• Schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) hield zijn leven lang een dagboek bij, dat nu in delen wordt uitgegeven door Van Oorschot. Het onderstaande fragment komt uit het deel Martelaarschap, over de jaren 1965-1974.
maandag, 13 april. Met Jan is niet te praten. Net als vader verwerpt hij iedereen die tegen het zionisme is. Zo iemand is een antisemiet. Dat een behoorlijk mens maar één keus heeft: andere behoorlijke mensen, en niet een natie of een ras — begrijpt hij niet. 'De joden hebben recht op een land, ook als anderen daarvoor hun land moeten kwijtraken.' Een fascistische, domme redenering.
dinsdag 14 april. We eten met Henny en Elizabeth bij Nieuw-Bosporus in de Zaandijkstraat, een klein, armoedig restaurant in een achterbuurt, van waaruit we door de beslagen ramen de treinen voorbij zien rijden. In de wasem op de ruiten zitten wakken, alsof er buiten mensen staan die naar binnen kijken. Binnen zijn maar weinig mensen Een Turk zit op een luit met versterker te spelen en zingt zo hard dat je elkaar niet kunt verstaan. Er zijn wat kleine lampjes en groezelige kleedjes. In een afgeschutte keuken zijn een besnorde Turk en een blonde volksvrouw in een vormeloze rok en truitje bezig. Het eten is eenvoudig maar goed. Het lawaai van de treinen en de zingende man brengen me in een afwezige stemming Later komen nog wat Turken en twee louche homo's binnen. Een van de Turken danst in de ruimte tussen de tafeltjes. Zodra je met Henny en Elizabeth praat, versta je elkaar niet meer. Ik versta geloof ik niemand meer. En daarom kost het me moeite nog iets op te schrijven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten