• Willem de Clerq (1795-1844) was een Nederlandse schrijver en koopman. Zijn journalen uit november-december 1813 zijn gepubliceerd als Woelige weken.
Woensdag 1 december 1813
De maand november heeft zulk een reeks van belangrijke gebeurtenissen opgeleverd, dat dezelve in de jaarboeken onzer geschiedenis steeds, en met reden, beroemd zal zijn. Moge deze maand ons een reeks van rustiger tonelen opleveren, moge zij de schitterende vooruitzichten, waarvan de vorige ons een flauw denkbeeld aangegeven heeft, meer en meer tot rijpheid doen komen en bij de aanvang van een nieuwe tijdstreng, de zon des heils in haar oude luister aan onze gezichtseinder pralen.
2 december
Sinds enige dagen zijn de oneindige optekeningen, welke geen einde schenen te hebben, enigszins opgehouden en de gebeurtenissen zijn ook van die tijd af van minder belang geworden. Wij zullen nu weer een volk, en de prins onze soeverein worden.
Binnenlands. Alles begint zich nu te schikken. Het verlaten van Utrecht heeft zich bevestigd. De bezetting van Naarden heeft in een der afgelopen nachten een aanval op Weesp gedaan, heeft daar enige levensmiddelen geplunderd en de heer Dehad [?], een zeventigjarige grijsaard meegenomen. Gisteren is Muiden ingenomen. Voor het eerst hebben daar de Hollanders aan de zijde der Russen en Kozakken gestreden. Het garnizoen ten getale van vierhonderd man is gevangengenomen. Eén Garde National is gesneuveld, en vier van dezelve zijn gewond.
Alles is hier dus voor onze vijanden verloren, en indien het gerucht van de inneming van Naarden zich bevestigt, is weldra deze gehele landstreek van Fransen gezuiverd.
Aanrukken van troepen. Deze beginnen nu van alle kanten op te trekken. Reeds zijn de Britse benden aan onze kust geland. Het getal der Kozakken vermeerdert. Gisteren is hier een bende Russisch voetvolk binnen getrokken. De Kozakken zijn hier en daar ingekwartierd. Zij bevallen vrij wel, doch hetgeen men van hen hoort, is altijd: Fransozen kaput.
Amsterdam
Alles is hier in volkomen rust geweest. Men heeft alleen de edele drift van het volk enigszins moeten beteugelen, dat zijn
eigen meester willende zijn, overal de Fransen vervolgde, hen met kracht van manschap gevangennam, en sommigen, onder anderen een vrouw die onder het vorige bestuur iemand verraden had, deerlijk afgerost heeft. Door een decreet heeft men eindelijk de Fransen, die in deze stad slechts bevend leefden, enigszins gerustgesteld. De patrouilles gaan voort met hier alle nachten te waken, doch derzelver belang bestaat nu grotendeels niet meer. Er is ook een patrouille van studenten die de gehele stad doorkruist. Alles begint van tijd tot tijd tot de oude stand van zaken terug te keren.
De offerkisten, in alle kerken geplaatst, worden vrij druk bezocht. Sommigen storten een à twee zakken guldens in dezelve.
Intocht van de prins
Een geheel nieuw toneel opent zich nu weer, en met dezelfde pen waarmee ik voor twee jaren de intocht van de keizer beschreven heb, zal ik de gedenkwaardigheden van die des prinsen optekenen, doch ook met de vreugde die elk waar vaderlander bij het verdrijven der overheersers gevoelt.
Gisteren is 's nachts om twee uur de proclamatie van de prins met veel plechtigheid bij fakkellicht voorgelezen; dit is 's middags door de heer Canneman herhaald. Men had gedacht dat de prins toen reeds onze stad zou bezoeken en had dientengevolge veel autoriteiten en de afgevaardigden der geestelijkheid op het paleis genood. Doch deze, om toch niet onverrichter zake naar huis te keren, hebben, op het balkon getreden, het voorlezen der proclamatie nog meer luister bijgezet. Gisteren was op het gerucht van de aankomst des prinsen een aanzienlijke gemeente op de Haarlemmer- en Nieuwendijk samengevloeid. Alles toonde volksvreugde aan. De oranjeliedjes werden wederom met nieuwe kracht langs straat en gracht gezongen. Het volk heeft te Kattenburg geroepen: ‘De prins moet koning van Holland zijn,’ en Kemper verklaart dat wij geen Willem de
6e of 7e maar Willem de 1e zullen hebben. Er is een regiment van Gardes d'Honneur opgericht. Zijne hoogheid moet heden komen.
Deze dag zal altoos in de geschiedenis van Nederland gedenkwaardig blijven. Ik heb na een negentienjarig afzijn, de naneef van Willem de Eerste en van Frederik Hendrik weer door het juichende Nederland als een verlosser zien ontvangen, en deze gebeurtenis is voor mijn gehele leven met treffende beelden in mijn boezem geplant. Geve de God onzer vaderen dat deze gebeurtenis voor ons zo lang gefolterd vaderland, de gewenste gevolgen moge hebben en dat eindelijk de welvaart alom weer moge nederdalen. Hij geve dat het huis van Oranje zich de gunst van het volk waardig moge maken, en dat ieder Nederlander zegen en voorspoed over dit vorstelijk huis moge toewensen en de naam van Oranje nog bij ons laatste nakroost in eer zal mogen zijn.
De route van de prins was bepaald. De Haarlemmerdijk, Herenmarkt, Herengracht tot aan het Koningsplein, de Kalverstraat en de Dam. Op deze gehele weg was alles in de grootste beweging. De inwoners hadden bevel tot versiering hunner huizen verkregen, en deze bevelen werden overal met de volvaardigste ijver uitgevoerd. Aan alle gevels praalde de Hollandse vlag, ginds die van Oranje en hier en daar vertoonde de Leeuw van Holland zijn eertijds zo gevreesde klauw. Overal werden de gevels met groene takken of met guirlandes naar de meer of mindere smaak hunner bewoners versierd. Alle kamers waren van mensen opgepropt, oranje strikken waarden alom en overal streelde de levendigste drukte. Eindelijk, na half drie uur verscheen de prins. Zijn optocht was verre van dat glansrijke te bezitten, hetwelk de intocht zijner voorgangers levendigheid moest bijzetten. De trein werd door ruiters van de Garde Soldée geopend. Hierop volgden de muzikanten der Nationale Garde en weldra deze Garde, die een zeer goede vertoning maakte. De straten, bruggen, stoepen, vensters alles grimmelde van nieuwsgierigen. De prins zat op een open barouche door zes paarden bespannen. Met hem zaten de heren Kemper, Fannius Scholten en Fagel, allen gelijk hij blootshoofds. Hij was zeer eenvoudig in een groene jas gekleed. Het levendigste geroep van ‘Hoezee’ en ‘Oranje boven’ klonk en weergalmde van alle zijden naast zijn rijtuig. Nu volgden de Gardes d'Honneur, in haast opgericht, met blauwe rokken en gele broeken, een lange reeks van koetsen met de hoge personages en officieren, de studenten in het zwart, en tussen dit alles verschrikkelijke benden van volk dat overal in een ijselijk geschreeuw met hele benden meetrok. Ik kwam vervolgens op de Dam waar ook alles in beweging was en overal de ontzettendste drukte heerste. Nu zag ik de prins na zijn aankomst op het balkon verschijnen, zich voor het volk buigende. Het gejuich bij dit ogenblik was onbeschrijfelijk en ik schaam mij niet om na alles wat ik heden gezien en gehoord heb, deze drift van het volk Nationale Geestdrift te noemen. Ja, zij heerste overal en ik zal niet ontveinzen dat deze dag op mij een plechtige indruk gemaakt heeft. De volksmenigte was ontzettend. Sommigen reikten de prins hun handen toe en alles ademde vreugde.188-2015>
zondag 30 november 2025
Oek de Jong • 30 november 1999
• Oek de jong (1952) is een Nederlandse schrijver. In de jaren dat hij werkte aan zijn roman Hokwerda's kind (1997-2002) hield hij een dagboek bij, dat is gepubliceerd als De wonderen van de heilbot.
15 november - Geheel vanzelf bestaat de roman opeens uit drie delen. Lekker vind ik dat, want ik hou van de drieledigheid. Een smet op de compositie van Cirkel in het gras is dat ik niet tijdig heb ingezien dat er in het tweede deel van de roman, dat overmatig lang is in verhouding tot het eerste, een natuurlijke cesuur valt aan te wijzen (de verplaatsing van de personages van Rome naar Amalfi), zodat een compositie mogelijk is van twee vrij korte hoekdelen en een lang middendeel. Dat ga ik in een herdruk rechtzetten. Ik betreur het ook dat er in De inktvis een derde novelle ontbreekt: ik had destijds niet meer de kracht er nog een te schrijven (en ik loop nog steeds rond met het verlangen er een derde aan toe te voegen).
De drieledigheid.
Drie is niet voor niets altijd en overal een getal geweest met een magische kracht. Het is de drie van zowel de heilige drie-eenheid als het driedelig kostuum, de driehoek van vader, moeder en kind, van these, antithese en synthese, van begin, midden en eind, van lepel, mes en vork. Het zou me niet verbazen als er een zegswijze bestaat die luidt: al het goede komt in drieën.
De allermooiste getallen zijn natuurlijk priemgetallen. Zeventien, eenenveertig, zevenenvijftig! [sic]
30 november - Het is of ik in mijn leven een grens ben overgegaan en plotseling alles wat achter me ligt - alles tot mijn veertigste - kan omvormen tot verhaal. Ergens in me groeien nu verhalen. Tegelijkertijd komt het autobiografische verder van me af te staan. Ik voel dat ik veel dichter bij de 'waarheid' kom, het wezenlijke van mijn leven en van het leven, wanneer ik fictionaliseer. Het is of ik een rivier ben overgestoken. Alles wat aan de overkant ligt is voorgoed onbereikbaar geworden, en daardoor vreemd genoeg eindelijk werkelijk bereikbaar.237-2017>
15 november - Geheel vanzelf bestaat de roman opeens uit drie delen. Lekker vind ik dat, want ik hou van de drieledigheid. Een smet op de compositie van Cirkel in het gras is dat ik niet tijdig heb ingezien dat er in het tweede deel van de roman, dat overmatig lang is in verhouding tot het eerste, een natuurlijke cesuur valt aan te wijzen (de verplaatsing van de personages van Rome naar Amalfi), zodat een compositie mogelijk is van twee vrij korte hoekdelen en een lang middendeel. Dat ga ik in een herdruk rechtzetten. Ik betreur het ook dat er in De inktvis een derde novelle ontbreekt: ik had destijds niet meer de kracht er nog een te schrijven (en ik loop nog steeds rond met het verlangen er een derde aan toe te voegen).
De drieledigheid.
Drie is niet voor niets altijd en overal een getal geweest met een magische kracht. Het is de drie van zowel de heilige drie-eenheid als het driedelig kostuum, de driehoek van vader, moeder en kind, van these, antithese en synthese, van begin, midden en eind, van lepel, mes en vork. Het zou me niet verbazen als er een zegswijze bestaat die luidt: al het goede komt in drieën.
De allermooiste getallen zijn natuurlijk priemgetallen. Zeventien, eenenveertig, zevenenvijftig! [sic]
30 november - Het is of ik in mijn leven een grens ben overgegaan en plotseling alles wat achter me ligt - alles tot mijn veertigste - kan omvormen tot verhaal. Ergens in me groeien nu verhalen. Tegelijkertijd komt het autobiografische verder van me af te staan. Ik voel dat ik veel dichter bij de 'waarheid' kom, het wezenlijke van mijn leven en van het leven, wanneer ik fictionaliseer. Het is of ik een rivier ben overgestoken. Alles wat aan de overkant ligt is voorgoed onbereikbaar geworden, en daardoor vreemd genoeg eindelijk werkelijk bereikbaar.237-2017>
Boudewijn Büch • 29 november 1998
• Boudewijn Büch (1948-2002) was een Nederlandse schrijver en programmamaker. In 1998 hield hij een dagboek bij dat is verschenen als Een boekenkast op reis. Persoonlijke kroniek 1998
