijn volk uit onkunde en vrees weigerde, om langer langs het ijs zeewaarts in te zeilen, hetwelk nogtans noodzakelijk was, vermits dit ijs aan Statenhoek vast lag en ons om de punt heen leidde. Wij zouden alzoo doende met onze sloepen land hebben bekomen, schoon men zich bij deze onderneming het gevaar van wind en zee moest getroosten. Nu was men genoodzaakt, om, zooveel mogelijk, door het ijs te werken, ten einde het land te bereiken. Hiermede vorderden wij niet meer dan eene halve mijl, wanneer wij genooddrongen werden het werk te staken en de sloepen op het ijs te halen. Hier vond ik eenen ijsberg welke, naar gissing, 60 a 70 voeten hoog was. Dezen beklom ik met eenige van mijne manschappen en toonde hun de dwaasheid hunner keuze, hebbende mijnen raad niet willen volgen, om met onze sloepen rondom de ver in zee uitstekende ijspunt heen te zeilen, wanneer wij op Statenhoek, waarschijnlijker wijze, hadden kunnen landen. Dit was nu te laat. Wij hielden ons voorts bij onze drie sloepen op het ijs, gekweld door grooten honger en koude en afgesold door vermoeidheid, doordien wij geene rust hoegenaamd genoten.
[6 October 1777]
Wij zeilden bij het ijs langs tot den 6 October. Des middags bevonden wij ons, naar gissing, 6 mijlen beoosten Statenhoek. Hier dreven wij met het ijs zeer verre in zee op; zoo dat mijn volk uit onkunde en vrees weigerde, om langer langs het ijs zeewaarts in te zeilen, hetwelk nogtans noodzakelijk was, vermits dit ijs aan Statenhoek vast lag en ons om de punt heen leidde. Wij zouden alzoo doende met onze sloepen land hebben bekomen, schoon men zich bij deze onderneming het gevaar van wind en zee moest getroosten. Nu was men genoodzaakt, om, zooveel mogelijk, door het ijs te werken, ten einde het land te bereiken. Hiermede vorderden wij niet meer dan eene halve mijl, wanneer wij genooddrongen werden het werk te staken en de sloepen op het ijs te halen. Hier vond ik eenen ijsberg welke, naar gissing, 60 a 70 voeten hoog was. Dezen beklom ik met eenige van mijne manschappen en toonde hun de dwaasheid hunner keuze, hebbende mijnen raad niet willen volgen, om met onze sloepen rondom de ver in zee uitstekende ijspunt heen te zeilen, wanneer wij op Statenhoek, waarschijnlijker wijze, hadden kunnen landen. Dit was nu te laat. Wij hielden ons voorts bij onze drie sloepen op het ijs, gekweld door grooten honger en koude en afgesold door vermoeidheid, doordien wij geene rust hoegenaamd genoten.
Hidde Dirks Kat • 5 oktober 1777
• Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.
[5 October 1777]
In den ochtendstond van den 5 October bedaarde het weêr, en de zee werd hand over hand kalmer. Nu maakten wij onze drie sloepen gereed, om er gebruik van te kunnen maken, als de gelegenheid ons voorkwam, en besloten, om zoo lang op onze kleine ijsschots van 100 voeten vierkant, (waarop God ons tot hiertoe zoo wonderbaar bewaard had) te blijven, tot dat wij genoodzaakt zouden zijn, om dezelve te verlaten. Het kwam ons voor, als of die schots voor ons bestemd was. – Ons voedsel was zeer gering. Van onze 5 scheepsbeschuiten hadden wij niet veel meer overig. Den dorst leschten wij met aan een stuk uitgevroren ijs te zuigen. Des namiddags legde ik mij, bij mooi weêr, in eene der sloepen neder, om een weinig te rusten. Ik was naauwelijks een weinig ingesluimerd, toen het volk, (hetwelk in hoopen van 17 man, voor ieder der drie sloepen één, verdeeld was) met groote verbaasdheid in de sloepen viel, en mij, met een luidruchtig geschreeuw, bekend maakte, dat de zee over onze ijsschots heen liep, waardoor dezelve dreigde te zinken. Hierop opende zich boven verwachting het ijs, zoo dat wij ons zeer schielijk op de vrije zee bevonden. Wij zetten toen onze zeiltjes bij met eenen gunstigen Noord-oosten wind en stevenden op Statenhoek aan. Wij hadden een kompas, konden het land zien en zeilden des nachts langs het wit blinkend ijs.
Onze schipbreuk was zeer verschrikkelijk, vergezeld van de smartelijkste gevolgen tot den 5 dezer, maar onze ijsbreuk en het verlies van de schots was niet minder schrikbarende.212-2018>
[5 October 1777]
In den ochtendstond van den 5 October bedaarde het weêr, en de zee werd hand over hand kalmer. Nu maakten wij onze drie sloepen gereed, om er gebruik van te kunnen maken, als de gelegenheid ons voorkwam, en besloten, om zoo lang op onze kleine ijsschots van 100 voeten vierkant, (waarop God ons tot hiertoe zoo wonderbaar bewaard had) te blijven, tot dat wij genoodzaakt zouden zijn, om dezelve te verlaten. Het kwam ons voor, als of die schots voor ons bestemd was. – Ons voedsel was zeer gering. Van onze 5 scheepsbeschuiten hadden wij niet veel meer overig. Den dorst leschten wij met aan een stuk uitgevroren ijs te zuigen. Des namiddags legde ik mij, bij mooi weêr, in eene der sloepen neder, om een weinig te rusten. Ik was naauwelijks een weinig ingesluimerd, toen het volk, (hetwelk in hoopen van 17 man, voor ieder der drie sloepen één, verdeeld was) met groote verbaasdheid in de sloepen viel, en mij, met een luidruchtig geschreeuw, bekend maakte, dat de zee over onze ijsschots heen liep, waardoor dezelve dreigde te zinken. Hierop opende zich boven verwachting het ijs, zoo dat wij ons zeer schielijk op de vrije zee bevonden. Wij zetten toen onze zeiltjes bij met eenen gunstigen Noord-oosten wind en stevenden op Statenhoek aan. Wij hadden een kompas, konden het land zien en zeilden des nachts langs het wit blinkend ijs.
Onze schipbreuk was zeer verschrikkelijk, vergezeld van de smartelijkste gevolgen tot den 5 dezer, maar onze ijsbreuk en het verlies van de schots was niet minder schrikbarende.212-2018>
donderdag 3 oktober 2024
Hidde Dirks Kat • 4 oktober 1777
• Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.
[4 October 1777] In den ochtend van den 4 October (No 15.) bevonden wij ons op dezelfde ijsschots, die nu op de helft van 200 tot 100 voeten in het vierkant verkleind was, op eenen afstand van 10 mijlen dwars van het land af. Het weêr was nu goed. Ook hadden wij geene deining of verheffing van zee, zijnde aan alle kanten ingesloten door drijfijs, dat, naar ons bedunken, aan het land vast lag. Nu besloten wij onze drie sloepen te verlaten en, zoo mogelijk, te voet op het land aantegaan, weshalve wij onzen overgeschoten leeftogt onder malkander verdeelden, bestaande eeniglijk in brood, waarvan ieder man omtrent vijf scheepsbeschuiten met een weinigje boter ontving.
Bij nader inzien begrepen ik en Kommandeur ALBERT JANS, om onze drie sloepen op onze kleiner ijsschots, waarop God ons, tot op heden, zoo wonderbaar bewaard had, voor als nog, niet te verlaten. Hiertoe besloten nog 49 andere, terwijl de overige 27 man een zeer aandoenlijk afscheid van ons namen en over ijs naar land gingen. Of deze aan land zijn gekomen, is mij onbekend.
