donderdag 4 december 2025

Anna Achmatova • 5 december 1964

Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).

• In december 1964 reisde Achmatova naar Italië om op Sicilië de Premio Etna-Taormina in ontvangst te nemen.

4 of 5 december 1964
1 december op het Belorusskistation. Een menigte van uitzwaaiende mensen. Op het station zelf heerst chaos, 's Nachts Minsk. Onvoorstelbare stormbuien, sneeuwstormen. De kou sloeg mij om het hart. Warschau – Pollak met zijn vrouw en de vrouw van Anatol Stern. Duister.
Het lichte Wenen in de ochtend. Ira gaat Rubens (Bontjasje) en Brueghel bekijken. Zon.
Veel grenzen. Een stem: 'Paspoort!' Bij onze douane zeggen ze; 'Als u deze boeken signeert, maken wij ondertussen uw documenten gereed.'
De Alpen. De coupé schudt als nooit tevoren, In de winter biedt het een treurige aanblik. Opnieuw herinner ik me mijn droom** van 30 augustus over de chaos. De snelheid van een vliegtuig. Ik voel me beroerd...
We naderen Rome. Alles is een rozerode kleur. Het lijkt op mijn laatste onvergetelijke Krim van 1916, toen ik uit Bachtsjisaraj naar Sevastopol ging na voorgoed afscheid van N. V Nedobrovo te hebben genomen en de vogels over de Zwarte Zee wegvlogen.


** Over de droom waaraan ze refereert schreef ze eerder: “De droom die ik afgelopen nacht had, gaat al mijn ervaringen op dat gebied te boven. Ik zag hoe de planeet Aarde eruitzag korte tijd (hoe lang?) na zijn definitieve verwoesting. Ik zou er denk ik alles voor geven om die droom weer te vergeten!”

woensdag 3 december 2025

Maurits Wagenvoort • 4 december 1903

Maurits Wagenvoort (1859-1944) was een Nederlandse schrijver. Hij schreef over de (van oorsprong) Nederlandse kolonie in het Turkse Smyrna in Hollandsch Smyrna, dertig jaar geleden, losse bladen van een reisdagboek.

4 December, 1903.
Ik bezocht van morgen den heer Slaars (Bonaventure F.), een ‘homme de droit’, ‘homme de lettres’ en weet-ik-wat-al-meer. Grijsaard met geestigen kop: grijzen baard, grooten gebogen neus, bolle oogen achter brilleglazen, maar die oogen zijn heel levendig, een zwaar gerimpeld voorhoofd onder zilverwit vlokkig haar, onder den grijzen baard een trek om den mond vol uitdrukking.
Ik bezocht hem in zijn bureau in de ‘Yovanogloe-han’: een groot lokaal aan drie zijden bezet met boekenkasten, waarvan men den inhoud wanordelijk had uitgeworpen over een ouderwetsch schrijfbureau, dat er tegen aan stond. In het midden twee groote tafels naast elkaar, een bedekt met een Smyrna'sch tapijt, maar beiden hoog belegd met boeken en paperassen. Een ander tafeltje in een hoek dito.
Hoogst-belangwekkend man, ook deze ‘Hollander’. ‘Al wat in boecken steeckt is in dit hoofd gevaeren’, heeft men gelegenheid van den heer Slaars te zeggen.
Hij schonk mij eenige zijner geschriften: krantenartikelen over recht, hygiene; een brochure getiteld ‘Réponse à M. Gaston Deschamps, rélevant ses appréciations ineptes (sic!) sur Smyrne, ses calomnies contre les habitants de cette ville; ses erreurs historiques, archéologiques etc.’ Met dit opschrift kon Deschamps het doen. Voorts een ‘Étude sur Smyrne par Constantin Iconomos, traduite du grec par Bonaventure F. Slaars, et enrichie par le traducteur d'un appendice et des notes nombreuses, étendues et variées qui la complètent ou....’ en zoo gaat de titel voort. Onze landgenoot heeft nog een 18e-eeuwschen Hollandschen zin voor lange titels - atavisme! - maar dit is ook het eenige Hollandsche, dat hij bezit. Want hij verstaat geen woord van onze taal, ofschoon het hem niet aan belangstelling in het Hollandsche nationale leven ontbreekt. Hij had een Fransche vertaling gelezen van Vondels ‘Lucifer’ en wist van de relatie tusschen dit werk en het ‘Paradise Lost’.
Hij vertelde mij hoe hij lang geleden een studie had geschreven over de Hollandsche kolonie te Smyrna en daarvan 100 exemplaren had gezonden aan minister Thorbecke, ter verdeeling in de Nederlandsche bibliotheken, wat ook, blijkens een dankbrief, was geschied. Overigens vertelde hij mij van zijn leven: hoe hij zes volwassen kinderen had verloren en nog een dochter over had, die zijn liefde voor studie van hem overgenomen had. Dat hij en andere lieden van Hollandsche afkomst geen woord Hollandsch spraken verklaarde hij zeer logisch door de huwelijken met vreemde vrouwen. De kinderen zijn wat de moeders zijn en de Hollandsche kolonie van Smyrna bezit een sterke vermenging met Jonisch bloed.
Iets dergelijks zei mij ook de heer Alfred van Lennep, die mij tegen den avond een bezoek terug bracht. De grootste helft van de kolonie, hoewel van Protestantsche afkomst, is Roomsch-Katholiek geworden door de huwelijken met Roomsch-Katholieke vrouwen. Hij-zelf, ofschoon met een R.-K. vrouw getrouwd, maakte op dezen regel een uitzondering: hij had op zijn familietraditie geen uitzondering willen maken.
Hij vertelde mij, dat het bij liggend dorp ‘Sevdikeuï’ - de naam beteekent ‘Liefdedorp’ - zoo goed als een stichting was van de vroegere Hollandsche kolonie, zoodat er nog vele families van Hollandsche afkomst wonen, en er nog vele huizen staan van Hollandsche makelij, zoo sterk gebouwd, dat zij het houweel van den slooper trotseeren. De familie De Hochepied, met de Van Lenneps verwant, woont nu in het groote familiehuis der Van Lenneps en eens, tijdens de ‘Christenmoorden’ op Samos, werd het gerucht vernomen, dat de Turken van de omliggende bergen zouden afkomen om de bewoners van Sevdikeuï te dooden. Toen zochten allen - Grieken meest - een schuil in het huis van de Van Lenneps, en toefden daar tot het gevaar niet bleek te bestaan, of althans sterk was overdreven.
Om deze en andere redenen waren de Van Lenneps in Sevdikeuï zoo gezien, dat allen, ook de grijsaards, op hun weg opstonden, zelfs voor een kind Van Lennep, en beleefd groetten. Een gebruik, dat nog voortduurde in de jeugd van den verteller.

dinsdag 2 december 2025

Max de Jong • 3 december 1950

Max de Jong (1917-1951) was een Nederlandse dichter. Zijn dagboeken zijn onlangs gepubliceerd.

Zondag 3 december
De hele dag zitten corrigeren. Resultaat 2 1/2 vel is gelijk een tientje.
Bk.* Evelientje was er! Joost sprak iets met haar af omtrent de pick-up voor Woensdagavond. Ze vertrok om 7 uur.
Geschaakt met Frans, Jaap L. en Siem en Loek P. als toeschouwer. Het schaken was prettig, maar ten aanzien van Evelientje heb ik me weer eens hopeloos blootgegeven. 'Als je vues op een meisje hebt, moet je altijd zorgen, dat ze een even aantal minnaars heeft,' zat ik te beweren, en een zo fraai geciseleerd aphorisme wordt door die ongeletterde hufter van een Frans dan niet eens gewaardeerd.
Om 9 uur op het uitstekende idee gekomen, om naar Evelientje te gaan. Hans en Thea waren er, keken elkaar aan en gingen weg. Ze heeft zich ontloofd!! Klaagde, dat de verkoopsprijs van een ring zoveel lager was dan de inkoopsprijs. Voorts vindt ze Joost vervelend^ maar hij heeft haar dan toch maar vast mogen zoenen. Het ging bij hem zo zonder enige romantiek. Hij heeft met mate op mij afgegeven (ik was indiscreet en roddelde). Ik heb er van 9 tot 2 gezeten. Alleen maar gepraat. Zij is polygaam. Stelt zich voor nu te leven en later pas te trouwen. Maar wel maar met een tegelijk. Ik heb gepoogd, haar mijn combinatie van true love en light love uiteen te zetten. Kon niet goed uit mijn veel te vele woorden komen. Zij wierp tegen, dat je bij iedere nieuwe verhouding toch weer op een absolute liefde hoopt.
Ze vindt Joost vervelend, Frans wat meer, maar toch ook maar matig en W.W. ook.
Tenslotte dan afgesproken, dat ik volgende week Woensdag bij haar kom eten. En dat we dan Donderdag naar tante Mia gaan. Zij kent de schrijver van den Aardweg, is een jaar of veertig. Ik nog even teruggegaan, om haar een rijksdaalder te lenen. Toen keek ze van nou zul je het hebben. Zij komt niet op het Sinterklaasfeest -moet naar haar vader.

Maandag 4 december
Woensdag promoveert Jan.
Gisteren toen ik van Evelientje kwam naar bed gegaan en vandaag uitgeslapen. Vanmiddag maar 1 vel gedaan.
Bk. Tegen Joke een beetje bot gedaan. Ik had met Frieda willen praten, maar kan haar niet alleen krijgen. Geschaakt met Siem. Van het lange wachten een schaakhoofd gekregen en weer naar bed gegaan.
N.B. Het geld uit Wageningen blijft uit.

Dinsdag 5 december, zijnde Sinterklaas
Weer uitgeslapen. Vanmiddag iets voorspoediger gewerkt dan gisteren — weer een vel gedaan.
Bk. Vanwege de Sinterklaas practisch niemand.
's Avonds de krant gelezen en 's nachts nog een vel gedaan.



* De Jong zat vaak in eetcafé De Nieuwe Biekorf, dat vlak na zijn dood is opgeheven. Dat etablissement werd voornamelijk bezocht door studenten, journalisten, halve artiesten en aankomende kunstenaars en schrijvers, onder wie de gebroeders Van het Reve, Corneille, Karel Appel en Hanny Michaelis. De laatste noemde De Jong een aartsquerulant, die ’uit God weet uit welk principe van burgermansverachting nooit anders dan met een lepel at, wát er ook op zijn bord lag’. (Nico de Boer)

maandag 1 december 2025

Jan Terlouw • 2 december 2004

Jan Terlouw (1931-2025) is een Nederlandse schrijver en voormalig politicus. In het najaar van 2004 hield hij op verzoek van uitgeverij De Prom een 'herfstdagboek' bij, dat is gepubliceerd als Achter de barricaden.

Donderdag 2 december
Gisteravond is prins Bernhard overleden, drieënnegentig jaar oud. Hij was een man met sterke en zwakke kanten, zoals zovelen van ons. De woorden Greet Hofmans en Lockheed zullen niet van de lucht zijn, de komende dagen. Wat ik nooit heb begrepen is dat iemand die zei zo van de natuur en van dieren te houden, ook graag jaagde. Premier Balkenende noemde hem een man om van te houden'. Dat gaat misschien wat ver, maar ik begrijp wat hij bedoelt. Ook ik heb prins Bernhard natuurlijk de nodige malen ontmoet. Het viel op hoe hartelijk hij me begroette. Je zou denken dat we intieme vrienden waren. Ik neem aan dat dat zijn gewone manier van doen was, maar het zegt toch wel iets: warmte. Ik herinner me de Ginkelse hei, september 1994. Het was vijftig jaar na de slag om Arnhem. Er waren droppings en oefeningen, veel militairen op de been. We stonden, urenlang. Ik zei tegen de prins: 'Gaat u toch zitten op die bank daar, bij de oud-commandant van de paratroopers'. Die was ook in de tachtig. Maar daar wou hij niets van weten. Zolang de manschappen stonden, stond hij ook. Wel klopte hij op een gegeven moment op mijn jas en zei: 'Zeg commissaris, heb je daar niet een heupflesje zitten?' Toen dat niet het geval bleek, stuurde hij een luitenant-kolonel op pad, die na verloop van tijd terugkwam met een fles jonge jenever en een blad vol glaasjes.
De oud-strijders hebben hun commandant zijn misstap met Lockheed allang vergeven. Ik begrijp dat. Sommige relaties zijn zo positief dat ze een stootje kunnen hebben. Ik had met hem te doen toen hij een tijdlang zijn uniform niet mocht dragen, al leek de maatregel me juist. Op een ochtend eind jaren zeventig schoot de toenmalige premier Van Agt me aan in het gebouw van de Tweede Kamer. Ik was toen een van de fractievoorzitters van de oppositie. Hij zei dat hij de prins toestemming had gegeven om in uniform naar de begrafenis van zijn oude strijdmakker lord Mountbatten te gaan. 'Ik weet dat ik fout zit,' zei Dries, 'maar ik kon het niet laten. Als je er politieke stampij over wilt maken, dan moet dat maar.' Die heb ik natuurlijk niet gemaakt. En mijn collega-fractievoorzitters evenmin. We konden de overwegingen van Van Agt heel goed navoelen.

zondag 30 november 2025

Willem de Clerq • 1 december 1813

• Willem de Clerq (1795-1844) was een Nederlandse schrijver en koopman. Zijn journalen uit november-december 1813 zijn gepubliceerd als Woelige weken.

Woensdag 1 december 1813
De maand november heeft zulk een reeks van belangrijke gebeurtenissen opgeleverd, dat dezelve in de jaarboeken onzer geschiedenis steeds, en met reden, beroemd zal zijn. Moge deze maand ons een reeks van rustiger tonelen opleveren, moge zij de schitterende vooruitzichten, waarvan de vorige ons een flauw denkbeeld aangegeven heeft, meer en meer tot rijpheid doen komen en bij de aanvang van een nieuwe tijdstreng, de zon des heils in haar oude luister aan onze gezichtseinder pralen.

2 december
Sinds enige dagen zijn de oneindige optekeningen, welke geen einde schenen te hebben, enigszins opgehouden en de gebeurtenissen zijn ook van die tijd af van minder belang geworden. Wij zullen nu weer een volk, en de prins onze soeverein worden.
Binnenlands. Alles begint zich nu te schikken. Het verlaten van Utrecht heeft zich bevestigd. De bezetting van Naarden heeft in een der afgelopen nachten een aanval op Weesp gedaan, heeft daar enige levensmiddelen geplunderd en de heer Dehad [?], een zeventigjarige grijsaard meegenomen. Gisteren is Muiden ingenomen. Voor het eerst hebben daar de Hollanders aan de zijde der Russen en Kozakken gestreden. Het garnizoen ten getale van vierhonderd man is gevangengenomen. Eén Garde National is gesneuveld, en vier van dezelve zijn gewond.
Alles is hier dus voor onze vijanden verloren, en indien het gerucht van de inneming van Naarden zich bevestigt, is weldra deze gehele landstreek van Fransen gezuiverd.
Aanrukken van troepen. Deze beginnen nu van alle kanten op te trekken. Reeds zijn de Britse benden aan onze kust geland. Het getal der Kozakken vermeerdert. Gisteren is hier een bende Russisch voetvolk binnen getrokken. De Kozakken zijn hier en daar ingekwartierd. Zij bevallen vrij wel, doch hetgeen men van hen hoort, is altijd: Fransozen kaput.

Amsterdam
Alles is hier in volkomen rust geweest. Men heeft alleen de edele drift van het volk enigszins moeten beteugelen, dat zijn eigen meester willende zijn, overal de Fransen vervolgde, hen met kracht van manschap gevangennam, en sommigen, onder anderen een vrouw die onder het vorige bestuur iemand verraden had, deerlijk afgerost heeft. Door een decreet heeft men eindelijk de Fransen, die in deze stad slechts bevend leefden, enigszins gerustgesteld. De patrouilles gaan voort met hier alle nachten te waken, doch derzelver belang bestaat nu grotendeels niet meer. Er is ook een patrouille van studenten die de gehele stad doorkruist. Alles begint van tijd tot tijd tot de oude stand van zaken terug te keren.
De offerkisten, in alle kerken geplaatst, worden vrij druk bezocht. Sommigen storten een à twee zakken guldens in dezelve.

Intocht van de prins
Een geheel nieuw toneel opent zich nu weer, en met dezelfde pen waarmee ik voor twee jaren de intocht van de keizer beschreven heb, zal ik de gedenkwaardigheden van die des prinsen optekenen, doch ook met de vreugde die elk waar vaderlander bij het verdrijven der overheersers gevoelt. Gisteren is 's nachts om twee uur de proclamatie van de prins met veel plechtigheid bij fakkellicht voorgelezen; dit is 's middags door de heer Canneman herhaald. Men had gedacht dat de prins toen reeds onze stad zou bezoeken en had dientengevolge veel autoriteiten en de afgevaardigden der geestelijkheid op het paleis genood. Doch deze, om toch niet onverrichter zake naar huis te keren, hebben, op het balkon getreden, het voorlezen der proclamatie nog meer luister bijgezet. Gisteren was op het gerucht van de aankomst des prinsen een aanzienlijke gemeente op de Haarlemmer- en Nieuwendijk samengevloeid. Alles toonde volksvreugde aan. De oranjeliedjes werden wederom met nieuwe kracht langs straat en gracht gezongen. Het volk heeft te Kattenburg geroepen: ‘De prins moet koning van Holland zijn,’ en Kemper verklaart dat wij geen Willem de 6e of 7e maar Willem de 1e zullen hebben. Er is een regiment van Gardes d'Honneur opgericht. Zijne hoogheid moet heden komen.
Deze dag zal altoos in de geschiedenis van Nederland gedenkwaardig blijven. Ik heb na een negentienjarig afzijn, de naneef van Willem de Eerste en van Frederik Hendrik weer door het juichende Nederland als een verlosser zien ontvangen, en deze gebeurtenis is voor mijn gehele leven met treffende beelden in mijn boezem geplant. Geve de God onzer vaderen dat deze gebeurtenis voor ons zo lang gefolterd vaderland, de gewenste gevolgen moge hebben en dat eindelijk de welvaart alom weer moge nederdalen. Hij geve dat het huis van Oranje zich de gunst van het volk waardig moge maken, en dat ieder Nederlander zegen en voorspoed over dit vorstelijk huis moge toewensen en de naam van Oranje nog bij ons laatste nakroost in eer zal mogen zijn.

De route van de prins was bepaald. De Haarlemmerdijk, Herenmarkt, Herengracht tot aan het Koningsplein, de Kalverstraat en de Dam. Op deze gehele weg was alles in de grootste beweging. De inwoners hadden bevel tot versiering hunner huizen verkregen, en deze bevelen werden overal met de volvaardigste ijver uitgevoerd. Aan alle gevels praalde de Hollandse vlag, ginds die van Oranje en hier en daar vertoonde de Leeuw van Holland zijn eertijds zo gevreesde klauw. Overal werden de gevels met groene takken of met guirlandes naar de meer of mindere smaak hunner bewoners versierd. Alle kamers waren van mensen opgepropt, oranje strikken waarden alom en overal streelde de levendigste drukte. Eindelijk, na half drie uur verscheen de prins. Zijn optocht was verre van dat glansrijke te bezitten, hetwelk de intocht zijner voorgangers levendigheid moest bijzetten. De trein werd door ruiters van de Garde Soldée geopend. Hierop volgden de muzikanten der Nationale Garde en weldra deze Garde, die een zeer goede vertoning maakte. De straten, bruggen, stoepen, vensters alles grimmelde van nieuwsgierigen. De prins zat op een open barouche door zes paarden bespannen. Met hem zaten de heren Kemper, Fannius Scholten en Fagel, allen gelijk hij blootshoofds. Hij was zeer eenvoudig in een groene jas gekleed. Het levendigste geroep van ‘Hoezee’ en ‘Oranje boven’ klonk en weergalmde van alle zijden naast zijn rijtuig. Nu volgden de Gardes d'Honneur, in haast opgericht, met blauwe rokken en gele broeken, een lange reeks van koetsen met de hoge personages en officieren, de studenten in het zwart, en tussen dit alles verschrikkelijke benden van volk dat overal in een ijselijk geschreeuw met hele benden meetrok. Ik kwam vervolgens op de Dam waar ook alles in beweging was en overal de ontzettendste drukte heerste. Nu zag ik de prins na zijn aankomst op het balkon verschijnen, zich voor het volk buigende. Het gejuich bij dit ogenblik was onbeschrijfelijk en ik schaam mij niet om na alles wat ik heden gezien en gehoord heb, deze drift van het volk Nationale Geestdrift te noemen. Ja, zij heerste overal en ik zal niet ontveinzen dat deze dag op mij een plechtige indruk gemaakt heeft. De volksmenigte was ontzettend. Sommigen reikten de prins hun handen toe en alles ademde vreugde.

Oek de Jong • 30 november 1999

Oek de jong (1952) is een Nederlandse schrijver. In de jaren dat hij werkte aan zijn roman Hokwerda's kind (1997-2002) hield hij een dagboek bij, dat is gepubliceerd als De wonderen van de heilbot.

15 november - Geheel vanzelf bestaat de roman opeens uit drie delen. Lekker vind ik dat, want ik hou van de drieledigheid. Een smet op de compositie van Cirkel in het gras is dat ik niet tijdig heb ingezien dat er in het tweede deel van de roman, dat overmatig lang is in verhouding tot het eerste, een natuurlijke cesuur valt aan te wijzen (de verplaatsing van de personages van Rome naar Amalfi), zodat een compositie mogelijk is van twee vrij korte hoekdelen en een lang middendeel. Dat ga ik in een herdruk rechtzetten. Ik betreur het ook dat er in De inktvis een derde novelle ontbreekt: ik had destijds niet meer de kracht er nog een te schrijven (en ik loop nog steeds rond met het verlangen er een derde aan toe te voegen).
De drieledigheid.
Drie is niet voor niets altijd en overal een getal geweest met een magische kracht. Het is de drie van zowel de heilige drie-eenheid als het driedelig kostuum, de driehoek van vader, moeder en kind, van these, antithese en synthese, van begin, midden en eind, van lepel, mes en vork. Het zou me niet verbazen als er een zegswijze bestaat die luidt: al het goede komt in drieën.
De allermooiste getallen zijn natuurlijk priemgetallen. Zeventien, eenenveertig, zevenenvijftig! [sic]

30 november - Het is of ik in mijn leven een grens ben overgegaan en plotseling alles wat achter me ligt - alles tot mijn veertigste - kan omvormen tot verhaal. Ergens in me groeien nu verhalen. Tegelijkertijd komt het autobiografische verder van me af te staan. Ik voel dat ik veel dichter bij de 'waarheid' kom, het wezenlijke van mijn leven en van het leven, wanneer ik fictionaliseer. Het is of ik een rivier ben overgestoken. Alles wat aan de overkant ligt is voorgoed onbereikbaar geworden, en daardoor vreemd genoeg eindelijk werkelijk bereikbaar.

Boudewijn Büch • 29 november 1998

Boudewijn Büch (1948-2002) was een Nederlandse schrijver en programmamaker. In 1998 hield hij een dagboek bij dat is verschenen als Een boekenkast op reis. Persoonlijke kroniek 1998

Amsterdam en Berlijn (Duitsland), 29 november
Om 9.00 uur staat Panda klaar. We rijden - ondanks alle verbouwingen aan de autobanen - in ruim zeven uur naar Berlijn. De suite in mijn favoriete Four Seasons Hotel is uiteraard weer subliem. De boekhandels zijn gesloten, zelfs Dussmann (het KulturKaufhaus, dat multimediaparadijs) vlak bij ons hotel. Met de taxi naar de omgeving van de Gedächtniskirche. We eten Thais in het restaurant waar we drie maanden geleden, met de televisieploeg, ook aten. In dit smakelijke eethuis komt Herman Brood met een aantal in het zwart geklede kornuiten binnenwandelen. Ik verstop mij een beetje, want ik heb geen zin in een confrontatie met Herman met wie ik al een decennium een zacht gloeiend conflict heb omdat ik hem ooit beschuldigd heb van het promoten van drugsgebruik. Ik heb toen geschreven dat het mij niks kan schelen dat hij zich volpompt met drugs - dat heb ik tot mijn grote genoegen zelf ook lang genoeg gedaan - maar dat hij dat gebruik niet op televisie moet etaleren en gevoelige kinderzieltjes half en half moet aanbevelen. Ik sluip het restaurant uit. Dat gaat goed. In de schitterende bar van het hotel koffie en thee. Panda zit nu (21.00 uur) aan de andere kant van de suite in bad en die gaat zo, doodmoe van al dat gestuur, slapen. Ik ben ook moe.

donderdag 27 november 2025

Lidija Tsjoekovskaja • 28 november 1960

Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russisch schrijfster en dichteres. Ze was bevriend met de dichteres Anna Achmatova. Een dagboek van haar ontmoetingen met Achmatova is verschenen als Ontmoetingen met Anna Achmatova 1938-1962.

28 november 1960
Anna Andrejevna [Achmatova] heeft me vanochtend gebeld: ze verwacht de drukproeven, of ik wilde komen. Ik ben vanavond gegaan toen ik klaar was. Ze is vermoeid, geprikkeld. Ze vertelde me van de nieuwe heldendaden van het Paleis der Wonderen. Verdwenen zijn haar aantekeningen over Poesjkin, haar herinneringen aan Mandelsjtam, haar citaten uit het dagboek van Jakov Zacharovitsj [Tsjernjak].
'Misschien komen ze wel weer boven water,' zei ik. 'Misschien in Leningrad. Moet u trouwens geen koffertje met een sleutel kopen voor uw manuscripten?' 'Ach, houdt u alstublieft op,' onderbrak Anna Andrejevna mij, 'wat voor sleutels? Je krijgt gewoon zin om alles te verbranden.'
Ze dicteerde me een gedicht op de dood van Pasternak. Vervolgens dronken we met de anderen thee in de eetkamer, maar we bleven niet lang zitten en gingen snel weer terug naar haar kamer. We spraken over mensen en over tijdperken. Anna Andrejevna zei: 'Tolstoj en Dostojevski geloofden dat je de wereld kon verbeteren. Wij kunnen dat al niet meer geloven. Dostojevski wist dat een moordenaar de kunst verliest om te leven. Door de oude vrouw en Liza het leven te benemen, heeft Raskolnikov zichzelf beroofd van de kunst om te leven. Hij leeft niet, hij eet zelfs niet, hij gaat alleen af en toe op bed liggen en slaapt met zijn kleren aan. En onze tijdgenoten? Die hebben naar hartelust gemoord en geleefd. Dat kostte hun geen enkele moeite. Als ze 's ochtends thuiskomen - die nachtdienst is vermoeiend - willen ze hun vrouw in een nieuwe peignoir zien en hun dochtertje met strikken in het haar... Zij verstaan de kunst om te leven!'

woensdag 26 november 2025

Franz Kafka • 27 november 1910

Franz Kafka (1883-1924) was een Tsjechische schrijver. Zijn dagboeken 1910-1923 zijn te lezen bij Gutenberg.

Machinevertaling onderaan.

27. November. Bernhard Kellermann hat vorgelesen. »Einiges Ungedruckte aus meiner Feder«, so fing er an. Scheinbar ein lieber Mensch, fast graues, stehendes Haar, mit Mühe glatt rasiert, spitze Nase, über die Backenknochen geht das Wangenfleisch oft wie eine Welle auf und ab. Er ist ein mittelmäßiger Schriftsteller mit guten Stellen (ein Mann geht auf den Korridor hinaus, hustet und sieht umher, ob niemand da ist), auch ein ehrlicher Mensch, der lesen will, was er versprochen hat, aber das Publikum ließ ihn nicht, aus Schrecken über die erste Nervenheilanstaltsgeschichte, aus Langeweile über die Art des Vorlesens gingen die Leute trotz schlechter Spannungen der Geschichte immerfort einzeln weg mit einem Eifer, als ob nebenan vorgelesen werde. Als er nach dem ersten Drittel der Geschichte ein wenig Mineralwasser trank, ging eine ganze Menge Leute weg. Er erschrak. »Es ist gleich fertig«, log er einfach. Als er fertig wurde, stand alles auf, es gab etwas Beifall, der so klang, als wäre mitten unter allen den stehenden Menschen einer sitzen geblieben und klatschte für sich. Nun wollte aber Kellermann noch weiterlesen, eine andere Geschichte, vielleicht noch mehrere. Gegen den Aufbruch öffnete er nur den Mund. Endlich, nachdem er beraten worden war, sagte er: »Ich möchte noch gerne ein kleines Märchen vorlesen, das nur fünfzehn Minuten dauert. Ich mache fünf Minuten Pause.« Einige blieben noch, worauf er ein Märchen vorlas, das Stellen hatte, die jeden berechtigt hätten, von der äußersten Stelle des Saales mitten durch und über alle Zuhörer hinauszurennen.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

Bernhard Kellermann heeft voorgelezen. “Enkele ongepubliceerde stukken uit mijn pen,” zo begon hij. Ogenschijnlijk een aardige man, bijna grijs, steil haar, met moeite gladgeschoren, een spitse neus; het wangvlees trekt vaak als een golf over zijn jukbeenderen op en neer. Hij is een middelmatige schrijver met goede momenten (een man gaat de gang op, hoest en kijkt om zich heen of niemand er is), en ook een eerlijk mens die wil voorlezen wat hij heeft beloofd — maar het publiek liet hem niet. Uit schrik vanwege het eerste verhaal over een zenuwinrichting, uit verveling door zijn manier van voorlezen, gingen de mensen — ondanks de matige spanning van het verhaal — voortdurend één voor één weg, zo ijverig alsof er naast de zaal óók werd voorgelezen. Toen hij na het eerste derde deel van het verhaal wat mineraalwater dronk, ging er meteen een hele groep mensen weg. Hij schrok. “Het is bijna klaar,” loog hij eenvoudig. Toen hij klaar was, stond iedereen op; er klonk wat applaus, dat zo klonk alsof tussen al die staande mensen er één was blijven zitten en voor zichzelf klapte. Maar Kellermann wilde nog verder voorlezen, een ander verhaal, misschien nog meer. Tegen het massale vertrek opende hij slechts zijn mond. Eindelijk, nadat hij was geadviseerd, zei hij: “Ik zou graag nog een klein sprookje willen voorlezen, dat maar vijftien minuten duurt. Ik neem vijf minuten pauze.” Enkele mensen bleven nog, waarop hij een sprookje voorlas dat passages bevatte die iedereen het recht zouden hebben gegeven om vanaf de achterste rij dwars door alle toehoorders heen naar buiten te rennen.

dinsdag 25 november 2025

Martine Bijl • 26 november 1983

Martine Bijl (1948-2019) was een Nederlands zangeres, actrice, schrijfster en cabaretière. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zaterdag
We ontbijten op het moment dat normale mensen bezig zijn hun twaalfuurtje te verteren lezen daarbij zwijgend de weekbladen die ondanks de PTT-stakingen toch bij ons in de bus zijn gegleden. Het eeuwigdurende verhaal over de kruis- en SS-20-raketten. Henk is zo achterdochtig te geloven dat de aanduidingen Kruis en SS bedacht zijn door het Pentagon om ons te doordringen van de heilige missie van 'onze' raket tegenover de boosaardige opzet van 'de hunne'.
'Bel Freek de Jonge,' zeg ik, 'misschien kan-ie 'm gebruiken.' De dag is overigens niet compleet, want onze dorpsgenoot ome Kees, die ons al jarenlang iedere zaterdag komt begiftigen met een meloen of een bosje donkerpaarse anjers (in ruil voor een kop koffie) ligt in het ziekenhuis. De koffie is nu voor Berend, onze regisseur, die nog even langskomt om een klein onderdeel van het programma bij te slijpen.
Jagende wolken boven de Vecht verkondigen storm. Gelukkig spelen wij vanavond een thuiswedstrijd: Amersfoort ligt hier bij wijze van spreken om de hoek. Het zitje na de voorstelling loopt in tijd gemeten iets uit de hand. Maar dat hoort erbij.

maandag 24 november 2025

Adriaan Roland Holst • 25 november 1919

• Uit de correspondentie die Adriaan Roland Holst (1888-1976) voerde met zijn oom R.N. Roland Holst en zijn tante Henriëtte Roland Holst. Uit: Briefwisseling met R.N. Roland Holst en H. Roland Holst-van der Schalk (bezorgd door Erik Menkveld en Margaretha H. Schenkeveld).

Amsterdam, 25 november 1919
Hoewel mijn tasch al gepakt stond, heb ik er onderuit nog wat postpapier gehaald, om u dadelijk het nieuws van mijn "vrijspraak" te melden, dat ik een kwartier geleden hoorde. Mijn nier is een "ruize"-nier, er mankeert niets aan – ik sta op 't punt om naar Bergen-aan-Zee te gaan, mij daar te ontkleeden, de golven in te loopen en mijn eenige liefde toe te roepen: "Lasteraars gaven u de schuld van mijn vermeende ondergang, maar zij staan beschaamd, en hier ben ik weer. Hoeveel oden ben ik u schuldig?" Maar mijn moeder kan elk oogenblik komen om mij mee te nemen naar het brandinglooze Hilversum [...] Ik voel mij geheel en al bevrijd. Prof. R. heeft mij zelfs niets hoegenaamd voorgeschreven. Hij beschouwde de lichte afwijking, die geconstateerd was in Alkmaar uitsluitend als gevolg van de hooge koortsen, en die koortsen zelf als een of andere infectie, mogelijk een soort griep [...]. Bovendien ben ik vrijwel ontheven van mijn bijgeloof, want in Alkmaar had ik kamer 13 en toen ik daarnet met mijn vader naar Prof. R.'s huis liep om het resultaat te hooren, haalde ons op het Leidsche Plein een begrafenisstoet in, wat mij een oogenblik beroerd maakte. Deze dingen schijnen dus toch weinig grond van waarheid te bevatten. Toch klop ik nog even tegen de tafel, nu ik dit neerschrijf. Het is heerlijk, dat ik zoo-meteen mijn moeder dit kan vertellen, want zij is erg in spanning.

zondag 23 november 2025

Lyndon B. Johnson • 24 november 1963

Lyndon B. Johnson (1908-1973) was president van de VS tussen 1963 en 1968. Op 24 november was hij 2 dagen president: Kennedy was op 22 november doodgeschoten. Pdf's van het eigenlijke 'diary' staan hier.

President Johnson's Diary for Sunday, November 24, 1963, is very brief. Although President Johnson walked with the procession from the White House to the Capitol behind the Kennedy cortege, the Diary does not record the event. It notes that he returned from the Capitol to the Executive Office Building at 2:30 p.m., and was joined by Secretary of State Dean Rusk, Secretary of Defense Robert McNamara, CIA Director John McCone, U.S. Ambassador to South Vietnam Henry Cabot Lodge, and Undersecretary of State George Ball.


Helene Siegfried • 23 november 1917

• De Zwitserse Helene Siegfried (1886-1918) was aan het eind van de Eerste Wereldoorlog Rode Kruis-zuster in Duitsland, maar overleed al vrij snel aan de Spaanse griep. Fragmenten uit haar dagboek zijn destijds in het Nederlands vertaald.

23 November.
......‘Er bestaat geen kameraadschap tusschen man en vrouw’ - dit is ook èen van hun lijfspreuken. 't Zou treurig zijn als het waar was.
Waarom zou ook de vrouw geen trouwe kameraad kunnen zijn, met wie men onbevooroordeeld alles overleggen kan? Mij is het in ieder geval heel goed gelukt - en het was niet eens moeilijk. Waarom trekken we niet in gesloten gelederen te velde tegen een opvatting, die de vrouw vernedert tot een speelding, of tot een onaangename concurrent in den strijd voor het dagelijksch brood? Het zou zooveel zonniger op de wereld zijn, wanneer wij haar niet altijd door de zwarte bril van principes en vooroordeelen bekeken. Men heeft zooveel tijd en levenservaring noodig om deze oogkleppen te verwijderen vòor men de menschen weer met open blik kan aanzien. Op school begint het al, en later in het leven grijpt men telkens weer naar het houvast van onwrikbare ‘meeningen’ - en doet anderen daardoor onrecht. Mijn beroep heeft mij daarbij veel geholpen. Ik schuif heden de bonte scherven van vele, vroeger onaantastbare begrippen glimlachend met den voet terzijde. En ik voel me er zeer wel bij. -

Dat we toch nooit bij het oogenblik kunnen leven! We leven in het verleden - meer nog in de toekomst - terwijl ons het tegenwoordige, zonder dat we er erg in hebben, als zand door de vingers glipt. En opeens staan we dan met leege handen. Om goed en zegenbrengend te kunnen werken is maar èen ding noodig: alleen het oogenblik te leven - zich uitsluitend te concentreeren op wat dit uur vraagt, het onbekommerd over het gister en het morgen te vervullen en er zich bij neer te leggen ‘dat elke dag zijn eigen zorgen heeft.’

Friedrich Hebbel • 22 november 1838

Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang (vertaling Klaus Siegel).

22 november 1838
Als ik gedichten zoals Bubensonntag, Letztes Glas enzovoorts in druk zie, moet ik wel tot de conclusie komen dat ik een dichter ben. Ook als ze door een ander waren gemaakt, zou ik ze erg mooi vinden. Ik heb overigens in mijn kinderjaren werkelijk eens gedroomd dat ik Onze Lieve Heer zag. Hoog in de lucht was een zacht heen en weer bungelend touw opgehangen en daar zette hij me op en begon me te schommelen. Ik was heel erg bang telkens als ik zo omhoog vloog naar de wolken en wilde steeds opnieuw als het touw de grond raakte eraf springen, maar daartoe ontbrak me de moed. Alles wat ik ondervond kan ik me nog steeds duidelijk te binnen brengen. De rode steentjes die op de grond mijn aandacht trokken wanneer mijn blik eroverheen gleed meen ik nog steeds voor me te zien. Bij een andere gelegenheid, iets eerder, of in dezelfde tijd, dacht ik terwijl ik klaar wakker was onze Here God (uitdrukking van mijn ouders) bij ons thuis te zien, en wel (belachelijk maar waar) in de persoon van een timmermansknecht die mijn vader kwam opzoeken. Ik vroeg mijn moeder na zijn vertrek: ‘Dat was hij toch, hè, onze Here God?’, maar ik werd nors door haar uit de droom geholpen. Ik herinner me alleen het feit, maar niet wat ik dacht of voelde. De timmermansknecht droeg een blauw-wit gestreept vest.


• De Duitse schrijver Friedrich Hebbel (1813-1863) vertelt in zijn dagboeken over persoonlijke gebeurtenissen uit zijn leven, over leven en dood, over reizen, ontmoetingen, verliefdheden, vijandschappen en de toenmalige literaire wereld. In het dagboek worden langere stukken afgewisseld met korte notities, aforismen, maximen en zinspreuken.

donderdag 20 november 2025

Louise Colet • 21 november 1851

• De Franse dichteres Louise Colet (1810-1876) had lange tijd een verhouding met schrijver Gustave Flaubert (1821-1880), die haar vele, vele brieven schreef. Het bovenstaande fragment is afkomstig uit Colets dagboek, en is opgenomen in Gustave Flaubert: De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louise Colet [vertaald door Edu Borger].

 21 november 1851
Gruwelijke nacht van zondag op maandag, het idee om hem [Gustave Flaubert] liever te vermoorden dan hem naar een andere vrouw te zien lopen. Tot vier uur 's ochtends de meest lugubere plannen overwogen. Alleen thuis gebleven om hem te ontvangen, 's avonds mijn dochter naar onderwijzeres gestuurd. Gestoken in een fluwelen japon, de dolk. Om negen uur belt hij eindelijk aan. Ik doe mijn gezicht in de plooi, wat heeft: het voor zin? Du Camp heeft gelijk, hij is een apart wezen en misschien een non-wezen; ik had het intuïtief aangevoeld: dat plechtige besluit dat hij zou nemen had alleen maar te maken met de vraag of hij al of niet zou publiceren en of hij naar Parijs zou komen.
Dat laatste heeft hij een jaar uitgesteld. Tot het zo ver is gaat hij werken. Hij was lief en teder voor me, maar zorgzaam en toegewijd, dat zal hij nooit zijn.

woensdag 19 november 2025

Ursula von Kardorff • 20 november 1942

Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlogsjaren hield ze een dagboek bij, dat in het Nederlands is vertaald als Gebombardeerd dagboek. Vertaling Tinke Davids.

20 november 1942 -- Gisteren, toen het schemerde, werd er gebeld. Buiten twee gedaanten die aarzelend binnenkomen, in het licht van de gang zie ik dat ze de jodenster dragen. Het zijn familieleden van een koopman in Breslau, die een schilderij van Papa had dat ze nu willen verkopen omdat ze geld nodig hebben. We geven ze eerst maar eens te eten. Langzaam ontdooien ze. Het is onbeschrijflijk wat die mensen moeten doormaken. Ze willen, vlak voordat ze opgehaald worden, onderduiken, hun ster afdoen en als slachtoffers van bombardementen in het Rijnland onderdak zoeken. Natuurlijk koopt Papa dat schilderij, ik geloof dat ze niet alleen de materiële hulp nodig hebben, maar ook een zekere troost. Wij geven hun Engelse boeken te leen. Mensonwaardig dat je alleen in het verborgene kunt helpen, dat je niet openlijk met hen mag rondlopen, als je vrijheid je lief is. Ben blij dat al onze joodse vrienden al jaren geleden zijn geëmigreerd en zich in veiligheid bevinden. Papa zou dat op den duur niet hebben verdragen.

22 november 1942 -- Op de redactie een sombere bespreking over Afrika. Pogingen van de afdeling politiek om in hun commentaren iets te laten doorschemeren hebben meestal een averechts effect. De lezer merkt er niets van, maar het Promi eens te meer. Jürgen schrijft uit Perpignan: De bevolking had zijn soldaten vriendelijk ontvangen. Aan een jonge boer had hij gevraagd of hij liever door de Engelsen bezet was, of door de Duitsers: `Pourvu qu'on nous donne du pain, ça m'est bien égal. Zo wijs als de Grootinquisiteur bij Dostojevski toch is!
's Avonds gegeten bij een Zwitserse diplomaat. De laatste keer dat ik daar nog aan meedoe, hoezeer het materiële genot ook lokt. Het gevaar voor spionnen bij ontvangsten ten huize van buitenlanders is te groot, en voor louter conversatie ben ik niet meer bruikbaar.
Op de redactie is Dettmann terug uit Afrika. Zijn nieuws is uiterst pessimistisch. De landing van de geallieerden is op vier plaatsen gelukt. Bovendien in Rusland een doorbraak aan de Don. Zou het nu sneller gaan?

23 november 1942 -- Martin Raschke las me zijn jongste manuscript voor. `Dialogen in het Oosten', intelligent, koel, tot in het kleinste detail bijgevijld -- maar waarom doet het me niets?
Tot in de nacht veldpostpakjes voor Kerstmis ingepakt. Aan Jürgen en Eberhard Urach doosjes sigaretten gestuurd waar ik van binnen een foto van mezelf in heb geplakt. Misschien dat ze dat leuk vinden omdat ze het niet verwachten. Eberhard zal het zwaar hebben, bij de Kaukasus, want daar schijnt het gevaarlijk te worden.
In Das Reich een artikel, `Gespräche, Gerüchte, Urteile', dat over die avond bij ons gaat, zonder ons met name te noemen.
De gouwleiders staan nu rechtstreeks onder bevel van Bormann en hebben de pathetische titel `Reichsverteidigungs-Kommissare' gekregen.

dinsdag 18 november 2025

Leonard Nolens • 19 november 1992

• Leonard Nolens (1947) is dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).

Missenburg, donderdag 19 november 1992
'Als je ouder wordt raak je gehecht aan simpele, heldere vormen en duidelijke expressies. Als je jong bent en vol energie, dan wil je ingewikkelde composities maken. Als je ouder wordt, zie je steeds meer dat veel complexiteit overbodig is, niet strikt noodzakelijk. Als de Franse dichter Arthur Rimbaud niet zo jong was gestorven, had hij misschien gedichten geschreven die nog maar een paar woorden bevatten.' (De Grieks-Franse componist en architect Xenakis in een interview.)

Amsterdam-Antwerpen, dinsdag 24 november 1992
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, maar van wat de woorden tegen elkaar zeggen en met elkaar doen. Neem nu een orkest. Je hebt zestig uitstekende musici die samen een partituur kunnen verknoeien, of zestig middelmatige muzikanten die een zeer geslaagd klankbeeld produceren. De dichter is geen zanger of instrumentalist, maar een dirigent die zijn orkestleden - zijn woorden - zorgvuldig en liefdevol kiest en van een afstand aan het werk zet.
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, zoals passie niet gemaakt is van twee mensen, maar van wat tussen die beiden gebeurt. Een saaie man en een lelijke vrouw: welk vuur kan tussen die twee niet op gaan laaien als de sterren gunstig staan. Zo gaat het ook met twee gewone, ogenschijnlijk saaie en lelijke, versleten woorden. Geef hun de juiste plaats, en ze verrichten wonderen.

In al zijn vanzelfsprekendheid blijft het toch een verbijsterend feit: dat alle mannen negen maanden lang in het lichaam van een vrouw hebben geleefd. Hoe anders zou de wereld eruitzien als ook het omgekeerde kon.

O, dat elkaar bewieroken! Om toch maar niet zelf in een kwade reuk te komen staan!

maandag 17 november 2025

Wim Kan • 18 november 1968

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

Maandagmorgen 18 november
Met Ol naar ‘En ik dan’ van Annie Schmidt geweest met Mary en Joan Remmelts en nog drie mensen in De la Mar. Avond aan avond uitverkocht! Stelde me er niet zo geweldig veel van voor, maar het werd een grandioze verrassing. Een uiterst knap geschreven en geconstrueerd blijspel. Doet me denken aan de beste Franse blijspelen uit de tijd van Cor Ruys. Zo geschreven dat alles en iedereen aan zijn trekken komt. Spelers, publiek en auteur. Af en toe en het derde en laatste bedrijf ontroerde het me ook nog. Annie's grote kant is iets heel serieus en ernstig opbouwen en er dan telkens iets gewoon heel menselijks doorheen gooien (is hier ergens een pleetje), waardoor dreigende ernst ineens omslaat in gewoon theaterplezier. Honderd jaar, nee, twee duizend jaar theater trekt hier voorbij. Een oeroude wet wordt in toepassing gebracht en het succes is, ook in 1968, overrompelend. Daar ga je nou met al je verhalen over toneelvernieuwing en de jeugd wil wat anders.

Al met al een heerlijke, verrassende avond gehad. Wel natuurlijk weer steeds jaloers en steeds denkend: ik wou dat Annie eens iets voor mij schreef, zodat ik alleen maar hoefde te spelen en niet steeds ‘eigenlijk’ zou moeten schrijven.

zondag 16 november 2025

Hans Muis • 17 november 1944

• Hans Muis (1919-?) werd op 17 november 1944 tijdens een razzia opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. Tijdens zijn tewerkstelling daar hield hij een dagboek bij. De eerste dag: 17 Nov.

Dit was de nootlottige datum.
’s Morgens om ± 7 uur werden we opgeschrikt in kamp Vollenhove, het kampterrein was aan alle zijden afgezet, zodat er weinig kans op ontsnapping bestond.

We hadden juist gegeten en wilden de laarzen aantrekken om naar het werk te gaan, toen iemand, die zich naar zijn werk aan de Smederij wou begeven, bij ons de kamer kwam binnen vliegen, op de voet gevolgd door een S.D.man met zijn automatische pistool in de aanslag.

Eén van mijn collega’s kreeg nog een klap met dit pistool tegen zijn schouder en het volgende moment liepen we reeds met opgeheven handen het kamp uit, de brug over, naar de school in Vollenhove. Iedere 10 à 20 m. stonden wachtposten opgesteld, terwijl ook de school, waar toen nog weinig slachtoffers waren, onder zware bewaking stond.

We hadden niet de gelegenheid gehad, om ook maar het minste mee te nemen, zodat ik op de klompen, zonder pet en overjas de emotievolle tocht begon.

De meeste jongens, die later van hun werk werden opgepikt stonden er trouwens precies zo voor, ook zij hadden alles moeten achterlaten.

In de school aangekomen, werden we zwaar gecontroleerd door speciale vaklui, die bijna dwars door je heen keken, terwijl ze met hun grote mond je direct onder hypnose probeerden te brengen, zodat onze eerste indrukken al niet erg opwekkend waren.

Onderwijl worden steeds meer mannen binnengebracht, eerst uit kamp Kadoelen, later gevolgd door Ramspol, Ens, enz. De stemming die toch al slecht was, daalde nog aanzienlijk, toen in de loop van de middag verschillende vrouwen en meisjes in de school kwamen, om naar familieleden of kennissen te zoeken. ’s Avonds kwamen er enkele heren van de Directie met het bericht, dat zoveel mogelijk de namen genoteerd moesten worden, waarna men proberen zou, althans een gedeelte dat moeilijk te missen was vrij te krijgen. De gehele avond waren we met z’n vieren hieraan bezig, het werd erg bemoeilijkt doordat er geen licht aanwezig was.

In deze tussentijd waren alle lokalen natuurlijk reeds vol, zodat we probeerden, om in de koude tochtige gang nog wat te slapen. Er heerste een onbeschrijflijke vervuiling, doordat de school natuurlijk niet berekend was op een dergelijke volksmenigte.

Van slapen kwam natuurlijk practisch niets, wij zaten langs beide kanten van de gang en moesten de knieën opgetrokken houden, om telkens mensen te laten passeren.


J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard • 16 november 1914

J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1900-1944) was politicus en later verzetsstrijder. In zijn jonge jaren hield hij een dagboek bij.

MAANDAG 16 NOVEMBER 1914
Er gebeurde niets bijzonders. Woensdag wordt mijn zitkamertje in orde gemaakt. Ik ben zoo blij. Ik heb ook een huissleutel sinds enige tijd. Er waren veel Duitschers in de stad.
Ik moest een boek koopen Tables/ Sables de Yénélon, maar kon ze nergens vinden. Morgen ga ik eens bij Tavernier kijken. Alles gaat zijn gang en ik verveel mij dood. Ik haakte niet.


Marcel Proust • 15 november 1895

• Uit een brief van Marcel Proust (1871-1922) aan componist en dirigent Reynaldo Hahn, die enige jaren zijn minnaar was. Uit: Brieven 1885-1905 (vertaald door Joyce & Co).

Vrijdag 15 november 1895
Gisteren bij de Daudets gegeten met mijn kleine genstilis [Reynaldo Hahn], M. de Goncourt, Coppée, M.Philipe, M.Vacquès. Met droefheid geconstateerd: 1ste het afgrijselijke materialisme dat zo vreemd is bij 'weldenkende' lieden. Men verklaart het karakter, het genie, uit de fysieke gewoontes of de afkomst. Verschillen tussen Musset, Baudelaire en Verlaine verklaard door de kwaliteit van de soort alcohol die zij dronken, het karakter van deze of gene door zijn ras (antisemitisme). Het meest verbazingwekkend nog bij Daudet, een zuivere, briljante kop zelfs ondanks de duisterheden en de schommelingen van zijn zenuwen, een kleine ster op zee. […] 2de Niemand van hen [...] begrijpt iets van gedichten. Een vergelijking van Daudet tussen Musset en Baudelaire gaat ongeveer net zo op als wanneer je tegen iemand zou zeggen die Madame Straus noch mijn conciërge kent: 'Madame Straus heeft donker haar, donkere ogen, een beetje dikke neus, rode lippen, een behoorlijk mooi figuur' – en over mijn conciërge hetzelfde, en die iemand zou dan zeggen: 'Maar ze lijken op elkaar!' Inderdaad kan een zekere uitgebluste redekunst Musset, vanuit het gezichtspunt van zijn compositie, op één lijn met Baudelaire plaatsen, ofschoon zij ongeveer even veel met elkaar gemeen hebben als Bossuet met Murger. Iemand die nog nooit de zee gezien heeft en aan wie je je indrukken zou vertellen, zou kunnen denken dat zij hetzelfde is als een achtbaan.

donderdag 13 november 2025

Omer Karel De Laey • 14 november 1903

Omer Karel De Laey (1876-1909) was een Vlaamse literator. In 1903 hield hij een dagboek bij tijdens een reis door Italië.

Firenze, 14 November.
't Is Zaterdag avond en, op de bergen, over den Arno, binglen de klokken, met hun zingende stemmen, om ter luidst, lijk de straatjongens, die gazetten roepen, door de Via Calzaioli. Langs de rivier, staan al de vensters rood in licht, omhooge, tot op de zolders en, omleege, tot diep in den groengrauwen waterspiegel. Door de portiek, op het einde der Uffiziegalerie, kijkt de toren van het palazzo Vecchio uit, rilde lijk de mast van een schuite. Met een beetje inbeelding erbij en het Firenze van Dante's tijd rijst op, tusschen deze dikgebulte marmerblokken. Ik kom terug, voor de tweede maal, uit het Uffizi-museum en alhoewel links of rechts aangetrokken, door honderden ander merkweerdigheden, keer ik immer naar dezelfde zaal, bij Boticelli's en Fra Lippi's O.L. Vrouwen. Deze twee meesters namen van de oudheid juist zooveel, als ik er van zou wenschen. Alhoewel met den vorm der ideaalste schoonheid versmolten hebben zij hun innige pietas bewaard en, Boticelli's Venus blijft een christene Maagd. Sanzio bezit de eerste hoedanighied reeds in minder mate en Tiziano is dweersch door een heiden. Fra Angelico's coloriet heeft iets buitengewoons, maar zijn stijve, strenge, niet voorname figuren bevallen mij min. Gisteren heb ik de Accademia delle belle arti bezocht en daar, in donker en koude gebouwen, al de voorloopers van Fra Lippi overzien. Deze groote Oostersche figuren staan mij niet aan: zij verwekken eerder een gevoel van benauwdheid dan van poesia. In de heerlijke galerie Pitti bewonderde ik boven alles de Judith van Cristofano Allori, zoowel om teekening als om kleur, want nooit zag men een oranje-geel kleed dat met meer zachtheid over groen, wit, blauw en bruin een harmonische wemeling goot. Nergens beter dan in Firenze, straalt het verschil door, tusschen kunst en virtuositeit. Er zijn vroegere en hedendaagsche Italiaansche beeldhouwers, die, in ten uiterst gedreven beweging, de ouden overtreffen. Maar zij hebben slechts dit bovenmenschelijk geweld, dat één der bestanddeelen van het schoone uitmaakt, ontwikkeld en de ander hierdoor verwaarloosd en zij vallen alzoo, buiten het eeuwig noodzakelijk evenwicht. Nochtans, van de zoogezegde rustige schoonheid der Mediceische Venus of van den waterachtigen Apollo uit de Tribuna, begrijp ik niets. De grieksche Slijper, in deze zaal, bevredigt mij veel meer, omdat hij, nedergehukt met zijn realistischen kop omhooge, zijn gruwelijk mes, zoodanig over den steen wrijft, dat een snijdende zindering u door het lijf loopt.

woensdag 12 november 2025

Walter Kempowski u.a. • 13 november 1989

Na de dood van schrijver Walter Kempowski werd een manuscript voor het boek Whispering. Ein kollektives Tagebuch von 1989* gevonden, waarin dagboekfragmenten van verschillende min of meer bekende Duitsers een beeld moesten gaan schetsen van de bewogen dagen na de val van de Berlijnse muur (9 november 1989). Hieronder een aantal dagboekfragmenten van 13 november.

Over de auteurs.

Christoph Hein, Ostberlin
Die DDR-Zeitungen, neuerdings ab 7 Uhr morgens überall ausverkauft, drängen auf Interviews, mehrere Verlage verlangen jetzt Manuskripte. In den vergangenen Jahren ließen sie mich in Ruhe arbeiten. Eine kostbare Ruhe ist dahin. Am ersten Wochenende mit geöffneter Grenze waren eine Million DDR-Bürger im Westen. Ein Verkehrschaos überall, die Autos stauten sich den ganzen Tag über auf einer Länge von 30 bis 60 km, nur die Fußgänger kamen voran.

Gertrud Fussenegger
Berliner Mauer
Mit Tränen
überschwemmt
die Mauer,
an der so lange
geschossen wurde und gestorben.
Gestorben nämlich von beiden,
Opfern und Schützen,
von diesen
einen langen Tod.
Dieter Wellershoff, Köln
Wer weiß, zu welchen wahnsinnigen Reaktionen ein angeschlagener Machtstaat fähig ist. Noch bleibt bei aller Zuversicht ein mulmiges Gefühl im Hintergrund.

Paul Kersten, Hamburg
Auf der Rückfahrt von der Ostsee über die Autobahn wieder die vielen Trabis und Wartburgs mit den neugierigen Besuchern aus der DDR (seit zwei Tagen sind die Grenzen offen). Ich muß erst mal ein Gefühl von Scham und Verlegenheit überwinden, bis ich den Menschen in den Autos zuwinke. Die müssen sich doch vorkommen wie die Affen im Käfig, die man begafft. Die meisten grüßen zurück. Tränenkloß im Hals.

Peter Rühmkorf, Hamburg
Großes Besucherwochenende, nicht ohne Rührung zu betrachten gewesen, aber die Springer-Blätter berauben einen augenblicklich jedes vaterländischen Mitgefühls. In der Welt Walter Görlitz, daß "der 9. November bisher für Deutsche kein Freudentag war". Dabei primo, daß am 9.11.1918 Willem Zwo abdanken und zum Holzhacken abschieben mußte.

Armin Mueller-Stahl, Baltimore
Irgendein Dichter der DDR, kann man in der New York Times lesen, verkündet, daß er ein Privilegierter im Arbeiter- und Bauernstaat gewesen sei. Diese Mitteilung scheint den Amerikanern wichtig genug, um sie über den Atlantik zu hieven. Ein Privilegierter? Nanu, nanu, nanu! Und nun haben sie dem Dichter die Mauer vor der Nase weggerissen. Berufsschädigend. So schöne Privilegien im Eimer, so schön leicht verdiente Westknete. Es war doch eine Frage der Knete. Die Jubeldichter kriegten Ost-, die Dissidichter Westknete.

Wulf Kirsten, Weimar
das rad der geschichte dreht sich mit einem schwung, der atemberaubend ist. es wirbelt die menschen auf, die sich an stickluft und kirchhofsruhe gewöhnt hatten. es hilft nun gar nichts mehr, immer nur dagegen gewesen zu sein und sich immer fein brav herausgehalten zu haben. eine unsanfte umschichtung nach einem dammbruch oder erdbeben. jeder muß sich bequemen, bewegen, neue positionen beziehen. viele wenden sich einfach um 180° - wie es halt bei einer "wende" geboten scheint. sich wenden und winden heißt das gebot der stunde. in ungarn gibt es 52 parteien, mir sind hier schon 15 bürgerbewegungen zuviel, die sich auf die rangeleien eines wahlkampfes einrichten.

Jürgen Lodemann
An den Monitor-Moderator
Nun bin ich aber neugierig, wie Sie reagieren werden auf die Äußerung des Dr. Kohl, die Sie wohl ebenfalls zunächst nur sprachlos machte, nämlich seine Feststellung, wieviel "Leid wir uns gegenseitig angetan haben". Dafür, daß unser Historiker und Kanzler durchschaut, wie sehr und wie oft uns die Polen gequält, geteilt, vergast etc. haben, dafür verdient der Mann nun wirklich jeden Ehrendoktor (schauen Sie sich's noch mal an, er sagte tatsächlich"gegenseitig"!)

Felix Mitterer, München
Ich glaube, daß sich die Situation in diesen Institutionen in den letzten zehn Jahren etwas gebessert hat. Weil es ja nicht nur die Literatur gibt, die ja recht wenig bewirkt, vielleicht ein Nachdenken am Abend noch, sondern auch andere Leute, die draußen im Leben kämpfen für den Fortschritt, also dafür, daß diese verkrusteten Dinge aufgebrochen werden, überall, ob das jetzt Gefängnis betrifft, Psychiatrie, auch Pflegeheime usw. Da haben in den letzten zehn, fünfzehn Jahren Leute dran gearbeitet, die Zustände zu verbessern, und vor allem haben Betroffene auch daran gearbeitet.

Walter Kempowski, Nartum
Bild: Guten Morgen, Deutschland / Es war ein schönes Wochenende

Neues Deutschland: Politbüro des ZK der SED schlägt außerordentlichen Parteitag vor / Weiteres Telefongespräch Egon Krenz - Helmut Kohl

TV: Eine Apothekenhelferin aus Potsdam hat nur einen einzigen Wunsch: einmal nach Tirol, wo vor jedem Fenster Blümchen sind. /

"Gehen Sie morgen wieder zur Arbeit?" fragt einer dieser bescheuerten Reporter, ich glaub' es war Engert. "Aba klar!" / In Lübeck in der Fußgängerzone protestieren nur die westdeutschen Penner: "Alles von unserm Geld!" / Ein junger Westdeutscher in Hof: Nein, es gefalle ihm nicht, es sei zu voll in der Stadt. Er habe sich schlafen gelegt, ihn interessierten die Zonenleute nicht. / Der Parteivorstand in Rostock ist geschlossen zurückgetreten. Selbst das machen sie "geschlossen". / Ein Ostmann regte sich über "die Diskriminierung der Ostmark" auf, sie hätten doch auch hart gearbeitet. / Auf den Brücken winken die Westdeutschen den Zurückfahrenden nach, Transparente: Auf Wiedersehen. / Kerzen. / Drei Millionen waren über Sonntag im Westen.

Traurige Rückkehr von "Ausreisern", wie die Grünen sie nennen. Sie "bekunden Rückkehrwilligkeit".

Veränderte Lage, Heimweh, enttäuschte Erwartung seien Motive.

Kohl in Polen: Das verfallene Kreisau. Die Polen hatten keine Ahnung von der Bedeutung des Ortes. Nun wollen sie wieder Geld. Daß sie riesige Ländereien, ganze Städte und Dörfer kassiert haben, wird nicht erwähnt. Stettin, Breslau ... nicht erwähnenswert.

"Wohnraumvergabepläne", ein schönes DDR-Wort.

Ein Pastor aus Biestow kam zu Besuch. - Biestow!

---------


* Whispering. Ein kollektives Tagebuch von 1989: Auszügen aus einem unveröffentlichten Manuskript des Schriftstellers Walter Kempowski. Bekannte Persönlichkeiten gewähren Einblicke in ihre Gedankenwelt während der bewegenden November-Tage von 1989.

dinsdag 11 november 2025

Jan Wolkers • 12 november 1972

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. De dagboeken die hij in de jaren '70 bijhield zijn vrijwel allemaal uitgegeven.

ZONDAG 12 NOVEMBER 1972
'De Verboden Vrucht'.
De douche is koud. Als je moet is het lekker. Je gloeit erna als een glimworm. Om één uur komen de jongens en gaan we naar Leiden naar de Lakenhal. Eerst de schilderijen. Herken veel van vroeger. Uit 1943 toen ik hier vaak kwam. Het drieluik van Cornelis Engebrechtsz vooral, met het magere lijk van Adam waaruit een boompje groeit op een apart paneeltje onder het middenpaneel. Het drieluik van Lucas van Leyden. Al die mollige naakte wijven die aan hun haren, door duivelse monsters met hangtieten en soms een gezicht op hun buik met lekkende tong uit hun mond, naar de hel worden gesleept.

Maak thuis een heerlijke kapucijnerschotel met lofsla, uitgebakken bacon, gebakken ham en uien. Begin aan 'De Verboden Vrucht'. 'Het Niet Zijn' komt later.

MAANDAG 13 NOVEMBER 1972
Hevige storm. Het grofdennetje is op het balkon omgewaaid. Arie Boon zal wel uitgevaren zijn, want er is een boot bij Texel gestrand. Bij Rottum is windkracht 12. Gaan even naar de tuintjes. Er staat weer een huisje te koop. Gaan even kijken. Leuke tuin. Gaan erop inschrijven.
Nadat ik Maria en Karina naar Engels heb gebracht ga ik snel werken aan 'De Verboden Vrucht'. Krijg het bijna af.
Na Engels, als we Maria naar huis hebben gebracht, gaan we naar de verjaardag van Florrie Hillenius. Weer dezelfde mensen als andere jaren. Alleen zijn prof. Frijda en Nellie Frijda er. Frijda vindt mijn Seiko-horloge erg mooi en wil de hele avond met me ruilen, zodat hij met die knots van mij om zijn pols loopt. Verhaal over prof die enorme rotzooi op zijn bureau maakt, en als hij er geen wijs meer uit kan worden, er kranten over uitspreidt en aan een nieuwe laag begint.

maandag 10 november 2025

Albert Camus • 11 november 1942

Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Zijn 'carnets' werden vertaald onder de titel Dagboek.

11 november. Als ratten!

Vanmorgen is alles overdekt met rijp, de hemel flonkert achter de guirlandes en de serpentines van een vlekkeloze kermis. Wanneer om tien uur de zon warm begint te worden, weerklinkt buiten alom de kristallijnen muziek van een dooilucht: een licht geknetter als zuchten de bomen, het vallen van de rijp op de grond als het geluid van witte insekten die op elkaar gegooid worden, late bladeren die onophoudelijk afvallen onder het gewicht van het ijs en op de grond nauwelijks meer opveren als vederlichte knekels. Overal in het rond vervluchtigen de kleine dalen en de heuvels in nevel. Wanneer je wat langer blijft kijken, bemerk je dat dit landschap door het verlies van al zijn kleuren opeens oud geworden is. Het is een heel oud land dat op één enkele morgen door duizenden jaren heen voor ons oog opduikt... Die uitloper van het gebergte, bedekt met bomen en heide, doemt op als een boeg bij de samenvloeiing van twee stromen. Door de eerste zonnestralen ontdaan van zijn rijp, blijft hij het enige wat leeft in dit landschap, zo wit als de eeuwigheid. Op die plaats spannen althans de onverstaanbare stemmen van de twee bergstromen samen tegen de grenzeloze stilte die hen omringt. Maar allengs gaat het lied van het water uit zichzelf op in het landschap. Zonder dat het iets aan kracht verliest, wordt het toch stil. En af en toe is het nodig dat er drie rook-kleurige kraaien overvliegen om weer enig teken van leven in de lucht te brengen.
Van de top van de boeg, waar ik zit, volg ik deze bewegingloze vaart door het land der onaandoenlijkheid. Niet minder dan heel de natuur en deze witte vrede die de winter schenkt aan de al te vurige harten — om dit hart, verteerd door een bittere liefde, tot bedaren te brengen. Ik kijk naar het licht dat in de hemel aanzwelt en zich uitbreidt als een loochening van de voortekenen des doods. Eindelijk een spoor van toekomst, daar boven mij tot wie alles thans spreekt van verleden. Zwijg, long! Vul je met die lijkwitte en ijskoude lucht die je kracht moet schenken. Wees stil. Dat ik niet langer noodgedwongen moet luisteren naar je trage tering — en dat ik me eindelijk wend naar...


zondag 9 november 2025

Thomas Rosenlöcher • 8 november 1989

Thomas Rosenlöcher (1947-2022) is een (Oost-)Duitse schrijver en dichter (en vertaler Nederlands). Zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) stamt uit de maanden voor de val van de Berlijnse muur.

8 november
Gisteren is de regering afgetreden. De tijd die zolang stil stond is in een stroomversnelling geraakt, alsof ze de verloren 40 jaar weer wil inhalen. In heel het land staan zetels op omvallen en worden er berouwvol haren uitgetrokken.
Als we het plotseling gewonnen gemak maar niet toch nog moeten betalen: dat zou tegen de onzinnigheid van de geschiedenis zijn.

[9 november valt de muur]

10 november
Het ontzettend idiote bericht, weer 's ochtends vroeg, terwijl ik nog met met ohropax ver-pax-te oren op mijn kermisbed in de huiskamer lig: de grenzen zijn open! Lief dagboek, ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik weet echt niet meer wat ik moet zeggen. Ik loop met betraande ogen door de keuken te ijsberen, en heb niet eens een ui waaraan ik de plotselinge tranenstroom zou kunnen wijten.

11 november
Nadat Doornroosje wakker was gekust, ontwaakten de majesteiten en de ‘...gehele hofhouding en ze keken elkaar met grote ogen aan. En de paarden buiten stonden op en gingen met hun hoofd staan schudden; de jachthonden begonnen te springen en te kwispelstaarten; de duiven op het dak haalden hun koppetje vanonder hun vleugels te voorschijn, keken rond en vlogen de wijde wereld in’... en zelfs de vliegen op de muur waren verbaasd waarom ze zo lang hadden geslapen.

Hans Crombag • 10 november 1976

• Hans Crombag (1935) was de eerste hoogleraar rechtspsychologie in de Lage Landen. Gisteren bevat dagboekfragmenten uit de periode 1971-1979 van hem.

10-11-1976 Vandaag bezoek aan Queensgate Campus en ik ontdek dat Holly Bank Campus maar vijf à tien procent van de polytechnic vormt. De Queensgate Campus is vlak bij het centrum van Huddersfield en er wordt koortsachtig gebouwd. 's Middags 'Information processing in mathematics'. Dat ging naar mijn gevoel erg goed; was er vanmorgen bij het doornemen van mijn notities erg onzeker over. Ging dus goed en werd ook opgenomen op video, waarvan ik na afloop een stukje heb teruggezien. Het staat er goed op. Ik werd geïnstrueerd dat ik bij de cassière van de 'crefectory' moest zeggen dat ik 'on college hospitality' ben. Ik vergiste mij en deelde haar mee dat ik `on college charity' was.

11-11-1976 Vanmorgen naar Bradford om Ruth Beard op te zoeken. Ruth is nog steeds dezelfde en slecht te verstaan. Vanmiddag het college over 'medical diagnosis'. Goed verlopen maar klein publiek. Vanavond aardig gesprek met groep studenten uit de Volksrepubliek China. Hen uitgehoord over onderwijs en juridisch systeem in China en mij laten uithoren over Nederland. Erg vriendelijke jongens bij wie ik mij uitstekend thuis voelde, al had de mij aangeboden thee weinig smaak. Een van hen beriep zich af en toe op 'the masses of the people', wat de anderen even grappig leken te vinden als ik. Allemaal hebben ze deelgenomen aan de culturele revolutie. Op weg naar Bradford zag ik de reclamespreuk waarmee een whiskeymerk werd aanbevolen: 'Makes bagpipes sound like music). Zouden ze die slogan ook in Schotland gebruiken?

12-11-1976 Vanmiddag mijn verhaal over het oplossen van casusposities voor een verrassend groot gehoor. Ik voelde mij weinig geïnspireerd maar bracht het er niet beroerd af. Vanavond uit eten met Brian Grant en morgen naar York.
Wiesje gebeld en gehoord dat Carolijn deze week op het Maredijkje door een stel jongens is lastiggevallen. Kind overstuur en Wiesje ook. Zoiets gebeurt altijd als je er niet bent. Ik ben na deze week moe, waarvan is mij niet helemaal duidelijk. In dit land (Engeland) heerst extreem pessimisme en niemand schijnt te geloven dat de economie zich weer kan herstellen. Men wacht op een catastrofe. In menig opzicht is dit land verouderd in vergelijking met Nederland, veel ziet er versleten en ouderwets uit.

Friedrich Nietzsche • 9 november 1868

• Uit een dolenthousiaste brief van de jonge Friedrich Nietszsche (1844-1900) aan zijn vriend en collega-wetenschapper Erwin Rohde. Opgenomen in Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).

Leipzig, 9 november 1868
Toen ik thuiskwam, lag er een aan mij geadresseerd briefje met daarop deze korte notitie: ‘Als je Richard Wagner wilt leren kennen, kom dan om kwart voor 4 in café Théâtre. Windisch.’ Dit nieuwtje bracht me – neem me niet kwalijk! – danig van mijn stuk, zodat ik de gebeurtenissen van zopas helemaal vergat en volkomen van de kook raakte. […] Ik word aan Richard voorgesteld en spreek in het kort mijn waardering voor hem uit: hij wil heel precies weten hoe ik met zijn muziek vertrouwd ben geraakt, scheldt vreselijk op alle uitvoeringen van zijn opera’s, met uitzondering van de beroemde in München en drijft de spot met de dirigenten [...] Voor en na het eten speelde Wagner, en wel alle belangrijke passages uit Die Meistersinger, waarbij hij alle stemmen imiteerde en zeer uitgelaten was. Het is namelijk een wonderbaarlijk levendige en vurige man, die heel snel praat, heel komisch is en een besloten gezelschap als dit heel vrolijk maakt. Ondertussen had ik een lang gesprek met hem over Schopenhauer, en je voelt wel welk een genot het voor me was hem met een onbeschrijflijke warmte over deze te horen praten, wat hij aan hem te danken had, dat hij de enige filosoof was die het wezen van de muziek had begrepen [...] Aan het eind van de avond [...] drukte hij me heel hartelijk de hand en nodigde mij heel vriendelijk uit hem te komen bezoeken om muziek en filosofie te bedrijven.

donderdag 6 november 2025

Allen Ginsberg • 7 november 1962

Nov 7 —
Last nite Tues (puja) nite at Nimtallah Burning Ghat — a few black skulls in the woodpile — Pouring white fat (ghee) into the flames, it burns brighter and sparks shoot out, the body burns faster — an old man wrapped in white carried in on a wood woven-string couch — thin caved-cheek bony forehead — and a little girl lying on the woodpile, her mother wrapped in white collapsed, singing a psalm, on the ground nearby.
Over the Wall in the gathering ground of ganja saddhus, a huge midnight circle, many crosslegged men with pipes, cymbals clanging, a drum, and two men dressed in women's veils and saris, whirling like dervishes, a few boys in blue shirts whirling against them — occasionaly rhythmic shuddering of the hips, and crawling crab-legged on the ground pumping pelvis back & forth between different circles of devotees under different trees — all joining in waves and diminishing separately again — Sat down with a saddhu in orange robes and pufted his pipe.


Allen Ginsberg (1926-1997) was een Amerikaanse dichter en schrijver. In zijn Indian Journals doet hij verslag van zijn verblijf in India in '62/'63.

woensdag 5 november 2025

Alfred Kazin • 6 november 1956

Alfred Kazin (1915-1998) was een Amerikaanse schrijver en criticus. Delen uit zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Alfred Kazin's Journals.

November 6,1956
[...] Look at us now, this week of murder and bloodshed unspeakable in the world — in Hungary and Egypt. We all go on planning things, planning so comfortably and idyllically, thinking about our souls and the progress of our culture and our lives, and all the while these tremendous human forces working in and around us, working us, if not as the Marxists say, completely, still so smashingly that it's both a comedy and a horror to realize for one single moment, when we pick ourselves up dazedly from the floor, that all our thoughts about and from ourselves consistently miss the dynamic, historical element that has put us where we are. [...]

This week of Egypt and Hungary has brought me back to my historical sense, to my sense of life as a process, as action: to the tragedy that we begin to recognize as soon as we see that the will is certainly not absolute.

dinsdag 4 november 2025

William Soutar • 5 november 1937

• Bij de Schotse dichter William Soutar (1898-1943) werd op jonge leeftijd de ziekte van Bechterew geconstateerd. De laatste veertien jaar van zijn leven was hij aan zijn bed gekluisterd. In die periode hield hij een dagboek bij, waaruit gedeelten zijn gepubliceerd onder de titel Diaries of a dying man (Nederlandse vertaling (van Harry Oltheten): Dagboek van een stervende).

dinsdag 2 november
Je hoeft er niet op te hopen dat je de hoofdwortel van het nationalisme kunt isoleren, hij zit te diep verankerd in het onderbewustzijn. Maar soms voelt het alsof een deel van jezelf tot bloei is gekomen door de kracht die omhoogkomt langs een vezel van deze wortel. Je begint je bewuster te worden van de atavistische inslag van je wezen. Het leven barst nog steeds uit de humus van het verleden en prikkelt de vertakkingen van je bloed. Ik ervaar dit vooral op het gebied van de taal. Het Engels gaat me niet natuurlijk af; ik gebruik het 'bewust', zelfs in gesprekken. Het kost me altijd een bepaalde moeite mijn woorden te vinden en het komt vaak voor dat ik voortploeter alsof ik me bedien van een vreemde taal. Het is of je uit het verleden opduikt met slechts een fragmentarische herinnering aan je moedertaal en dit gebroken taaltje voortdurend een obstakel blijft bij het vloeiend gebruik van je 'moderne' taal.

vrijdag 5 november
Nu je terug kunt kijken op een periode van vele jaren schrik je van de vergankelijkheid van de jeugd. De mijne was vanzelfsprekend onnatuurlijk kort; en van deze afstand kan ik me slechts één jaar voor de geest halen waarvan ik kan beweren - 'Toen wist ik volledig wat het was om jong te zijn.' Dat was mijn achttiende jaar; de schaduw van de oorlog was nog niet zo tot me doorgedrongen. Ik was een van de rapsten op de Academie, een van de sterksten, de eerste van mijn jaar in de meeste onderdelen, ik schreef gedichten, ik was verliefd, ik was populair in het klaslokaal en op het sportveld, nooit meer heb ik de volheid van het leven zo ervaren, alleen bij vlagen.

maandag 3 november 2025

Louis-Ferdinand Céline • 4 november 1932

Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) was een Franse schrijver. Uit een brief aan Erika Irrgang, opgenomen in Brieven aan vriendinnen (vertaald door Jan Versteeg).

4 november 1932
Ik zal je op de ‘Monde’ abonneren en vervolgens naarmate het geld binnenkomt op andere kranten. Ik ben heel blij met je succes. Je bent een prima dapper kind – een beetje pervers en dat is juist heel goed – maar je moet het wel logisch aanpakken – om een genie te zijn moet je dwaasheid en doortraptheid in je verenigen. Sexueel moet je ronduit pervers worden. Dat zal je ver brengen en dan raak je meteen bevrijd van neiging tot romantiek, de ergste zwakheid van vrouwen – speciaal in Duitsland. Leg je erop toe de liefde 'van achteren' te bedrijven. Dat stemt mannen tot grote tevredenheid en je riskeert er niets bij. Van voren, dat is een plaag. Pas op! Pas ontzettend op! Mijn boek wordt door de kritiek hevig aangevallen én heel vleiend besproken. Ze kramen vooral een hoop onzin uit. Fransen zijn niet zo lyrisch - Duitsers zullen het denk ik beter begrijpen. We zullen tenslotte wel zien. Uiteindelijk is dat nauwelijks van belang. Na tien jaar is een boek nog meer verouderd dan de Krant van Gisteren! Hoe levend het ook geweest is. Alles gaat dood. Stel je goed teweer Erika. Ik verheug me erop je spoedig te zien.