Amsterdam en Berlijn (Duitsland), 29 november
Om 9.00 uur staat Panda klaar. We rijden - ondanks alle verbouwingen aan de autobanen - in ruim zeven uur naar Berlijn. De suite in mijn favoriete Four Seasons Hotel is uiteraard weer subliem. De boekhandels zijn gesloten, zelfs Dussmann (het KulturKaufhaus, dat multimediaparadijs) vlak bij ons hotel. Met de taxi naar de omgeving van de Gedächtniskirche. We eten Thais in het restaurant waar we drie maanden geleden, met de televisieploeg, ook aten. In dit smakelijke eethuis komt Herman Brood met een aantal in het zwart geklede kornuiten binnenwandelen. Ik verstop mij een beetje, want ik heb geen zin in een confrontatie met Herman met wie ik al een decennium een zacht gloeiend conflict heb omdat ik hem ooit beschuldigd heb van het promoten van drugsgebruik. Ik heb toen geschreven dat het mij niks kan schelen dat hij zich volpompt met drugs - dat heb ik tot mijn grote genoegen zelf ook lang genoeg gedaan - maar dat hij dat gebruik niet op televisie moet etaleren en gevoelige kinderzieltjes half en half moet aanbevelen. Ik sluip het restaurant uit. Dat gaat goed. In de schitterende bar van het hotel koffie en thee. Panda zit nu (21.00 uur) aan de andere kant van de suite in bad en die gaat zo, doodmoe van al dat gestuur, slapen. Ik ben ook moe. 245-2013>
Amsterdam en Berlijn (Duitsland), 29 november
Om 9.00 uur staat Panda klaar. We rijden - ondanks alle verbouwingen aan de autobanen - in ruim zeven uur naar Berlijn. De suite in mijn favoriete Four Seasons Hotel is uiteraard weer subliem. De boekhandels zijn gesloten, zelfs Dussmann (het KulturKaufhaus, dat multimediaparadijs) vlak bij ons hotel. Met de taxi naar de omgeving van de Gedächtniskirche. We eten Thais in het restaurant waar we drie maanden geleden, met de televisieploeg, ook aten. In dit smakelijke eethuis komt Herman Brood met een aantal in het zwart geklede kornuiten binnenwandelen. Ik verstop mij een beetje, want ik heb geen zin in een confrontatie met Herman met wie ik al een decennium een zacht gloeiend conflict heb omdat ik hem ooit beschuldigd heb van het promoten van drugsgebruik. Ik heb toen geschreven dat het mij niks kan schelen dat hij zich volpompt met drugs - dat heb ik tot mijn grote genoegen zelf ook lang genoeg gedaan - maar dat hij dat gebruik niet op televisie moet etaleren en gevoelige kinderzieltjes half en half moet aanbevelen. Ik sluip het restaurant uit. Dat gaat goed. In de schitterende bar van het hotel koffie en thee. Panda zit nu (21.00 uur) aan de andere kant van de suite in bad en die gaat zo, doodmoe van al dat gestuur, slapen. Ik ben ook moe. 245-2013>
donderdag 27 november 2025
Lidija Tsjoekovskaja • 28 november 1960
• Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russisch schrijfster en dichteres. Ze was bevriend met de dichteres Anna Achmatova. Een dagboek van haar ontmoetingen met Achmatova is verschenen als Ontmoetingen met Anna Achmatova 1938-1962.
28 november 1960
Anna Andrejevna [Achmatova] heeft me vanochtend gebeld: ze verwacht de drukproeven, of ik wilde komen. Ik ben vanavond gegaan toen ik klaar was. Ze is vermoeid, geprikkeld. Ze vertelde me van de nieuwe heldendaden van het Paleis der Wonderen. Verdwenen zijn haar aantekeningen over Poesjkin, haar herinneringen aan Mandelsjtam, haar citaten uit het dagboek van Jakov Zacharovitsj [Tsjernjak].
'Misschien komen ze wel weer boven water,' zei ik. 'Misschien in Leningrad. Moet u trouwens geen koffertje met een sleutel kopen voor uw manuscripten?' 'Ach, houdt u alstublieft op,' onderbrak Anna Andrejevna mij, 'wat voor sleutels? Je krijgt gewoon zin om alles te verbranden.'
Ze dicteerde me een gedicht op de dood van Pasternak. Vervolgens dronken we met de anderen thee in de eetkamer, maar we bleven niet lang zitten en gingen snel weer terug naar haar kamer. We spraken over mensen en over tijdperken. Anna Andrejevna zei: 'Tolstoj en Dostojevski geloofden dat je de wereld kon verbeteren. Wij kunnen dat al niet meer geloven. Dostojevski wist dat een moordenaar de kunst verliest om te leven. Door de oude vrouw en Liza het leven te benemen, heeft Raskolnikov zichzelf beroofd van de kunst om te leven. Hij leeft niet, hij eet zelfs niet, hij gaat alleen af en toe op bed liggen en slaapt met zijn kleren aan. En onze tijdgenoten? Die hebben naar hartelust gemoord en geleefd. Dat kostte hun geen enkele moeite. Als ze 's ochtends thuiskomen - die nachtdienst is vermoeiend - willen ze hun vrouw in een nieuwe peignoir zien en hun dochtertje met strikken in het haar... Zij verstaan de kunst om te leven!'186-2016>
28 november 1960
Anna Andrejevna [Achmatova] heeft me vanochtend gebeld: ze verwacht de drukproeven, of ik wilde komen. Ik ben vanavond gegaan toen ik klaar was. Ze is vermoeid, geprikkeld. Ze vertelde me van de nieuwe heldendaden van het Paleis der Wonderen. Verdwenen zijn haar aantekeningen over Poesjkin, haar herinneringen aan Mandelsjtam, haar citaten uit het dagboek van Jakov Zacharovitsj [Tsjernjak].
'Misschien komen ze wel weer boven water,' zei ik. 'Misschien in Leningrad. Moet u trouwens geen koffertje met een sleutel kopen voor uw manuscripten?' 'Ach, houdt u alstublieft op,' onderbrak Anna Andrejevna mij, 'wat voor sleutels? Je krijgt gewoon zin om alles te verbranden.'
Ze dicteerde me een gedicht op de dood van Pasternak. Vervolgens dronken we met de anderen thee in de eetkamer, maar we bleven niet lang zitten en gingen snel weer terug naar haar kamer. We spraken over mensen en over tijdperken. Anna Andrejevna zei: 'Tolstoj en Dostojevski geloofden dat je de wereld kon verbeteren. Wij kunnen dat al niet meer geloven. Dostojevski wist dat een moordenaar de kunst verliest om te leven. Door de oude vrouw en Liza het leven te benemen, heeft Raskolnikov zichzelf beroofd van de kunst om te leven. Hij leeft niet, hij eet zelfs niet, hij gaat alleen af en toe op bed liggen en slaapt met zijn kleren aan. En onze tijdgenoten? Die hebben naar hartelust gemoord en geleefd. Dat kostte hun geen enkele moeite. Als ze 's ochtends thuiskomen - die nachtdienst is vermoeiend - willen ze hun vrouw in een nieuwe peignoir zien en hun dochtertje met strikken in het haar... Zij verstaan de kunst om te leven!'186-2016>
woensdag 26 november 2025
Franz Kafka • 27 november 1910
• Franz Kafka (1883-1924) was een Tsjechische schrijver. Zijn dagboeken 1910-1923 zijn te lezen bij Gutenberg.
Machinevertaling onderaan.
27. November. Bernhard Kellermann hat vorgelesen. »Einiges Ungedruckte aus meiner Feder«, so fing er an. Scheinbar ein lieber Mensch, fast graues, stehendes Haar, mit Mühe glatt rasiert, spitze Nase, über die Backenknochen geht das Wangenfleisch oft wie eine Welle auf und ab. Er ist ein mittelmäßiger Schriftsteller mit guten Stellen (ein Mann geht auf den Korridor hinaus, hustet und sieht umher, ob niemand da ist), auch ein ehrlicher Mensch, der lesen will, was er versprochen hat, aber das Publikum ließ ihn nicht, aus Schrecken über die erste Nervenheilanstaltsgeschichte, aus Langeweile über die Art des Vorlesens gingen die Leute trotz schlechter Spannungen der Geschichte immerfort einzeln weg mit einem Eifer, als ob nebenan vorgelesen werde. Als er nach dem ersten Drittel der Geschichte ein wenig Mineralwasser trank, ging eine ganze Menge Leute weg. Er erschrak. »Es ist gleich fertig«, log er einfach. Als er fertig wurde, stand alles auf, es gab etwas Beifall, der so klang, als wäre mitten unter allen den stehenden Menschen einer sitzen geblieben und klatschte für sich. Nun wollte aber Kellermann noch weiterlesen, eine andere Geschichte, vielleicht noch mehrere. Gegen den Aufbruch öffnete er nur den Mund. Endlich, nachdem er beraten worden war, sagte er: »Ich möchte noch gerne ein kleines Märchen vorlesen, das nur fünfzehn Minuten dauert. Ich mache fünf Minuten Pause.« Einige blieben noch, worauf er ein Märchen vorlas, das Stellen hatte, die jeden berechtigt hätten, von der äußersten Stelle des Saales mitten durch und über alle Zuhörer hinauszurennen.
Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT
Bernhard Kellermann heeft voorgelezen. “Enkele ongepubliceerde stukken uit mijn pen,” zo begon hij. Ogenschijnlijk een aardige man, bijna grijs, steil haar, met moeite gladgeschoren, een spitse neus; het wangvlees trekt vaak als een golf over zijn jukbeenderen op en neer. Hij is een middelmatige schrijver met goede momenten (een man gaat de gang op, hoest en kijkt om zich heen of niemand er is), en ook een eerlijk mens die wil voorlezen wat hij heeft beloofd — maar het publiek liet hem niet. Uit schrik vanwege het eerste verhaal over een zenuwinrichting, uit verveling door zijn manier van voorlezen, gingen de mensen — ondanks de matige spanning van het verhaal — voortdurend één voor één weg, zo ijverig alsof er naast de zaal óók werd voorgelezen. Toen hij na het eerste derde deel van het verhaal wat mineraalwater dronk, ging er meteen een hele groep mensen weg. Hij schrok. “Het is bijna klaar,” loog hij eenvoudig. Toen hij klaar was, stond iedereen op; er klonk wat applaus, dat zo klonk alsof tussen al die staande mensen er één was blijven zitten en voor zichzelf klapte. Maar Kellermann wilde nog verder voorlezen, een ander verhaal, misschien nog meer. Tegen het massale vertrek opende hij slechts zijn mond. Eindelijk, nadat hij was geadviseerd, zei hij: “Ik zou graag nog een klein sprookje willen voorlezen, dat maar vijftien minuten duurt. Ik neem vijf minuten pauze.” Enkele mensen bleven nog, waarop hij een sprookje voorlas dat passages bevatte die iedereen het recht zouden hebben gegeven om vanaf de achterste rij dwars door alle toehoorders heen naar buiten te rennen. 143-2012>
Machinevertaling onderaan.
27. November. Bernhard Kellermann hat vorgelesen. »Einiges Ungedruckte aus meiner Feder«, so fing er an. Scheinbar ein lieber Mensch, fast graues, stehendes Haar, mit Mühe glatt rasiert, spitze Nase, über die Backenknochen geht das Wangenfleisch oft wie eine Welle auf und ab. Er ist ein mittelmäßiger Schriftsteller mit guten Stellen (ein Mann geht auf den Korridor hinaus, hustet und sieht umher, ob niemand da ist), auch ein ehrlicher Mensch, der lesen will, was er versprochen hat, aber das Publikum ließ ihn nicht, aus Schrecken über die erste Nervenheilanstaltsgeschichte, aus Langeweile über die Art des Vorlesens gingen die Leute trotz schlechter Spannungen der Geschichte immerfort einzeln weg mit einem Eifer, als ob nebenan vorgelesen werde. Als er nach dem ersten Drittel der Geschichte ein wenig Mineralwasser trank, ging eine ganze Menge Leute weg. Er erschrak. »Es ist gleich fertig«, log er einfach. Als er fertig wurde, stand alles auf, es gab etwas Beifall, der so klang, als wäre mitten unter allen den stehenden Menschen einer sitzen geblieben und klatschte für sich. Nun wollte aber Kellermann noch weiterlesen, eine andere Geschichte, vielleicht noch mehrere. Gegen den Aufbruch öffnete er nur den Mund. Endlich, nachdem er beraten worden war, sagte er: »Ich möchte noch gerne ein kleines Märchen vorlesen, das nur fünfzehn Minuten dauert. Ich mache fünf Minuten Pause.« Einige blieben noch, worauf er ein Märchen vorlas, das Stellen hatte, die jeden berechtigt hätten, von der äußersten Stelle des Saales mitten durch und über alle Zuhörer hinauszurennen.
Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT
Bernhard Kellermann heeft voorgelezen. “Enkele ongepubliceerde stukken uit mijn pen,” zo begon hij. Ogenschijnlijk een aardige man, bijna grijs, steil haar, met moeite gladgeschoren, een spitse neus; het wangvlees trekt vaak als een golf over zijn jukbeenderen op en neer. Hij is een middelmatige schrijver met goede momenten (een man gaat de gang op, hoest en kijkt om zich heen of niemand er is), en ook een eerlijk mens die wil voorlezen wat hij heeft beloofd — maar het publiek liet hem niet. Uit schrik vanwege het eerste verhaal over een zenuwinrichting, uit verveling door zijn manier van voorlezen, gingen de mensen — ondanks de matige spanning van het verhaal — voortdurend één voor één weg, zo ijverig alsof er naast de zaal óók werd voorgelezen. Toen hij na het eerste derde deel van het verhaal wat mineraalwater dronk, ging er meteen een hele groep mensen weg. Hij schrok. “Het is bijna klaar,” loog hij eenvoudig. Toen hij klaar was, stond iedereen op; er klonk wat applaus, dat zo klonk alsof tussen al die staande mensen er één was blijven zitten en voor zichzelf klapte. Maar Kellermann wilde nog verder voorlezen, een ander verhaal, misschien nog meer. Tegen het massale vertrek opende hij slechts zijn mond. Eindelijk, nadat hij was geadviseerd, zei hij: “Ik zou graag nog een klein sprookje willen voorlezen, dat maar vijftien minuten duurt. Ik neem vijf minuten pauze.” Enkele mensen bleven nog, waarop hij een sprookje voorlas dat passages bevatte die iedereen het recht zouden hebben gegeven om vanaf de achterste rij dwars door alle toehoorders heen naar buiten te rennen. 143-2012>
dinsdag 25 november 2025
Martine Bijl • 26 november 1983
• Martine Bijl (1948-2019) was een Nederlands zangeres, actrice, schrijfster en cabaretière. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zaterdag
We ontbijten op het moment dat normale mensen bezig zijn hun twaalfuurtje te verteren lezen daarbij zwijgend de weekbladen die ondanks de PTT-stakingen toch bij ons in de bus zijn gegleden. Het eeuwigdurende verhaal over de kruis- en SS-20-raketten. Henk is zo achterdochtig te geloven dat de aanduidingen Kruis en SS bedacht zijn door het Pentagon om ons te doordringen van de heilige missie van 'onze' raket tegenover de boosaardige opzet van 'de hunne'.
'Bel Freek de Jonge,' zeg ik, 'misschien kan-ie 'm gebruiken.' De dag is overigens niet compleet, want onze dorpsgenoot ome Kees, die ons al jarenlang iedere zaterdag komt begiftigen met een meloen of een bosje donkerpaarse anjers (in ruil voor een kop koffie) ligt in het ziekenhuis. De koffie is nu voor Berend, onze regisseur, die nog even langskomt om een klein onderdeel van het programma bij te slijpen.
Jagende wolken boven de Vecht verkondigen storm. Gelukkig spelen wij vanavond een thuiswedstrijd: Amersfoort ligt hier bij wijze van spreken om de hoek. Het zitje na de voorstelling loopt in tijd gemeten iets uit de hand. Maar dat hoort erbij.
176-2012>
Zaterdag
We ontbijten op het moment dat normale mensen bezig zijn hun twaalfuurtje te verteren lezen daarbij zwijgend de weekbladen die ondanks de PTT-stakingen toch bij ons in de bus zijn gegleden. Het eeuwigdurende verhaal over de kruis- en SS-20-raketten. Henk is zo achterdochtig te geloven dat de aanduidingen Kruis en SS bedacht zijn door het Pentagon om ons te doordringen van de heilige missie van 'onze' raket tegenover de boosaardige opzet van 'de hunne'.
'Bel Freek de Jonge,' zeg ik, 'misschien kan-ie 'm gebruiken.' De dag is overigens niet compleet, want onze dorpsgenoot ome Kees, die ons al jarenlang iedere zaterdag komt begiftigen met een meloen of een bosje donkerpaarse anjers (in ruil voor een kop koffie) ligt in het ziekenhuis. De koffie is nu voor Berend, onze regisseur, die nog even langskomt om een klein onderdeel van het programma bij te slijpen.