In dezen nacht veroorzaakte eene hooggaande zee met weinig wind, zulk eene zware deining in het ijs, dat de schotsen om ons heen de een tegen de ander opstegen, zoo dat wij ieder oogenblik den dood te gemoet zagen. Doch God was ons genadig. Het speet ons toen zeer, dat wij met de 27 man niet naar land waren gegaan. Deze nacht vertoonde aan ons oog akelige gedaanten. De zee woedde aan de buitenzijde tegen het ijs. De baren verhieven zich als torens in de lucht, makende in den langen donkeren nacht eene verschrikkelijke vertooning, terwijl het zoute water vurige stralen uitschoot. Onze kleine ijsschots van 100 voeten in het vierkant was als met eene borstwering van kleine ijsschotsen omgeven. Deze schoven zoodanig op elkander, dat wij ons naauwelijks konden bergen. Doch wij bleven dezen nacht met onze 3 sloepen nog onbeschadigd. 256-2018>
[4 October 1777] In den ochtend van den 4 October (No 15.) bevonden wij ons op dezelfde ijsschots, die nu op de helft van 200 tot 100 voeten in het vierkant verkleind was, op eenen afstand van 10 mijlen dwars van het land af. Het weêr was nu goed. Ook hadden wij geene deining of verheffing van zee, zijnde aan alle kanten ingesloten door drijfijs, dat, naar ons bedunken, aan het land vast lag. Nu besloten wij onze drie sloepen te verlaten en, zoo mogelijk, te voet op het land aantegaan, weshalve wij onzen overgeschoten leeftogt onder malkander verdeelden, bestaande eeniglijk in brood, waarvan ieder man omtrent vijf scheepsbeschuiten met een weinigje boter ontving.
Bij nader inzien begrepen ik en Kommandeur ALBERT JANS, om onze drie sloepen op onze kleiner ijsschots, waarop God ons, tot op heden, zoo wonderbaar bewaard had, voor als nog, niet te verlaten. Hiertoe besloten nog 49 andere, terwijl de overige 27 man een zeer aandoenlijk afscheid van ons namen en over ijs naar land gingen. Of deze aan land zijn gekomen, is mij onbekend.
In dezen nacht veroorzaakte eene hooggaande zee met weinig wind, zulk eene zware deining in het ijs, dat de schotsen om ons heen de een tegen de ander opstegen, zoo dat wij ieder oogenblik den dood te gemoet zagen. Doch God was ons genadig. Het speet ons toen zeer, dat wij met de 27 man niet naar land waren gegaan. Deze nacht vertoonde aan ons oog akelige gedaanten. De zee woedde aan de buitenzijde tegen het ijs. De baren verhieven zich als torens in de lucht, makende in den langen donkeren nacht eene verschrikkelijke vertooning, terwijl het zoute water vurige stralen uitschoot. Onze kleine ijsschots van 100 voeten in het vierkant was als met eene borstwering van kleine ijsschotsen omgeven. Deze schoven zoodanig op elkander, dat wij ons naauwelijks konden bergen. Doch wij bleven dezen nacht met onze 3 sloepen nog onbeschadigd. 256-2018>
woensdag 2 oktober 2024
Matthijs Vermeulen • 3 oktober 1944
• Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.
3 okt. 1944
Het eerste briefje ontvangen van [hun zoon] Josquin [die een week later zou sneuvelen], na zijn vertrek uit Spanje naar Afrika. Het is geschreven met potlood op een losgescheurd blaadje van een zakboekje en geadresseerd door vreemde hand. Uit het onregelmatige schrift kan worden afgeleid dat de schrijver geschud werd; hij rolde waarschijnlijk in een auto en wierp zijn papiertje naar buiten waar iemand het opraapte. Hij is dus onderweg. Onderweg naar de oorlog, die ik verfoei, die ik haat, en die ik noodzakelijk weet.
Hij richt zich nog tot jou, gelijk vroeger, en vanmiddag heb ik hem je dood gemeld, met een verscheurd hart denkend aan het offer dat je hem gebracht hebt, aan de ruil die je met hem deed tegenover God, jij, even eenzaam gestorven als een soldaat op zijn slagveld. Voor 't eerst ook heb ik kunnen en durven denken: daarom dus vermocht ik niets voor je; daarom dus bleef het bidden waarin ik mij wendde tot mijn God, onverhoord; jouw offer was machtiger; jouw offer was verhevener, edeler, zuiverder, het was brozer, het was sterker door een van elke zelfzucht onthechte liefde, het was mateloos meer dan alles wat ik vragen kon en geven. Die gedachte bracht mij enige verlichting in het gevoel van nederlaag en machteloosheid, van twijfel en van schroom, waarin de weigering mij geworpen had. Ik aanvaard. Ik dank. En een siddering bevliegt me, de siddering voor de schoonheid.
3 okt. 1944
Het eerste briefje ontvangen van [hun zoon] Josquin [die een week later zou sneuvelen], na zijn vertrek uit Spanje naar Afrika. Het is geschreven met potlood op een losgescheurd blaadje van een zakboekje en geadresseerd door vreemde hand. Uit het onregelmatige schrift kan worden afgeleid dat de schrijver geschud werd; hij rolde waarschijnlijk in een auto en wierp zijn papiertje naar buiten waar iemand het opraapte. Hij is dus onderweg. Onderweg naar de oorlog, die ik verfoei, die ik haat, en die ik noodzakelijk weet.
Hij richt zich nog tot jou, gelijk vroeger, en vanmiddag heb ik hem je dood gemeld, met een verscheurd hart denkend aan het offer dat je hem gebracht hebt, aan de ruil die je met hem deed tegenover God, jij, even eenzaam gestorven als een soldaat op zijn slagveld. Voor 't eerst ook heb ik kunnen en durven denken: daarom dus vermocht ik niets voor je; daarom dus bleef het bidden waarin ik mij wendde tot mijn God, onverhoord; jouw offer was machtiger; jouw offer was verhevener, edeler, zuiverder, het was brozer, het was sterker door een van elke zelfzucht onthechte liefde, het was mateloos meer dan alles wat ik vragen kon en geven. Die gedachte bracht mij enige verlichting in het gevoel van nederlaag en machteloosheid, van twijfel en van schroom, waarin de weigering mij geworpen had. Ik aanvaard. Ik dank. En een siddering bevliegt me, de siddering voor de schoonheid.
dinsdag 1 oktober 2024
Romy Schneider • 2 oktober 1955
• Romy Schneider (1938-1982) was een Oostenrijkse actrice. in Ich, Romy: Tagebuch eines Lebens zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen. In oktober 1955 was ze bezig met de opnames van de eerste Sissi-film.
2 oktober 1955 [Duits onderaan]
De opnamen duren deze keer eindeloos lang. Er komt geen einde aan.
En het is uiteindelijk niet alleen een kwestie van tijd. Iedere draaidag kost een gruwelijke hoeveelheid geld. Alleen al de belichting van de verschillende scènes kost kapitalen.
Als je vaklui over de astronomische bedragen hoort praten, slaat de angst je om het hart. In een paar uur gaat er een vermogen doorheen.
Nou ja, mijn geld is het niet. En ook niet dat van mammie of daddy. Wij, mammie en ik, krijgen samen maar een schijntje van het hele bedrag dat de film kost. Maar geld alleen maakt niet gelukkig. Dat zeggen ze immers - het is alleen wel gemakkelijk als je het hebt.
Als ik mijn zakgeld krijg, ben ik onder de pannen. Mammie heeft het pas nog verhoogd. Ik ben dik tevreden dat ik verder met die hele geldrommel niets te maken heb. Je hebt er alleen maar last van.
3 oktober 1955
Het is hier in Wenen uitgesproken koud en onaangenaam. De Donau is niet blauw maar grijs, en verschrompeld als een oude tuinkabouter. De Stephansdom duikt weg tussen de huizen alsof hij het koud heeft.
Wenen is wel veranderd sinds de bezettingstroepen vertrokken zijn. Je merkt goed dat het zich weer echt bewust wordt van zijn oude positie als hoofdstad van Oostenrijk. Het Burgtheater gaat weer open. De Staatsopera.
Vanavond vrij. Ik moet Seppl nog uitlaten en morgen hebben we weer een zware dag. Als ik nou maar wist, wanneer we in de studio moeten zijn!
Het is al een paar keer gebeurd dat mammie en ik 's morgens om zeven uur opgehaald zouden worden en dat er dan niemand kwam opdagen. De afspraak werd van uur tot uur verschoven tot we uiteindelijk aan het eind van de middag nog steeds in ons hotel rondhingen. De hele dag naar de knoppen - en gefilmd werd er niet! En ik had zo graag nog een uurtje geslapen!!
2. Oktober 1955 Die Dreharbeiten dauern diesmal endlos lange. Wir werden nicht fertig und werden nicht fertig. Und das ist schließlich nicht nur eine Zeitfrage. Jeder Drehtag kostet ein ungeheures Geld. Allein die Ausleuchtung der Szenen schluckt Unsummen. [...] Ich bin versorgt, wenn ich mein Taschengeld habe. Mammi hat es neulich erst wieder erhöht.389-2016>
2 oktober 1955 [Duits onderaan]
De opnamen duren deze keer eindeloos lang. Er komt geen einde aan.
En het is uiteindelijk niet alleen een kwestie van tijd. Iedere draaidag kost een gruwelijke hoeveelheid geld. Alleen al de belichting van de verschillende scènes kost kapitalen.
Als je vaklui over de astronomische bedragen hoort praten, slaat de angst je om het hart. In een paar uur gaat er een vermogen doorheen.
Nou ja, mijn geld is het niet. En ook niet dat van mammie of daddy. Wij, mammie en ik, krijgen samen maar een schijntje van het hele bedrag dat de film kost. Maar geld alleen maakt niet gelukkig. Dat zeggen ze immers - het is alleen wel gemakkelijk als je het hebt.
Als ik mijn zakgeld krijg, ben ik onder de pannen. Mammie heeft het pas nog verhoogd. Ik ben dik tevreden dat ik verder met die hele geldrommel niets te maken heb. Je hebt er alleen maar last van.
3 oktober 1955
Het is hier in Wenen uitgesproken koud en onaangenaam. De Donau is niet blauw maar grijs, en verschrompeld als een oude tuinkabouter. De Stephansdom duikt weg tussen de huizen alsof hij het koud heeft.
Wenen is wel veranderd sinds de bezettingstroepen vertrokken zijn. Je merkt goed dat het zich weer echt bewust wordt van zijn oude positie als hoofdstad van Oostenrijk. Het Burgtheater gaat weer open. De Staatsopera.
Vanavond vrij. Ik moet Seppl nog uitlaten en morgen hebben we weer een zware dag. Als ik nou maar wist, wanneer we in de studio moeten zijn!
Het is al een paar keer gebeurd dat mammie en ik 's morgens om zeven uur opgehaald zouden worden en dat er dan niemand kwam opdagen. De afspraak werd van uur tot uur verschoven tot we uiteindelijk aan het eind van de middag nog steeds in ons hotel rondhingen. De hele dag naar de knoppen - en gefilmd werd er niet! En ik had zo graag nog een uurtje geslapen!!
2. Oktober 1955 Die Dreharbeiten dauern diesmal endlos lange. Wir werden nicht fertig und werden nicht fertig. Und das ist schließlich nicht nur eine Zeitfrage. Jeder Drehtag kostet ein ungeheures Geld. Allein die Ausleuchtung der Szenen schluckt Unsummen. [...] Ich bin versorgt, wenn ich mein Taschengeld habe. Mammi hat es neulich erst wieder erhöht.389-2016>
Abonneren op:
Posts (Atom)