zondag 30 juni 2024

Cesare Pavese • 1 juli 1942

Cesare Pavese (1908-1950) was een Italiaanse schrijver. In 2003 verscheen Leven als ambacht, met daarin dagboeken en brieven. Vertaling: Anton Haakman.








(1 juli)
bij afnemende maan                                             bij wassende maan
als men bloemen zaait
worden ze
mooi en met dikke stengel                                                ziekelijk en dun
                                                                                               en lang
als men bomen kapt
worden ze
gezond                                                                                 vermolmd
behalve de den, die wordt
vermolmd                                                                            gezond
als men de was doet met loogas
op het laken wordt deze
goed en schoon                                                                      vuil - de as
                                                                                                  zal er intrekken
als men wijnstokken en jonge 
scheuten snoeit is dat
schadelijk                                                                                vruchtbaar

Franz Kafka • 30 juni 1914

Franz Kafka (1883-1924) was een Tsjechische schrijver. Zijn dagboeken 1910-1923 zijn te lezen bij Gutenberg.

30. Juni. Hellerau. Leipzig mit Pick. Ich habe mich schrecklich aufgeführt. Konnte nicht fragen, nicht antworten, nicht mich bewegen, knapp noch in die Augen sehn. Mann, der für den Flottenverein wirbt, das dicke wurstessende Paar Thomas, bei dem wir wohnen, Prescher, der uns hinführt, Frau Thomas, Hegner, Fantl und Frau, Adler, Frau und Kind Anneliese, Frau Dr. K., Fräulein P., die Schwester der Frau Fand, K., Mendelssohn (Kind des Bruders, Alpinum, Engerlinge, Fichtennadelbad), Waldschenke, ›Natura‹, Wolff, Haas, Vorlesung von ›Narciß‹ im Garten von Adler, Besichtigung des Dalcrozehauses, Abend in der Waldschenke, Bugra – Schrecken über Schrecken.

Mißlungenes: Nichtfinden der ›Natura‹, Ablaufen der Struvestraße; falsche Elektrische nach Hellerau, kein Zimmer in der Waldschenke; vergessen, daß ich mich von E. dort antelephonieren lassen will, daher Umkehr; Fantl nicht mehr getroffen; Dalcroze in Genf; nächsten Morgen zu spät in die Waldschenke gekommen (F. hat nutzlos telephoniert); Entschluß, nicht nach Berlin, sondern nach Leipzig zu fahren; sinnlose Fahrt; irrtümlicherweise Personenzug; Wolff fährt gerade nach Berlin; Lasker-Schüler belegt Werfel; sinnloser Besuch der Ausstellung; schließlich zum Abschluß im ›Arco‹ ganz sinnlos Pick um eine alte Schuld gemahnt.

1.Juli. Zu müde.

5. Juli. Solche Leiden tragen müssen und verursachen!

Victor Segalen • 29 juni 1909

• De Franse schrijver Victor Segalen (1878-1919) bracht verscheidene jaren in China door. Voordat zij zich daar bij hem voegde, schreef hij zijn vrouw Yvonne 65 brieven die zijn gebundeld in het door Maarten Elzinga en Mark Leenhouts vertaalde Brieven uit China – brieven die het oude, voor-communistische China tot leven brengen.

Peking, 29 juni 1909
Ik heb een heerlijke avond gehad, alleen, dus met jou, liefste Mavone. ‘s Avonds eet ik voor de poort van mijn binnenplaats – als het mooi weer is, en dat was het vandaag. De maan kwam op van achter de boom die je op de foto met de vier karakters ziet. Dat is het uitzicht vanuit mijn poort.
Gisteravond met Yang echt Chinees gegeten; je hebt lekkere en minder lekkere dingen. Een groot aantal kleine gerechten, waaronder – moet ik bekennen – bedorven eieren. Maar laten we wel wezen, het zijn eerder adellijke eieren, als volgt klaargemaakt: de eendeneieren worden enkele maanden ingelegd in kalk: het wit wordt geleiachtig, bruin en lillend, het geel zwartgroen. Het ruikt sterk naar urine. Maar ik kan me voorstellen dat onze kaas ook een zekere tolerantie vereist... Ik heb er een paar plakjes van gegeten, zonder vervelende gevolgen. Beter zijn de kleine garnalen, de gerookte kip, de visragout en het gepocheerde ei in een heldere groentebouillon tot besluit van de maaltijd. Als drank heb je Huangjiu, gele wijn, eigenlijk meer een soort gierstbrandewijn, die lauw wordt gedronken, of Meiguijiu, een soort brandspiritus, naar het schijnt met rozen gestookt.
Yang, die weet hoe Europese magen kunnen reageren, kwam vanochtend informeren naar de mijne: er scheelde niets aan.

donderdag 27 juni 2024

Helena Morley • 28 juni 1894

• Helena Morley (pseudoniem van Alice Dayrell Caldeira Brant, 1880-1970) woonde als jong meisje in Brazilië en hield gedurende haar middelbareschooljaren een dagboek bij.

Monday, June 25th
I can't go to bed without writing about the scare we had today.
Everybody says it was a miracle, and it was.
Yesterday we went to celebrate S. João's and Uncle Joãozinho's day, in Boa Vista. There was a bonfire and fireworks, but very few people because the new cabin isn't finished yet, and there wasn't much excitement. Today we were sitting in front of the house, the whole family, on some boards that Uncle Joãozinho had put there for benches. We were praying. As there isn't any oratório here, Dindiriha said that we could pray just sitting by the door. She told her rosary and when she'd finished she wound it around her arm. Then she took out the litany and we all gave the responses. We continued to talk and enjoy the moonlight. Dindinha, thinking that the rosary felt very cold, looked to see what it was. She gave a scream and shook her arm, throwing something off, saying, "It's a snake!" The moonlight was like day. We went to look; it really was a snake and Seu Manuel Camilo killed it.
How can you explain that the snake didn't bite Dindinha? It really was a miracle.

Thursday, June 28th
Never have we found so many snakes at Boa Vista as we're finding now.
This is already the second one. My uncle says it's because he didn't cut the grass around the house. We came here before the big cabin was finished, because it was my uncle's birthday which falls on St. João's day. He had two bedrooms covered over in a hurry, with thatch, to put us up. I like everything all mixed up the way it is very much, and think it's very funny.
The old cabin is very small. It only has one bedroom for my uncle and papa and a smaller one for Siá Etelvina, the cook. She does the cooking and we go there for breakfast, lunch, and dinner.
Siá Etelvina is a fury. She's furious when we're here because she has twice as much work. This time, besides the aunts, five cousins came, and Zulmira. She can never make enough food for us. Today even Zulmira stole a can of sardines that my uncle keeps on the beams in his room. The new house is all open and hasn't any doors. My uncle put some boards in the living room for the boys, and we sleep with the aunts, all together in the bedroom. It's awfully funny. The only thing that bothers us is Siá Etelvina who, if Uncle Joãozinho didn't go into the kitchen to look into the pans, would starve us to death.
The new house is in the loveliest spot and near some gabiroba bushes; you step out of the door and there are the gabirobas. Today we were all in front of the house, sitting on the boards, with Ester sitting on an ant-hill. My father, who always has a stick in his hand, was sitting in front of Ester. Without calling any attention to himself, he got up silently and suddenly hit the head of a jararaca that was getting ready to strike at Ester's foot. If anyone else had seen it, he would have screamed, and Ester would have stepped on the jararaca. But because it was papa, who is the calmest man in the world, he struck it right on the head and killed it.

woensdag 26 juni 2024

Martha Feitsma • 27 juni 1923

Martha Feitsma (1907-1944) was een Leeuwardens meisje van joodse komaf. Ze overleed in Auschwitz. In 1922/'23 hield ze een dagboek ("Uit mijn bakvischtijd") bij.

Woensd. 27. Juni. Uit de datum blijkt wel dat ik een heelen tijd m’n dagboeken gestaakt heb. Dat kwam omdat Grieteke er mee opgehouden is en toen was bij mij de animo ook weg. Maar toen ik dit dierbaar document weer in handen kreeg, bekroop mij de lust om er maar weer mee door te gaan. Ik ben in de winter naar 5 bals geweest en op elk bal waar Appie de Vries was, heeft hij mij gevraagd voor de polonaise.
 30 Mei waren we met Juffrouw Kreuiter en de heele klas naar Giethoorn en Vollenhove. Eerst met den trein tot Steenwijk en toen verder den heelen dag gefietst. ’t Was jammer dat het om 12 uur begon te regenen want toen hebben we niet kunnen punteren in Giethoorn.
Nu is er groot nieuws: Ik tennis ( geen tannis uitspreken! ) Dat komt zoo : Er is hier een Joodsche tennisclub opgericht voor personen boven de 18 jaar en nu werd besloten er een adspirantclub aan toe te voegen voor personen ( wèl kinderen ) benèden de 18 jaar, waaronder ook mijn persoontje behoort. Onze club is niet zòo leuk. Maar affijn er behoren toe: Juut en Becca van der Kaars, Emiel van de Heyden, Betty en Leo van der Heyden, Jo Dwinger, Jules Cohen, Louis Cohen, Meyer Velleman en lest best: Ik. Nu is het gekke dat wij alleen mogen spelen onder toezicht van één van de grooten n.l. Mevrouw Leefsma, Meneer Dito, Mr. van Kollem, Mevr Dito, Hanie Klein, Jaap Cohen en { Louis Sanders en Erie Pinto } die ik een paar leuke jongens vind. Donderdag ’s Avonds heerlijk getennisd alleen jammer van een kleine kijfpartij. Er stond namelijk op een lijst die daar hangt dat we tot 9 uur onder toezicht stonden, maar wij dachten dat we nog wel even mochten doorspelen. hoor. Maar nee. Klokslag 9 uur moesten de kleintjes ophouden! en de 4 grooten! die er waren begonnen te spelen. Om razend te worden. Maar Daniël!!!!

Vrijdag 29 Juni. Na 4 uur weer gespield en we hebben  reuze gelachen want er was geen verkeersagent! Ik heb niets heel gewichtigs vergeten. Ik heb een mantelpak. Van Saarke heb ik „aan de Zonzijde gelezen.” Heel mooi.

Woensdag 11 Juli 1923  Dit was een heel gewichtige dag  voor mij, want er hing een groot deel van m’n verder leven !!!! vanaf. Want als ik zou zakken, dan moest ik in de huishouding en dus al die werkjes als kousen stoppen, kopjes wasschen enz doen en ik kan gerust zeggen dat ik alle die dingen vreeselijk vind Maar gelukkig ben ik overgekomen en wel naar de 4e Klasse MHBS. Tante Jette is ook hier gekomen met haar 3-tallig kroost. De oudste is bij ons en ik heb er heel wat mee te doen want hij is al om 6 uur wakker en dus ik idem dito.


dinsdag 25 juni 2024

Louis-Ferdinand Céline • 26 juni 1936

• Ook in 1936 sloeg de ontlezing al toe, zoals blijkt uit deze brief van schrijver Louis-Ferdinand Céline (1894-1961), geschreven aan zijn ‘Lieve vriendin’ Erika Irrgang,  opgenomen in Brieven aan vriendinnen (vertaald door Jan Versteeg).

Eind juni 1936
Ik heb eindelijk je roman gelezen. Wat moet ik erover schrijven ? Je weet hoe moeilijk ik over anderen kan oordelen. Ik heb alleen gevoel voor het subjectieve. Volgens mij zit hij goed in elkaar, met een duidelijke lijn, die je goed vasthoudt. Maar... Ik voel me volstrekt niet in staat er een intelligenter, duidelijker mening over te geven. Ik voel me letterlijk heel belazerd bij zo’n dooddoener, ik kan er alleen maar het zwijgen toe doen. Het is mijn genre niet. Wat zeggen de deskundigen? Wat kunnen ze zeggen? Die weten in feite ook niets. Het is een zaak die alleen het publiek en jou aangaat. Ik weet niet hoe het er met die dingen in België voor staat, maar in Frankrijk heel slecht. Er wordt niet meer gelezen, het is de bittere waarheid. De radio, de bioscoop, de politiek, de tijdschriften trekken alles naar zich toe! Dus waarom zou je risico gaan lopen. Wil je boeken verkopen, dan moet de maatschappij een beetje stabiel zijn. Geen vrolijke boel, dit alles. Waar zit je nu, en waar in augustus en september? Misschien kom ik nog langs in Antwerpen.

maandag 24 juni 2024

August Willemsen • 25 juni 1961

August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

25 juni
Vanmiddag op het terras van Hoppe zag ik Dini en John zitten, die ik kende van de vorige keer dat Johannes in Amsterdam was. We hadden ze toen ontmoet in Hoppe, waar ik met stijgende verbazing naar de verhalen van Johannes had staan luisteren. Dini had ongelooflijk veel schik in zijn gescharrel met de verpleegsters. Ik moest zelf ook steeds meer lachen, vooral om die krankzinnige herhalingen van hem, heel indringend en doodernstig: "Was het een mooi meisje? Was het een mooi meisje?" of: "Heb je met hem geneukt? Heb je met hem geneukt?" - om daarna uit te barsten in een hinnikende en snuivende, natte lach. Niet echt smakelijk, maar wel persoonlijk.
Enfin, Dini vroeg die keer of we 's avonds langs wilden komen; ze hadden "heel vervelende visite". Johannes en ik ontmoetten elkaar in Hoppe, dronken een paar pilsjes en gingen naar Dini. Nogal luidruchtig vielen we de kamer binnen, waar de visite (meneer en mevrouw Jansen) in volle gang was. Bij het voorstellen was het al meteen raak.
"Jansen."
"Willemsen."
Als je wat op hebt, is zoiets oergeestig. Johannes en ik namen met achteloze onbescheidenheid het gesprek over. De Jansens, aanvankelijk wat verbouwereerd, begonnen Johannes algauw gewoon als gek te beschouwen en kregen er ook plezier in. Op een gegeven moment wendde hij zich in paniek tot Dini.
"O God, ik had vanavond een afspraak, ik zou nog neuken, maar ik heb mijn condooms laten slingeren."
"O, neem mijn badmuts maar zolang."
Het werd een dolle avond.
Maar goed, vanmiddag. Geroddel van Dini over mevrouw Jansen (Beppie). Die is ook niet helemaal snik. Ze was ziek, moest het bed houden, lag met een catheter in een caravan ergens bij Weesp (Weesp, omdat haar man, Bram, daar zijn visstek heeft). Dini op bezoek, achter op de scooter bij Ronnie Duif, kortweg "Duif".
Zodra Beppie Dini zag: "Wat ont-zét-tend aardig om te komen. Echt heel lief. Vertel eens: wat wil je drinken?"
Zelf was ze al hartstikke lazarus. Duif werd naar de keuken gestuurd om cola en cognac te mixen. Op dat moment komt Bram binnen, met zijn hengel, en ziet een wildvreemde kerel in de keuken. Duif, ook met helemaal nuchter meer, zegt met olympische eenvoud: "Dag."
"Dag meneer, mijn naam is Jansen."
"Mijn naam is Duif."
"O, dan zal het wel goed zijn."
"Wilt u ook wat drinken?"
"Ja, een cola zónder cognac graag."
Duif geeft hem een glas, 1/2 cognac, 1/2 cola. De man slaat het in één teug achterover.
"Geef me nog maar zoiets, maar dan met cognac erin."
Zo ging het een halfuur door, totdat iemand in de gaten had dat Beppie met schuim op de mond in bed lag te schokken.
"Wat heb jij?"
"O niks, dat komt van het lachen."
"Waarom veeg je je mond niet af?"
"Bram heeft vergeten zakdoeken te halen."
De Jansens hebben een tweeling van 9, een jongetje (Brammetje) en een meisje (kleine Beppie). Brammetje bakt de hele dag koekjes voor zichzelf en voor zijn zusje, anders hebben ze niets te eten. Een keer zat hij in bad een plastic bootje met een slangetje voort te blazen; dat was het urineslangetje van Beppie. Dini vroeg: "Waarom geef je die jongen dát?"
"Och, hij vroeg een slangetje, en ik had zo gauw niks anders bij de hand."
Kleine Beppie komt klagen bij haar moeder: "Brammetje maakt elke nacht een nummertje met me."
"Ach, gekkigheid, ga jij maar weer op straat spelen."
Als Bram thuiskomt: "Wat doe jij 's nachts met je zusje?"
"Neuken."
"En wat doe je dan?"
"Nou, gewoon, dan steek ik mijn piemel in haar kut."
Brammetje, die nogal klein van stuk is, wordt op school veel door de meisjes geplaagd. Als dat gebeurt, zegt hij: "Pas op hoor, ik steek mijn vinger in je kut."
Beppie: "Waarom zeg je dat?"
"Dan worden ze allemaal bang."
Ik moet bekennen dat ik dit soort verhalen bij Hoppe niet eerder had gehoord.
Morgen naar Brussel voor Caltex-film.

zaterdag 22 juni 2024

Wilhelm Waiblinger • 24 juni 1821

Wilhelm Waiblinger (1804-1830) was een Duitse dichter en schrijver. Tagebücher 1821-1826. Vertaling door DeepL onderaan.

Den 24. Juni
Ich hatte im Träume eine freundliche Erscheinung. Ich sah Mina'n wieder: In einem Holz bei einigen verfallnen Türmen hinter tiefen Graben lagen wir. Junges Gebüsch schwang sich schlingelnd und umfassend um die alten Mauern, wie ein Jugendlicher Kranz um das Silberhaupt eines Greises. Wir sahen in die Unermeßlichkeit der Zeiten, und erblickten die weitesten Geschichten in kleine glanzende Minuten zusammengezogen, wenn wir die grauen Steine, die blitzahnlichen Risse, und die hohen, schaurigen Gestalten betrachteten. So zeigt uns der Himmel unendliche Räume in dunkles Blau gekleidet, und wie milchfarbene Schimmer, so unschuldig, wie die Wangen eines Kindes, die fernsten Heere seiner schweren ungeheuren Weiten. Neben mir lag das Madchen, in derselben Gestalt, unverandert, eben so bewegsam, unruhig im Auge, rasch, aber unendlich liebevoll. Ich betrachtete mit tiefer Sehnsucht wieder ihre anmutigen Züge, und wie sie so freundlich und lachelnd mich ansah, und die Hand auf das Herz legte, als seien wir nie getrennt gewesen. Der Anblick war unendlich tröstend und erquickend, ich lag lange in heiliger Entzückung, als ein glühender Kuß mich weckte, und die Erscheinung wieder hinweggenommen war. Der heilige Strahl hatte alle Schmerzen und Bekümmernisse aus meinem Herzen gesogen, so daß mein Gemüt wieder rein und leicht, und mein Geist wieder frei und fröhlich war, wie vorher. Nichts war übrig geblieben, als ein stilles inniges Sehnen, und ein wehmütiger Klang im Aller-Innersten. Aber die wilden Qualen der Einsamkeit, die herbe Pein der marternden Gegenwart, die trübe entsetzliche Leere, das zweifelnde Schwanken zwischen Furcht und Hoffnung war gewichen, und ich sah mich wieder, mit neuer Hoffnung, in Ruhe, in stillem Bewußtsein künftiger Dinge, ein Pilger in einer vollen bedeut-samen Welt. Stimme und Sprache waren wieder lebendig geworden, und es dünkte mir nunmehr alles viel bekannter und weis-sagender, als ehmals, so daß mir der Tod wie eine höhere Offenbarung des Lebens erschien, und ich mein eigenes, schnell vorüberschwebendes Dasein mit kindlich-heiterer Rührung betrachtete. Zukunft und Vergangenheit hatten sich in mir berührt und einen innigen Verein geschlossen: ich stand weit außer der Gegenwart, und die Welt ward mir erst teuer, als ich sie zu verlieren glaubte, und mich nur als ein Fremdling in ihr fand, der ihre weiten bunten Säle noch eine kurze Weile durchwandern sollte.
-------------
Könnte die Natur nicht über den Anblick Gottes versteinert geworden sein?

DeepL-vertaling

24 juni
Ik had een vriendelijke verschijning in mijn dromen. Ik zag Mina'n weer: we lagen in een bos bij enkele vervallen torens achter diepe greppels. Jonge struiken kronkelden en verstrengelden zich om de oude muren, als een jeugdige krans om het zilveren hoofd van een oude man. We keken in de onmetelijkheid van de tijd en zagen de verste verhalen samengebald in kleine glanzende minuten toen we naar de grijze stenen, de bliksemachtige scheuren en de hoge, griezelige figuren keken. Zo toont de hemel ons oneindige ruimten, gehuld in donkerblauw, en als melkkleurige stralen, zo onschuldig als de wangen van een kind, de verste legers van zijn zware, immense uitgestrektheid. Naast me lag het meisje, in dezelfde gedaante, onveranderd, even beweeglijk, rusteloos in de ogen, snel, maar oneindig liefdevol. Ik keek weer met diep verlangen naar haar gracieuze gelaatstrekken en hoe ze me zo vriendelijk en glimlachend aankeek en haar hand op mijn hart legde alsof we nooit van elkaar gescheiden waren geweest. De aanblik was oneindig troostend en verfrissend, en ik lag lange tijd in heilige vervoering, toen een vurige kus me wekte en de verschijning weer werd weggenomen. De heilige straal had alle pijn en verdriet uit mijn hart gezogen, zodat mijn geest weer zuiver en licht was, en mijn geest weer vrij en blij als voorheen. Er bleef niets anders over dan een stil, intiem verlangen en een weemoedig geluid in mijn binnenste. Maar de wilde kwelling van eenzaamheid, de harde pijn van het kwellende heden, de doffe, vreselijke leegte, het twijfelachtige wankelen tussen angst en hoop waren verdwenen, en ik zag mezelf weer, met nieuwe hoop, in vrede, in een stil bewustzijn van de dingen die komen gaan, een pelgrim in een volle, betekenisvolle wereld. Stem en taal waren weer levend geworden, en alles leek me nu veel vertrouwder en verstandiger dan voorheen, zodat de dood me een hogere openbaring van het leven leek, en ik keek met kinderlijke, vrolijke ontroering naar mijn eigen bestaan, dat snel voorbijging. Toekomst en verleden hadden elkaar in mij aangeraakt en vormden een intieme verbintenis: ik was ver verwijderd van het heden, en de wereld werd me pas dierbaar toen ik dacht dat ik haar aan het verliezen was, en ik mezelf er slechts in terugvond als een vreemdeling die nog een korte tijd door haar wijde, kleurrijke zalen moest zwerven.
-------------
Zou de natuur niet versteend zijn bij het zien van God?

Vertaald met DeepL.com (gratis versie)

Peter Handke • 23 juni 1976

• De Oostenrijkse schrijver Peter Handke (1942) publiceerde in 1977 een journaal onder de titel Das Gewicht der Welt - door Hans Hom in het Nederlands vertaald als De last van de wereld. De observaties vormen een bespiegelend dagboek van zijn leven als schrijver en filmregisseur in Parijs, waar hij van 1971 tot 1978 woonde.

23 juni 1976
Als A. woedend is op mensen, heeft ze zin om iets van hen te roven

De moeder van school, die haar kind, dat in de auto iets had omgegooid, een uitbrander gaf en toen plotseling, ineengedoken achter het stuur, luid begon te snikken

Voorstelling dat de man van de stervende vrouw me aan het eind van het schooljaar mijn adres zal vragen om me het overlijdensbericht van zijn vrouw in de vakantie na te kunnen sturen

Een groot acteur: iemand die in staat is een gevoel dat hij voor zich zelf, in stilte, heeft gehad, voor anderen nog een keer te hebben

A., voor de laatste maal op haar school, huilde tranen met tuiten ‘Waar doet het dan pijn?’ – ‘Overal.’

Je naakt uitkleden, om na te denken

‘Als we voor u een uitzondering maken, moeten we de volgende keer voor een ander ook weer een uitzondering maken, enzovoort’ – ‘Als u in dit geval alleen maar volgens de voorschriften handelt, zult u ook in een ander geval onmiddellijk naar een voorschrift zoeken – en op het laatst zult u alleen nog aan voorschriften onderworpen zijn en daaraan sterven.’

Frederik van Eeden • 22 juni 1919

Frederik van Eeden (1860-1932) publiceerde in 1920 een soort aforismedagboek, Gedachten geheten.

19 Juni.
CLXIX. Er kunnen altijd, onder àlle omstandigheden, genieën voorkomen, die zich, naarmate zij hooger begaafd zijn, ondanks àlle tegenwerking van buiten, ontwikkelen.
CLXX. Niemand wane zich eenig meester van begeerte of daad.
CLXXI. Armoede verlaagt en verdierlijkt, ontwikkelt al de lagere neigingen en onderdrukt het geestelijke en goddelijke in den mensch.

22 Juni.
CLXXII. De liefde, absoluut gedacht, is het volmaakte begrip en de volmaakte vergeving.
CLXXIII. Een schare neigingen, gevoeld als plichten, spoort ons tot handelen naar geheimen raad eens veldheers.
CLXXIV. Alle leden onzer samenleving, zoowel bezitters als niet-bezitters, hebben kapitalistische levensuitingen, moraal en begrippen.

25 Juni.
CLXXV. De goede, waarachtige woordkunst of literatuur is: het hooger stijgen in waarheid en schoonheid, en die in 't woord belichamen.
CLXXVI. Wie iets moois maakt, lijkt mij meer artist dan wie iets goeds maakt.
CLXXVII. Armoede is een vreeselijke vloek, in dreigende oppositie met de hoogere deugden, kunst, wijsheid, wetenschap en beschaving.

28 Juni.
CLXXVIII. Niet kapitaal en rente afschaffen, zooals de dwepers willen, want de maatschappij heeft ze noodig, maar er wijs, rechtvaardig en eerlijk mede handelen.
CLXXIX. Kunsttermen worden wel eens gemeengoed.
CLXXX. De spraak heeft schoonheden, die geen zang kan weergeven of vergoeden.

30 Juni.
CLXXXI. Rijkdom was de onmiddellijke oorzaak van de glorie der beroemde centra van hooge menschelijke cultuur.
CLXXXII. Voor een normaal mensch ligt het geluk van den dag zoowel in het werk dat hij doet, als in de uren van rust en de uren van geestesoefening.

donderdag 20 juni 2024

Willem Janszoon Verwer • 21 juni 1572

Willem Janszoon Verwer (ca. 1533-ca. 1595) was advocaat en regent van het Weeshuis en van het Leprozenhuis te Haarlem. Van 1572-1581 hield hij een 'Memoriaelbouck' bij van gebeurtenissen te Haarlem, onder meer van het beleg van de stad door de Spanjaarden in 1572-1573.

[18 juni 1572]
Den 18 deser maent heeft die stadt Hooren die Geusen ontfangen.

[20 Juni 1572]
Wonder. Den 20 Juni zijn ghesien hagelsteenen neder vallen zoe groot als Walsche noten [walnoten] ofte kieffs eijeren [kievitseieren], met groten stercken wijnt [wind], donder, blixem, ende swaren regen. Dit is ghesciet in die Weteringe bij die Haarlemermeer ende daer omtrent.
Item den (deser maent) 20 dach hebben die Geusen Alckmaer geinvadeert nae middage omtrent vier uuren.

[21 Juni 1572]
Den 21 is de stadt Gouda ende Leijden an die prince van Orangen gecomen.

[23 Juni 1572]
Den 23 Dordrecht.
Terstont hiernae is Gorricum mede overgegaen.

Gerrit de Veer • 20 juni 1597

Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Zijn reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598). Het verslag is in hedendaags Nederlands hertaald door Vibeke Roeper en Diederick Wildeman, en gepubliceerd als Nova Zembla. Het ware verhaal.

Hertaling na de oorspronkelijke tekst.

Den 20. Iunij wast tamelijck weder, ende de wint west, ende ontrent z. ooster Son, begon Claes Andriesz. heel+ cranck te werden, ende saghen wel dat hijt niet langhe maecken soude, ende quam de Hoogh-bootsman in onsen bock, ende seyde ons hoe dattet met Claes Andriesz. ghestelt was, ende dattet gesien was dat hy't niet langh maken soude, daer op Willem Barentsz. seyde: my dunckt tsal met my mede niet langhe dueren: maer wy hadden weynich vermoeden dat Willem Barentsz. so cranck was: want wy saten met malcanderen en praetten, ende Willen Barentsz. las in mijn caertgien, dat ic van onse reyse gemaect hadde, ende hadden noch diversche propoosten over ende weer over, int eynde leyde hy het caertgien wech ende sprack tot my: Gerrit geeft my eens te drincken, twelck alst geschiet was dat hy ghedroncken hadde, so quam hem een sodanighen qualijckheyt aen, dat hy zijn ooghen verdraeyde, ende starf so onversien haestich, dat wy gheen tijt hadden den schipper uyt d'ander schuijt te roepen, of hy was al doot, also dat hy noch voor Claes Andriesz. doot was, die stracks nae hem sterf.
Dese doot van Willem Barentsz. bracht ons gheen cleijn bedroeftheyt in, want hy de principael beleyder ende eenighen stuerman was, daer wy ons op verlieten ende vertrouden: maer conden teghen Godt niet doen, des wy ons te vreden moesten stellen.

‘Op 20 juni [1597] was het redelijk weer, en de wind kwam uit het westen en de zon stond ongeveer zuid oost. Toen werd Claes Andriesz heel ziek en we zagen wel dat hij het niet lang meer maken zou en de hoogbootsman kwam in onze bok en vertelde hoe het met Claes Andriesz gesteld was en dat het was opgemerkt dat die het niet lang meer zou maken, waarop Willem Barentsz zei: me dunkt dat het met mij ook niet lang meer duurt. Maar wij hadden niet door dat Willem Barentsz zo ziek was, want wij zaten met elkaar te praten en Willem Barentsz zat mijn kaart te bekijken die ik van onze reis gemaakt had, en we bespraken over en weer nog plannen. Op het eind legde hij de kaart weg en zei: Gerrit geef mij eens wat te drinken, en nadat dat gebeurd was viel het helemaal niet goed, zodat hij met zijn ogen draaide en zo onverwacht snel stierf dat wij de tijd niet hadden de schipper uit de andere schuit te roepen, want hij was al dood, zodat hij nog voor Claes Andriesz stierf, die kort daarna ging.
De dood van Willem Barentsz bedroefde ons niet weinig want hij was de grote leider en enige stuurman, op wie wij ons verlieten en op wie we vertrouwden, maar tegen God konden wij niet optreden, dus moesten we berusten.’

dinsdag 18 juni 2024

Koningin Victoria • 19 juni 1879

Koningin Victoria (1819-1901): More leaves from the journal of a life in the Highlands, from 1862 to 1882.

Balmoral Castle, Thursday, June 19, 1879.
At twenty minutes to eleven Brown knocked and came in, and said there was bad news ; and when I, in alarm, asked what, he replied, "The young French Prince is killed ;" and when I could not take it in, and asked several times what it meant, Beatrice, who then came in with the telegram in her hand, said, "Oh! the Prince Imperial is killed!" I feel a sort of thrill of horror now while I write the words.
I put my hands to my head and cried out, "No, no! it cannot, cannot be true! It can't be!" And then dear Beatrice, who was crying very much, as I did too, gave me the annexed telegram from Lady Frere : —

Government House, Cape Town, June 19, 1879.
To General Sir Henry Ponsonby, Balmoral Castle. — For the Information of Her Majesty the Queen.

The melancholy tidings have been telegraphed from Natal, that the Prince Imperial, when out on a re- connaissance from Colonel Wood's camp on the 1st of June, was killed by a number of Zulus concealed in a field in which the Prince Imperial and his party had dismounted to rest and feed their horses. No official particulars yet received by me. The Prince Imperial's body found and buried with full military honours at Camp Itelezi, and after being embalmed will be con- veyed to England. This precedes the press telegrams by one hour. I have sent to Lord Sydney to beg him, if possible, to break the sad intelligence to the Empress before the press telegrams arrive.

To die in such an awful, horrible way ! Poor, poor dear Empress! her only, only child — her all gone! And such a real misfortune! I was quite beside myself ; and both of us have hardly had another thought since.
We sent for Janie Ely, who was in the house when he was born, and was so devoted to him; and he was so good! Oh! it is too, too awful! The more one thinks of it, the worse it is! I was in the greatest distress. Brown so distressed; every one quite stunned. Got to bed very late; it was dawning! and little sleep did I get.


maandag 17 juni 2024

Bridget Jones • 18 juni 199?

• Bridget Jones is het beroemde romanpersonage van Helen Fielding uit haar boek Het dagboek van Bridget Jones uit 1996.

Sunday 18 June
8st 12 [gewicht], alcohol units 3, cigarettes 17.
After sitting in semi-darkness for the third weekend running with Daniels hand down my bra, fiddling with my nipple as if it were a sort of worry bead and me occasionally feebly saying, 'Was that a run?' I suddenly blurted out, Why can't we go on a mini-break? Why? Why? Why?'
'That's a good idea',' said Daniel, mildly, taking his hand out of my dress. 'Why don't you book somewhere for next weekend? Nice country house hotel. I'll pay.'

Wednesday 21 June
8st 11 (v.v.g.) [very very good], alcohol units 1, cigarettes 2, Instants 2 (v.g), minutes spent looking at mini-break brochures 237 (bad). Daniel has refused to discuss the mini-break any more, or look at the brochure, and has forbidden me from mentioning it until we actually set off on Saturday. How can he expect me not to be excited when I have been longing for this for so long? Why is it that men have not yet learnt to fantasize about holidays, choose them from brochures and plan and fantasize about them in the way that they (or some of them) have learnt to cook or sew? The single-handed mini-break responsibility is hideous for me. Wovingham Hall seems ideal - tasteful without being over-formal, with four-poster beds; a lake and even a fitness centre (not to go in), but what if Daniel doesn't like it?

zondag 16 juni 2024

Roel van Duyn • 17 juni 1971

Roel van Duyn (1943) was in 1971 gemeenteraadslid in Amsterdam voor de Kabouterpartij, nadat hij eerder al een van de trekkers van de Provo-beweging was. Panies dagboek verscheen eind 1971.

donderdagmiddag 17 juni
Bella, jij moet de spiegel van mijn sociale lichaam zijn. Ik ga naar jou toe om je vragen te stellen over de verhouding tussen mij en mijn beste vriend. Hij heet Hans, ik ken hem al sinds mijn twaalfde jaar. Nu ben ik achtentwintig. Hij is schrijver, maar hij is tevens aktief bezig mensen met psychiese moeilijkheden te helpen. Hoewel ik hem niet zo vaak zie, noem ik hem mijn beste vriend omdat gesprekken met hem vrijwel altijd uitlopen op een nieuw gezichtspunt. Meestal voel ik de eerste uren daarna een andere beleving van de werkelijkheid dan daarvoor. Ik denk dat dat wederzijds is. Als ik naar hem toe ga denk ik: Hans heb jij iets nieuws ontdekt? En ik bedenk me dan wat ik voor nieuws ontdekt heb om dat te kunnen vertellen. Ik weet dat we graag bereid zijn het nieuwe dat we ontdekt hebben van elkaar over te nemen en ik weet ook dat we dat niet zullen doen zonder alle aspekten ervan zo te bespreken dat we onvermijdelijk op nieuwe raadsels stoten die het aanvankelijke idee helemaal van karakter doen veranderen. Wij beheersen geen van tweeën het gesprek. Het gesprek beheerst ons. 'Er komen bij mij allerlei zinnen binnenwandelen, die ik helemaal niet in m'n hoofd had,' zegt Hans.
Ik ga nu naar het Westerpark om de bruine beuk een aantal vragen voor te leggen over mijn verhouding met Hans. Benadert deze verhouding mijn ideaal van vriendschap? Wat herkennen wij van onszelf in elkaar? Wat is de invloed van onze verhouding op anderen? Welke invloed hebben wij op elkaar? Wat kunnen wij nog van elkaar leren? Heeft Hans die 'langere waarheid' gevonden die paniek in vreugde doet verkeren? Is er vooruitgang in de verhouding?

Louis Paul Boon • 16 juni 1943

• Brief van de Vlaamse schrijver "Louis P. Boon" (1912-1979) aan "waarde Raymond Herreman", geschreven "in achting en vriendschap". Herreman wierp zich indertijd een beetje op als mentor van Boon, die Herremans aandacht had getrokken met zijn in 1942 bekroonde maar pas in juli 1943 gepubliceerde eerste boek De voorstad groeit. In de brief is sprake van de opvolger Vergeten straat. Uit: Brieven aan literaire vrienden.

Aalst, 16 juni 1943
Om op uw voorstel in te gaan stuur ik u met gelijke post de eerste honderd geschreven bladzijden van de vergeten straat. Zullen wij daar dan eens met het schuurpapier overgaan tot het blinkt lijk een spiegel? Deze week las ik in de dagbladen een aankondiging van een prijskamp, 50.000 fr (oeioei) door de stad Brussel uitgeschreven voor een roman die wat met Brussel te maken heeft. Ziehier deze roman. Of is de Noord-Zuid niet Brussel? Doch ik twijfel er aan of men na lezing mij geen boete van 50.000 zal opleggen. Heel zeker vraagt men een brave lieve folkloristische dwaasheid. Er was ook geen Jury aangeduid.
Of ben ik te groot geworden om aan een prijskampje van maar 50.000 mee te doen?
Ook iets anders, men begint in Aalst weer een massa volk op te eischen, ook ik heb reeds een biljetje ontvangen [voor de Arbeitseinsatz in Duitsland]. Zou ik, naar uwe meening mij niet moeten lid maken van de vereniging van Vl. letterkundigen om daar aan te ontsnappen? Of moet men eerst gepubliceerd hebben om lid te kunnen worden? Zooals ge ziet, een brief met vraagtekens, op voorhand dank voor uw ‘polijst-werk’ aan de vergeten straat.

Curzio Malaparte • 15 juni 1948

Curzio Malaparte (1898-1957) was een Italiaanse schrijver. In 1947-1949 verbleef hij in Parijs. Zijn dagboek over die periode is verschenen als Dagboek van een vreemdeling in Parijs (vertaling Jan van der Haar).

10 juni. Ik kom er steeds meer achter dat ik liever echte collaborateurs heb dan valse verzetsstrijders.

15 juni. Het beeld dat de Fransen van zichzelf hebben klopt in hoofdzaak wel: dat van een ontwikkeld, fijnzinnig, roembelust, ambitieus volk, waarzonder Europa een stuk minder af zou zijn. Maar wat mij verbaast is wat vreemdelingen volgens de Fransen van hen denken. Laten we de verschillende buitenlanders onder wie Frankrijk zo vlijtig aanhangers ronselt, zoals de Roemenen, Grieken, Balkanbewoners, Oost-Europese Joden even voor wat ze zijn; hun oordeel is van geen belang. En laten we evenmin kijken naar het oordeel dat gevormd wordt door eenvoudige volkeren, de buitenlandse boeren en de volkeren die zich in beschaving en raffinement niet met Frankrijk kunnen meten. De eenvoudige volkeren hebben in de Fransen altijd een buitengewoon, bijna bovenmenselijk volk gezien, heel anders dan andere volkeren. Ik weet niet hoe en waarom dit idee is ontstaan. Zo weet ik dat de Italianen, ik bedoel het volk, aan de Fransen denken als harde en tegelijkertijd ridderlijke soldaten, want bij het volk leeft nog de herinnering aan Franse militaire invallen sinds Karel de Grote. Langs de door Karel de Grote in 800 naar Rome afgelegde weg om er als keizer te worden gekroond leven nog steeds dichterlijke verhalen over die reis, en over de gratie, de kracht, de grootmoedigheid en het christelijk geloof van de Karolingische ridders. Veel van die in de Ardennen ontstane legenden zijn overgebracht naar Italië, vooral naar de buurt van Spoleto etc.

donderdag 13 juni 2024

Hans Christian Andersen • 14 juni 1847

Hans Christian Andersen (1805-1875) was een Deense (sprookjes)schrijver. In 1847 verbleef hij een dikke week in Nederland, op doorreis naar Londen.
Een keuze uit zijn dagboeken is gepubliceerd in Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd (vertaald door Edith Koenders).

14 juni
Tot tegen negenen geslapen, toen met een bediende naar professor Vrolijk gegaan. Hij ontving me heel hartelijk, zei dat ik volgens de Nederlandse kranten al een heel jaar werd verwacht, gaf me een aanbevelingsbrief mee voor de dichter Van Lennep, ik ging er met de bediende heen en voelde me wat mat. Van Lennep, een knappe, vriendelijke man, ontving me bijzonder hartelijk, hij had zojuist de Engelse vertaling van een van zijn romans gekregen, hij nodigde me uit de maaltijd in huiselijke kring te gebruiken. We kregen alleen eenvoudige schotels, een soort meelballen, verder groene erwten, aardbeien etc. Zeer levendige conversatie, de oudste dochter bekoorde me zeer, zij wilde weten of de dames in Kopenhagen mooi waren, ik zei: 'Ja, want ze lijken op de Nederlandse'.

Leiden, 16 juni
Om half zes met de omnibus naar het station gegaan, hier hing een plakkaat van De Tijd met mijn naam en foto erop, de mensen keken naar me, zouden ze me herkennen; wat een wonderlijk gevoel! Voor het eerst in een goed humeur terwijl ik met de trein reisde, ik had wel kunnen zingen; het duurde nog geen half uur of we waren in Den Haag, in hotel Oude Doelen. Ik heb een kamer met uitzicht op een groot plein met bomen. Ik voel me zeer tevreden in dit hotel en toch, geen brieven! Als er maar niemand overleden is (O, God, nee, ik moet er niet aan denken). Tussen de bomen dampt de aarde, ik denk aan het elzenmoeras, aan de elfjes, is al dit bekoorlijks niet meer dan een elfjesbetovering. Is het tovenarij!

Den Haag, 17 juni
Verhulst ontmoet, met hem mee naar huis gegaan, hij woont in een gezellig huis aan de rand van de stad, met uitzicht over de velden en de weilanden. Meegereden naar Van der Vliet, die in hoge mate verrast was me te zien, hij heeft twee weken geleden naar Kopenhagen geschreven om me te vragen of ik bij hem kwam logeren. De literatoren hier willen een feestje voor me arrangeren; hij schonk me de vertalingen van mijn werken. Nederland is de idylle van Europa! Niet Zwitserland.


woensdag 12 juni 2024

Hans Christian Andersen • 13 juni 1847

Hans Christian Andersen (1805-1875) was een Deense (sprookjes)schrijver. In 1847 verbleef hij een dikke week in Nederland, op doorreis naar Londen.
Een keuze uit zijn dagboeken is gepubliceerd in Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd (vertaald door Edith Koenders).

Zondag 13 juni 1847
Nederland, een bijzonder vriendelijke en propere indruk, alle stadjes zien er zeer welvarend uit. Over Oldenzaal, Goor naar Deventer, waar het jaarmarkt was. Het is een grote vestingstad, prachtige huizen, wafelkraampjes, veranderde van route en ging niet naar Arnhem, dat een directe spoorverbinding met Amsterdam heeft, maar nam de diligence naar Utrecht; prachtige groene weiden, beukenbossen, hier en daar heidevelden, het buitenverblijf van de hertog van Oranje, zijn gemalin was naar de kerk, op de toren wapperde de Nederlandse vlag. De landweg geplaveid met bakstenen. Propere huizen. In Utrecht aangekomen, waar men me op het station eerst te weinig geld en toen verouderde munt teruggaf, waarop ik hier in Amsterdam verlies heb geleden. – Utrecht groot en belangrijk. Reisde eerste klasse, ik stak wat stoffig af bij de rest van het gezelschap. In één uur Amsterdam bereikt en uitgestapt bij Hôtel des Pays Bas! Een kamer met uitzicht op een bloementuintje gekregen, heel eenzaam en stil. Om negen uur naar bed.

dinsdag 11 juni 2024

Klaartje de Zwarte-Walvisch • 12 juni 1943

Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) werd begin 1943 gevangen gezet in kamp Vught. Later werd ze overgebracht naar Westerbork , en omgebracht in Sobibor. Van de eerste maanden van haar gevangenschap hield ze een dagboek bij.

Zaterdag 12 juni
Voortleven alsof er niets gebeurd is. Kan men dat? Er zijn dingen waarop ik zelf geen antwoord meer weet te geven. Niet denken is maar het beste. Niet realiseren. Met de dag wordt ons leed nijpender en vergroot. De leidsters schreeuwen en razen tegen ons dat het niet meer om aan te horen is. Gistermorgen werden we bedreigd met veertien dagen pakketsperring. D.w.z. veertien dagen leven op het vieze eten. Alle pakketten worden dan ingehouden. Geen pakket en geen mannenbezoek. Dit zijn de dingen waarmee we het eerst bedreigd worden. Ze weten ons altijd op de juiste manier te treffen. Gisteren is er een nieuw dreigement afgekondigd. Wanneer het gebeurt dat wij vrouwen zonder de zozeer verfoeide ster lopen, worden we gestraft op de volgende manier. Het hoofd wordt helemaal kaalgeknipt en de jodenster zal ons op de blote huid getatoeëerd worden. Is het wonder dat we gruwen en rillen van elke maatregel die er genomen wordt? We worden bedreigd met de vuilste en gemeenste dingen, want smeriger dan bovengenoemde maatregel is toch niet denkbaar. Opgejaagd als wilde beesten hebben we helemaal geen rust meer. Mannen mogen niet meer in het vrouwenkamp komen. Zware etensketels dragen, bedden verplaatsen, kortom alle zware werkjes moeten door de vrouwen ten uitvoer gebracht worden. En dit alles met zeer weinig voeding. Het brood is beschimmeld nog voordat we het krijgen. Daar moeten we stukken van wegsnijden voor het gegeten kan worden.

maandag 10 juni 2024

Frans Lebret • 11 juni 1863

• Frans en Jan Hendrik Lebret maakten in de eerste helft van 1863 een reis naar Java. Het verslag daarvan is vastgelegd in Op reis met pen en penseel. Het fragment hieronder gaat over Triëst, een paar dagen voor hun thuiskomst in Dordrecht.

11 juni - Triëst [...] Hij gaf ons te kennen hoe we 't moesten aanleggen om van vele lastige visitatiën af te wezen. Daartoe was het slechts noodig bij 't uitladen der koffers dezelve apart te zetten en aan de zorg van den hofmeester toe te vertrouwen, die, op eene fooi rekenende in waarheid voor alles zorg droeg en we geen de minste moeite hadden, terwijl het bekend is, dat de visitatiën in Oostenrijk zeer lastig zijn.
Tot hiertoe hadden we onze paspoorten nog niet terug bekomen, die we te Alexandrië bij 't nemen onzer plaatsen moesten afgeven.
Zij werden aan boord gehouden en na aankomst te Triëst op het bureau van politie teruggevorderd, 't Behoeft weinig nadenkens om de deugdelijkheid dezer manoeuvre te erkennen, om zoodoende den verkeerde in handen te krijgen. Een Grieks medepassagier was met drie jongens en een allerliefst meisje aan boord, die, daar de moeder het gezin verlaten had, nu met zijne kinderen naar Triëst voer om ze daar school te brengen.
Die arme kinderen waren verpligt elkander uit en aan te kleeden, te wasschen en te reinigen, waar de vader niets aan deed, en zoo ik geloof te lui er toe was, daar hij veelal op zijne kooi gekleed lag te rooken.
Hij verhaalde in zeer gebrekkig Fransch zijne koopmans avonturen, met Egyptenaren ten platten lande, alwaar hij dikwerf genoodzaakt was om met behulp van Egyptenaren van een andere stam, die onderling elkander altijd vijandig zijn, zijne schuldenaren te overvallen en hun dan een deel van den buit afstond. Zulke handelingen waren daar zeer algemeen, vertelde hij ons en hij had zelfs op levensgevaar af, alléén met een stok gewapend een dergelijk nachtelijk avontuur ondernomen, waarbij hem alleen zijne onverschrokkenheid en moed redde.
[...]

zondag 9 juni 2024

Sir Walter Scott • 10 juni 1828

Sir Walter Scott (1771-1832) was een Schotse advocaat, rechter, dichter en schrijver, vooral bekend door zijn historische romans, zoals Ivanhoe. Van 1825 tot 1832 hield hij een dagboek bij.

June 10-14. — During these five days almost nothing occurred to diversify the ordinary task of the day, which, I must own, was dull enough. I rose to my task by seven, and, less or more, wrought it out in the course of the day, far exceeding the ordinary average of three leaves per day. I have attended the Parliament House with the most strict regularity, and returned to dine alone with Anne. Also, I gave three sittings to Mr. Calvin Smith, who I think has improved since I saw him.

Of important intelligence nothing occurs save the termination of all suspense on the subject of poor James Macdonald Buchanan. He died at Malta. The celebrated Dugald Stewart is also dead, famous for his intimate acquaintance with the history and philosophy of the human mind. There is much of water-painting in all metaphysics, which consist rather of words than ideas. But Stewart was most impressive and eloquent. In former days I was frequently with him, but not for many years. Latterly, I am told, he had lost not the power of thinking, but the power of expressing his thoughts by speech. This is like the Metamorphosis of Ovid, the bark binding in and hardening the living flesh.


[Vertaling door DeepL]
10-14 juni. - Gedurende deze vijf dagen gebeurde er bijna niets om de gewone dagtaak af te wisselen, die, dat moet ik toegeven, saai genoeg was. Ik stond om zeven uur op voor mijn taak, die ik in de loop van de dag, min of meer, afmaakte en waarmee ik het gewone gemiddelde van drie blaadjes per dag ruimschoots overtrof. Ik ben met de meest strikte regelmaat naar het Parlementsgebouw gegaan en ben teruggekeerd om alleen met Anne te dineren. Ook heb ik drie zittingen gegeven aan Mr. Calvin Smith, die volgens mij vooruit is gegaan sinds ik hem zag.
Er is niets belangrijks gebeurd behalve de beëindiging van alle spanning over het onderwerp van de arme James Macdonald Buchanan. Hij stierf op Malta. De beroemde Dugald Stewart is ook dood, beroemd om zijn grondige kennis van de geschiedenis en filosofie van de menselijke geest. In alle metafysica, die meer uit woorden dan uit ideeën bestaat, zit veel waterverfschilderij [:)]. Maar Stewart was zeer indrukwekkend en welsprekend. Vroeger was ik vaak bij hem, maar al vele jaren niet meer. De laatste tijd, zo is mij verteld, had hij niet het vermogen om te denken verloren, maar het vermogen om zijn gedachten in woorden uit te drukken. Dit is als de Metamorfose van Ovidius, de schors die het levende vlees inbindt en verhardt. Vertaald met DeepL.com (gratis versie)

Mensje van Keulen • 9 juni 2006

• Mensje van Keulen (1946) is een Nederlandse schrijfster. In 2006 hield ze ter gelegenheid van haar 60ste verjaardag een 'Hollands Dagboek' bij voor NRC Handelsblad.

Vrijdag 9 juni
De dag begon verrassend met een recensie van Arjan Peters in De Volkskrant, een recensie als champagne.
"Je dag kan niet meer stuk", zei een vriendin. Maar ik vrees dan meteen dat de dag juist stuk kan gaan, en was het niet vandaag dan morgen wel.
Schreef ik in 1976 op 2 juni in mijn dagboek: "Nog acht dagen negenentwintig, dat klinkt anders dan bijna dertig", ik kon daar nu wel een variant voor morgen op bedenken met een woord erbij als 'help!'
"Hè, wat, zestig? Jij?" is me de laatste tijd al een paar maal toegevoegd en dat geeft soms een gevoel of ik iets misdadigs heb uitgehaald.
Dieren maakt het niet uit hoe oud je bent. Vanmiddag moest ik met Louis, mijn vier maanden oude abessijntje, naar de dierenarts voor een antibioticumprik. Na zeven katten en honden met hun vrouwtjes en baasjes, zat ik alleen in de wachtkamer tegenover een wat oudere vrouw met twee hondjes, die allebei Gorky heetten. Ze had een vriendelijk gezicht, droeg een jurk die mijn vader 'hé, dat is nu tenminste eens fleurig' zou hebben genoemd en had lichtroze gelakte nagels. Ze vertelde over haar elf katten, veelal zwervers die waren komen aanlopen. "Een van ze", zei ze, "kwam het eerste halfjaar het bureau niet af. Die hebben we dan ook Voskuil genoemd."

Isabelle Eberhardt • 8 juni 1902

Isabelle Eberhardt (1877-1904) was een Zwitsers-Russische ontdekkingsreizigster en schrijfster die een avontuurlijk leven heeft geleid in Noord-Afrika.

8 juni 1902, half twaalf 's avonds Het leven gaat door, monotoon, maar ik begin me, in de toestand van geestelijke ontreddering waarin ik me bevind, desondanks een vaag idee van de toekomst te vormen.
Ik maak opnieuw een incubatietijd door, die langzaam gaat en soms zeer pijnlijk is. Het soort leven dat we leiden, saai en tegelijk ongewis, zet me aan tot innerlijk onderzoek, dat lang niet altijd prettig is.
Van de twee mensen die ons hier hebben geholpen, Barrucand en madame Ben Aben, goede mensen en zeer kies, begin ik de aard te doorgronden: Barrucand, liefhebber van het denken en vooral van gewaarwordingen, nihilist op zedelijk gebied, is in het dagelijkse leven een heel positief mens, een levenskunstenaar.
Madame Ben Aben is, na mijn moeder, het tweede soort ingoede vrouw, bezeten van idealen, dat ik tegenkom. Maar wat weten ze beiden weinig van het werkelijke leven! Zelfs ik, die er innerlijk van overtuigd ben dat ik niet weet te leven, weet meer dan zij.
Augustin is uit mijn leven verdwenen. De broer aan wie ik zo verknocht was vroeger is dood voor mij. De persoon die zich in Marseille of elders bevindt, de echtgenoot van Jenny de werkvrouw, bestaat niet en ik denk er maar hoogst zelden aan. Hij heeft er alles voor gedaan om het zover te laten komen, en het is weer eens gebleken dat de onvergetelijke Vava een ongekend scherpe blik had.
Sinds de weldadige zomerhitte weer terug is, van de ene dag op de andere, sinds het verblindende licht elke dag over Algiers schittert, hervind ik stukje bij beetje mijn beeld van Afrika. Binnenkort zal ik het in al zijn glorie terugvinden, vooral als de voorgenomen reis naar Bou-Saada doorgaat... Ja, die reis! Het zal een korte terugkeer zijn, weliswaar niet naar de schitterende Sahara maar in ieder geval dicht in de buurt, naar een land van zon en palmbomen!

donderdag 6 juni 2024

Anneke Hilhorst • 7 juni 1979

Anneke Hilhorst (1948) is fotograaf. In 1979 kregen zij en haar echtgenoot Ed van der Elsken een kind.

Donderdag 7 juni
Ik slaap licht en droom veel: vannacht had ik twee hele grote dikke vette baby's. Ik had vergeten er een melk te geven. Ik haalde hem uit bed. Hij was groter dan ik maar kon gelukkig al een beetje lopen. Met me mee naar mijn bed. Daar stond een porseleinen zoutvaatje, waarin ik Spa-prik had gedaan. Ik probeerde het te vermengen met mijn eigen melk door het tegen mijn tepel te duwen. Opeens bedacht ik dat Spa-prik misschien niet goed was voor een baby en dronk het zelf op. De baby kreeg alleen mijn kleine borst. Dit speelde zich allemaal af in een soort raar hotel, waar nog andere vrouwen lagen met baby's van een dag oud.
Een paar dagen geleden had ik een nachtmerrie over een goede vriendin die net bevallen was en die alleen lag, met haar armen en benen vastgebonden, haar mond dichtgesnoerd en haar ogen geblinddoekt. Haar baby was weggehaald en haar vagina was één bloederige, kapotte troep. Ik rende vlug naar haar toe en bevrijdde haar. Ik werd huilend wakker. (De dag daarvoor had een meisje mij verteld dat zij ondeskundige begeleiding had gehad bij haar bevalling, ernstig was ingescheurd en vervolgens te nauw was dichtgenaaid.)

Zaterdag 9 juni
Het is nu half twee 's nachts. Ik kan niet slapen. Naar beneden gegaan om twee beschuiten te eten. Het is volle maan. Ik zie hem verschuiven achter de wilgen, omgeven door wit verlichte wolken. Een kraamverpleegster zei dat er veel kinderen worden geboren met volle maan. Mijn kind vindt het nog wel gezellig, lekker warm en comfortabel in mijn buik.

woensdag 5 juni 2024

Virginia Woolf • 6 juni 1918

Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.

Thursday 6 June
These gaps [in the diary] are accounted for by the weather. It's not weather for drawing up to the fire and settling in. Carrington came to tea with me [and] stayed over two hours; and I think that by itself is a sign of youth. She is odd from her mixture of impulse and self consciousness; so eager to please, conciliatory, restless, and active. I suppose the tug of Lytton's influence deranges her spiritual balance a good deal. She has still an immense admiration for him and us. She looks at a picture as an artist looks at it; she has taken over the Strachey valuation of people and art; but she is such a bustling eager creature, so red and solid, and at the same time inquisitive, that one can't help liking her. She posted me up in all the gossip. Lytton complains that the critics haven't attacked his judgments. They have copied each other and complimented him without much fineness. Still his book goes into another edition. I haven't yet read it through.

Friday 7 June
L.[Leonard, Virginia's husband] was told the other day that the raids are carried out by women. Women's bodies were found in the wrecked aeroplanes. They are smaller and lighter, and thus leave more room for bombs. Perhaps it is sentimental, but the thought seems to me to add a particular touch of horror.

[Vertaling door DeepL]

Donderdag 6 juni
Deze gaten [in het dagboek] zijn te wijten aan het weer. Het is geen weer om bij het vuur te gaan zitten. Carrington kwam bij me op de thee [en] bleef meer dan twee uur; en ik denk dat dat op zichzelf al een teken van jeugdigheid is. Ze is vreemd door haar mengeling van impulsen en zelfbewustzijn; zo gretig om te behagen, verzoenend, rusteloos en actief. Ik denk dat de invloed van Lytton haar geestelijk evenwicht behoorlijk verstoort. Ze heeft nog steeds een immense bewondering voor hem en voor ons. Ze bekijkt een schilderij zoals een kunstenaar het bekijkt; ze heeft de Strachey-waardering van mensen en kunst overgenomen; maar ze is zo'n bruisend, gretig wezen, zo rood en solide en tegelijkertijd nieuwsgierig, dat je niet anders kunt dan haar aardig vinden. Ze heeft me op de hoogte gebracht van alle roddels. Lytton klaagt dat de critici zijn oordelen niet hebben aangevallen. Ze hebben elkaar gekopieerd en hem zonder veel fijnzinnigheid gecomplimenteerd. Toch gaat zijn boek in een nieuwe editie. Ik heb het nog niet uitgelezen.

Vrijdag 7 juni
L.[Leonard, Virginia's man] werd laatst verteld dat de invallen door vrouwen worden gedaan. Er zijn vrouwenlichamen gevonden in de vliegtuigwrakken. Ze zijn kleiner en lichter en laten dus meer ruimte over voor bommen. Misschien is het sentimenteel, maar de gedachte lijkt me een bijzonder vleugje horror toe te voegen. Vertaald met DeepL.com (gratis versie)

dinsdag 4 juni 2024

Alfred Birney • 5 juni 2007

Alfred Birney (1951) is een Nederlandse schrijver. Uit: Niemand bleef. Dagboek van Meneer B. 2005-2011. " In 2005 wordt de wereld van Meneer B. kleiner als hij het na een hartinfarct rustig aan moet doen. In dit dagboek mijmert hij tijdens het herstel zonder schroom over voorbije liefdes, muziek maken, het schrijven, de boeken en de schrijvers die hem irriteren of inspireren. Hij fantaseert bij het uitzicht dat hij vanuit zijn flat heeft op vrijmoedige buurvrouwen. Hij maakt zich zorgen over zijn zoon die bij hem woont en zich afsluit. Gaandeweg herwint Meneer B. de lust om te schrijven en hij preludeert op een groots plan."

Dat het nooit meer als voorheen zal zijn

Vandaag ben ik weer op de stadsfiets gestapt. Niet eerder heb ik onderweg zo vaak overwogen om rechtsomkeert te maken. Ik voelde me onzeker, slap in de benen ook. Het was weliswaar zo dat ook andere fietsers geen bijzonder krachtige indruk maakten. Er zat weinig zuurstof in de lucht, het kan eenvoudig niet gezond zijn om met dit warme weer te gaan fietsen in een land dat tot de meest vervuilde van Europa behoort. Ooit fietste ik bij dertig graden in hoog tempo van Scheveningen naar Zandvoort heen en terug. Ik begin te begrijpen wat die ene verpleegster bedoelde met dat het met mij nooit meer als voorheen zal zijn. Schuin tegenover de hoek van de Scheveningse strafgevangenis stopte ik even om mijn dorst te lessen met zelf meegenomen water. Ik gebruik zo'n plastic Spa-flesje, het ligt met de bandenplakspullen in mijn onderhand vergane blauwe fietstas. Over het fietspad kwam een domme wandelaar aangelopen met twee honden achter zich aan. Het geeft geen pas om over het fietspad te lopen, maar de mensen leren het niet af. Vooral automobilisten denken dat al het asfalt van hen is zodra ze uit die stinkwagens zijn gestapt. Maar ik heb de fut niet meer om iets te roepen. Zinloos is het trouwens ook. Op de boulevard ben ik gestopt om op een bankje te gaan zitten. De zee was perfect voor kitesurfers, de zeilen bolden vrolijk. Ik haat vrolijkheid. Mooie vrouwen strelen nog wel mijn oog, maar winden me niet meer op. Het zijn meisjes, allemaal bakvissen. Straks, in de herfst, zullen ze zijn vertrokken. Ik zal ze niet echt missen. Ik heb liever een lege zee, zonder zeilen, een leeg strand, zonder mensen. Dan rusten mijn gedachten en hoef ik niet te denken.

dinsdag 5 juni 2007

maandag 3 juni 2024

Wim Kan • 4 juni 1970

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

Donderdag 4 juni
Vijf kabouters in de Amsterdamse gemeenteraad. Ol zegt: belachelijk. En je hebt zelf zes kabouters in je tuin. Ja maar die hebben geen stem. Er staan vijf stoeltjes in de raad... ze hadden op zeven gerekend.

Zondag 7 juni 9.05 uur. Westerterras Kudelstaart
Stil van binnen. Bedroefd, omdat Ol gisteren nadat wij hier net zo heerlijk met vuurrood ondergaande zon hadden gezeten met een fles rode wijn op van het afstapje lazerde en met blauwe stoel en al op de grond viel. Een uitermate treurig triest en schrikwekkend beeld, wat mij de hele nacht bijbleef en waarvan ik ook nu nog niet los kan komen. Doodsangstig dat zoiets gebeuren zal en dat ze werkelijk iets zou breken waardoor er dan wel een heel erg plotseling en onnodig einde zou komen aan ons paradijsachtig leven. Maar ja zoals altijd, Ol sliep binnen vijf minuten en ik lag de halve nacht wakker en maar te denken dat het ook mijn schuld is, omdat ik te lullig ben om nee te zeggen als ze wat ‘dik’ begint te praten en dan om van het gezeur af te zijn maar weer inschenk.

Maandag 15 juni 14.10 uur
Bestuur van Prins Bernhardfonds wil lunchen met mij. Praten over een grammofoonplaat met een honorarium van een kwart miljoen voor elk: dus voor Toon en voor mij. Nee, zei ik, ik praat niet graag over zaken met een volle mond.

zondag 2 juni 2024

Harry Graf Kessler • 3 juni 1932

Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij.

Berlin. 3. Juni 1932. Freitag
Mit Max nach dem Tiefen See und dann nach dem Scharmützelsee gefahren, wo in Saarow zu Abend gegessen. Zarte blaue Farbe des Scharmützelsees. Liebliche Landschaft mit viel Laubwald, was in der Mark selten ist. Eher wie einer der holsteinischen Seen. Abends bei der Rückkehr nach Berlin Nachricht, daß der Reichstag aufgelöst ist. Papen hat nach der katastrophalen Aufnahme seiner Regierung in der Presse und den schroffen Absagen von SPD und Zentrum nicht gewagt, sich noch vor der Auflösung dem Reichstag vorzustellen.


[Vertaling door DeepL.com]
Reisde met Max naar de Tiefen See en vervolgens naar de Scharmützelsee, waar we in Saarow dineerden. Fijne blauwe kleur van de Scharmützelsee. Mooi landschap met veel loofbos, wat zeldzaam is in de Mark. Lijkt meer op een van de Holsteinse meren. s Avonds, bij terugkomst in Berlijn, het nieuws dat de Rijksdag is ontbonden. Na de rampzalige ontvangst van zijn regering in de pers en de harde afwijzing door de SPD en de Centrumpartij, durfde Papen zich niet meer aan de Rijksdag voor te stellen voordat die werd ontbonden.

Boudewijn Büch • 2 juni 1998

Boudewijn Büch was een Nederlandse schrijver en programmamaker. Een boekenkast op reis is zijn 'persoonlijke kroniek' over 1998.

Amsterdam, 2 juni Via kantoor belt een raar wijf op met het bericht dat Johnny Frisbie (de Cook Islandse schrijfster die ik in Nederland geïntroduceerd heb door de [her]ontdekking en uitgave van haar meesterwerkje Puka Puka, over wie ik een televisieprogramma heb gemaakt en die ik ooit aan de andere kant van de wereld opzocht) voor twee dagen in Holland is. Ze wil mij zien. Ik niet. Ik wil niemand zien. Laat Marleen dat maar zeggen. Bel om 23.00 Henny Verberkt van de NPS-radio op. Dat ik geen zin meer heb in De tafel van Pam en dat ik er per onmiddellijke ingang mee ophoud. Het lucht op. Verder intense depri-dag.

Maarten 't Hart • 1 juni 1969

• In 1969-1970 hield de Nederlandse schrijver Maarten 't Hart (1944) een onregelmatig dagboek bij.

1 juni. Zojuist het slot van Miau van Perez Galdós gelezen. Een zeldzaam indrukwekkend boek. Ik weet niet wat ik meer moet bewonderen: het portret van Luis, het kind met zijn religieuze visioenen, de grootvader wiens pogingen om een aanstelling te krijgen zo symbolisch vergeefs zijn, de Miau's, die vrouwen met hun zinloze show die evenwel ook veel verloren mogelijkheden aan de dag brengt, de schoonzoon Victor Casaldo, misschien wel het meest knap geportretteerde karakter in dit boek, ook omdat Galdós zijn ideeënvluchten zo goed uitwerkt.
Indrukwekkend vooral ook het slot met al een duidelijke ‘monologue intérieur’. Veel trouwens in dit boek doet denken aan later literair werk. De hopeloze pogingen van Ramon Villaamil om een aanstelling te krijgen doen denken aan het zinloze werk van K. in Das Schloss van Kafka. Maar Galdós kan het zonder surrealistische elementen die voor mij het werk van Kafka altijd behoorlijk bederven. Ik heb bij Miau ook voortdurend moeten denken aan The Children of Jesus Sanchez van Oscar Lewis.

8 juni. Ja, Jung heeft echt helemaal geen gevoel voor humor. Hoe kun je nu ooit een boek de titel meegeven Seelenprobleme der Gegenwart. Ik ben benieuwd of ik ooit eens iemand zal ontmoeten die Jung helemaal gelezen heeft en dan oprecht bekent dat hij nooit heeft gelachen. Ik in ieder geval niet. Toch blijft hij je wel bezighouden, heb ik zelfs bewondering voor hem die ik dan maar weer probeer te bestrijden met denken aan het idee Archetype en het idee Collectief onderbewuste, twee van zijn veronderstellingen waarvoor niet het geringste kruimeltje bewijs is.