Jagende wolken boven de Vecht verkondigen storm. Gelukkig spelen wij vanavond een thuiswedstrijd: Amersfoort ligt hier bij wijze van spreken om de hoek. Het zitje na de voorstelling loopt in tijd gemeten iets uit de hand. Maar dat hoort erbij.
176-2012>
maandag 24 november 2025
Adriaan Roland Holst • 25 november 1919
• Uit de correspondentie die Adriaan Roland Holst (1888-1976) voerde met zijn oom R.N. Roland Holst en zijn tante Henriëtte Roland Holst. Uit: Briefwisseling met R.N. Roland Holst en H. Roland Holst-van der Schalk (bezorgd door Erik Menkveld en Margaretha H. Schenkeveld).
Amsterdam, 25 november 1919
Hoewel mijn tasch al gepakt stond, heb ik er onderuit nog wat postpapier gehaald, om u dadelijk het nieuws van mijn "vrijspraak" te melden, dat ik een kwartier geleden hoorde. Mijn nier is een "ruize"-nier, er mankeert niets aan – ik sta op 't punt om naar Bergen-aan-Zee te gaan, mij daar te ontkleeden, de golven in te loopen en mijn eenige liefde toe te roepen: "Lasteraars gaven u de schuld van mijn vermeende ondergang, maar zij staan beschaamd, en hier ben ik weer. Hoeveel oden ben ik u schuldig?" Maar mijn moeder kan elk oogenblik komen om mij mee te nemen naar het brandinglooze Hilversum [...] Ik voel mij geheel en al bevrijd. Prof. R. heeft mij zelfs niets hoegenaamd voorgeschreven. Hij beschouwde de lichte afwijking, die geconstateerd was in Alkmaar uitsluitend als gevolg van de hooge koortsen, en die koortsen zelf als een of andere infectie, mogelijk een soort griep [...]. Bovendien ben ik vrijwel ontheven van mijn bijgeloof, want in Alkmaar had ik kamer 13 en toen ik daarnet met mijn vader naar Prof. R.'s huis liep om het resultaat te hooren, haalde ons op het Leidsche Plein een begrafenisstoet in, wat mij een oogenblik beroerd maakte. Deze dingen schijnen dus toch weinig grond van waarheid te bevatten. Toch klop ik nog even tegen de tafel, nu ik dit neerschrijf. Het is heerlijk, dat ik zoo-meteen mijn moeder dit kan vertellen, want zij is erg in spanning.410-2019>
Amsterdam, 25 november 1919
Hoewel mijn tasch al gepakt stond, heb ik er onderuit nog wat postpapier gehaald, om u dadelijk het nieuws van mijn "vrijspraak" te melden, dat ik een kwartier geleden hoorde. Mijn nier is een "ruize"-nier, er mankeert niets aan – ik sta op 't punt om naar Bergen-aan-Zee te gaan, mij daar te ontkleeden, de golven in te loopen en mijn eenige liefde toe te roepen: "Lasteraars gaven u de schuld van mijn vermeende ondergang, maar zij staan beschaamd, en hier ben ik weer. Hoeveel oden ben ik u schuldig?" Maar mijn moeder kan elk oogenblik komen om mij mee te nemen naar het brandinglooze Hilversum [...] Ik voel mij geheel en al bevrijd. Prof. R. heeft mij zelfs niets hoegenaamd voorgeschreven. Hij beschouwde de lichte afwijking, die geconstateerd was in Alkmaar uitsluitend als gevolg van de hooge koortsen, en die koortsen zelf als een of andere infectie, mogelijk een soort griep [...]. Bovendien ben ik vrijwel ontheven van mijn bijgeloof, want in Alkmaar had ik kamer 13 en toen ik daarnet met mijn vader naar Prof. R.'s huis liep om het resultaat te hooren, haalde ons op het Leidsche Plein een begrafenisstoet in, wat mij een oogenblik beroerd maakte. Deze dingen schijnen dus toch weinig grond van waarheid te bevatten. Toch klop ik nog even tegen de tafel, nu ik dit neerschrijf. Het is heerlijk, dat ik zoo-meteen mijn moeder dit kan vertellen, want zij is erg in spanning.410-2019>
Abonneren op:
Reacties (Atom)







