maandag 6 januari 2025

Italo Svevo • 7 januari 1896

Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957). 

7 januari 1896
9½ uur v.m.
Natuurlijk herinner ik me bij het wakker worden noch het gezicht noch de liefde van Livia. Soms moet ik om me het een zowel als het ander te binnen te brengen de foto zien die daar rustig is blijven toekijken terwijl ik sliep. En dan wordt de rust van het ontwaken eensklaps verbroken door de herinnering aan het leven, aan het hele leven, en tegelijkertijd bestormt me de volle vreugde van het bezit en de ongerustheid die mijn liefde altijd begeleidde en zal begeleiden. Vervolgens roep ik me alle gesprekken voor de geest die ik de vorige dag in jouw gezelschap heb gevoerd of alleen maar woordloos, tegen jou naast me, om mezelf gerust te stellen, en als ik opsta fluit ik Wagner, de musicus van de liefde en van de smart, maar ik voel daarbij alleen de eerste. Ik ga de deur uit met mijn hoed zwierig op mijn hoofd en... een sigaret in mijn mond. Arme Livia! Elk genoegen en elk ongenoegen dat je me geeft doet mijn keelontsteking toenemen.

10 januari 1896
4 uur 7 minuten
Nee ik wacht niet tot morgen met je te schrijven. Vandaag (nog steeds 10) is me iets overkomen waar ik diep van onder de indruk ben. Al denkend aan jou heb ik bijna 24 uur lang niet gerookt. Als je lief, heel lief bent neem ik me nu, steeds aan jou denkend, opnieuw voor, me van al mijn slechte gewoonten te bevrijden en een echtgenoot voor je te worden zoals je die verdient, eeuwig en evenwichtig minnaar die niet tegen je zeurt, die niet aan je twijfelt.

zondag 5 januari 2025

Martien Zilessen • 6 januari 1948

Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen (1926-1988) uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië in de periode 1947-1950.

6 januari 1948
’s Avonds kwam den Sergeant ons zoeken, want we moesten zo vlug als ’t kon ons aankleden en naar de boot, want in een kampong hier tien kilometer vandaan, zouden 150 “kloppers” [ws. 'ploppers'] zitten. Die zouden we dan weg moeten jagen of afmaken. Toen wij op den boot stonden te wachten op de Sergeant en den Majoor hoorden we een schot. ’t Was den sten (= Engelse stengun) van den Majoor die van zijn schouder gleed en op de grond viel en afging. Een zekere van Gemert, die erbij stond kreeg de kogel door zijn arm en door zijn zij, maar ’t is gelukkig goed afgelopen. Ze hebben hem met de boot naar Iepel gebracht, en vandaar naar het hospitaal. Ze zeggen dat de kogel geen been (= bot) heeft geraakt. We moesten toen van de boot af, en zijn niet naar de “kloppers” gegaan, maar overal in de kampong in stelling gaan liggen tot ’s morgens 4 uur. Toen hebben we koffie gedronken en daarna met de boot over de rivier gezet, en vandaar op weg gegaan. We moesten over verschillende kleine riviertjes, waar dan een boom over lag. Maar door het wassen van het water, lagen die bijna allemaal onder water en moesten we er maar over zien te komen, maar dat viel nogal mee. Na een paar uurtjes te hebben gelopen, kwamen we bij een kampong dicht bij die waar de “kloppers” zouden zitten. Daar zijn we in linie doorgetrokken, maar er was niets te zien. We zijn toen verder gegaan naar de andere kampong. Toen we daar aankwamen, hebben we ons heel stil opgesteld in linie, want we dachten zeker dat we vuur zouden krijgen. We zijn er toen weer in linie doorgetrokken maar er viel geen schot. En er waren ook geen “kloppers” te zien. We hebben toen nog een dik uur in die kampong gerust. In die tijd kwam er een boot aan uit Moeara Teladang om ons op te halen.

Robert Falcon Scott • 5 januari 1911

Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het onderstaande fragment komt uit zijn expeditiedagboek.

[ChatGPT-vertaling onderaan]

Thursday, January 5.--All hands were up at 5 this morning and at work at 6. Words cannot express the splendid way in which everyone works and gradually the work gets organised. I was a little late on the scene this morning, and thereby witnessed a most extraordinary scene. Some 6 or 7 killer whales, old and young, were skirting the fast floe edge ahead of the ship; they seemed excited and dived rapidly, almost touching the floe. As we watched, they suddenly appeared astern, raising their snouts out of water. I had heard weird stories of these beasts, but had never associated serious danger with them. Close to the water's edge lay the wire stern rope of the ship, and our two Esquimaux dogs were tethered to this. I did not think of connecting the movements of the whales with this fact, and seeing them so close I shouted to Ponting, who was standing abreast of the ship. He seized his camera and ran towards the floe edge to get a close picture of the beasts, which had momentarily disappeared. The next moment the whole floe under him and the dogs heaved up and split into fragments. One could hear the 'booming' noise as the whales rose under the ice and struck it with their backs. Whale after whale rose under the ice, setting it rocking fiercely; luckily Ponting kept his feet and was able to fly to security. By an extraordinary chance also, the splits had been made around and between the dogs, so that neither of them fell into the water. Then it was clear that the whales shared our astonishment, for one after another their huge hideous heads shot vertically into the air through the cracks which they had made. As they reared them to a height of 6 or 8 feet it was possible to see their tawny head markings, their small glistening eyes, and their terrible array of teeth--by far the largest and most terrifying in the world. There cannot be a doubt that they looked up to see what had happened to Ponting and the dogs.

The latter were horribly frightened and strained to their chains, whining; the head of one killer must certainly have been within 5 feet of one of the dogs.

After this, whether they thought the game insignificant, or whether they missed Ponting is uncertain, but the terrifying creatures passed on to other hunting grounds, and we were able to rescue the dogs, and what was even more important, our petrol--5 or 6 tons of which was waiting on a piece of ice which was not split away from the main mass.

Of course, we have known well that killer whales continually skirt the edge of the floes and that they would undoubtedly snap up anyone who was unfortunate enough to fall into the water; but the facts that they could display such deliberate cunning, that they were able to break ice of such thickness (at least 2 1/2 feet), and that they could act in unison, were a revelation to us. It is clear that they are endowed with singular intelligence, and in future we shall treat that intelligence with every respect.
[...]


[ongeredigeerde vertaling door ChatGPT]

Donderdag 5 januari
Alle mannen waren vanochtend om 5 uur opgestaan en om 6 uur aan het werk. Woorden kunnen niet uitdrukken hoe geweldig iedereen werkt, en beetje bij beetje komt er orde in het werk. Ik was vanochtend wat later ter plaatse en was daardoor getuige van een buitengewoon tafereel. Zes of zeven orka’s, jong en oud, bewogen langs de rand van het vaste ijs voor het schip; ze leken opgewonden en doken snel, bijna tegen de ijsschots aan. Terwijl we toekeken, verschenen ze plotseling achter het schip en staken hun snuiten uit het water. Ik had wel vreemde verhalen over deze dieren gehoord, maar nooit gedacht dat ze echt gevaarlijk zouden zijn.

Dicht bij de rand van het ijs lag de stalen achterlijn van het schip, waaraan onze twee Eskimohonden vastgebonden waren. Ik dacht er niet aan om de bewegingen van de orka’s hiermee in verband te brengen, en toen ik ze zo dichtbij zag, riep ik naar Ponting, die naast het schip stond. Hij pakte snel zijn camera en rende naar de rand van het ijs om een close-upfoto van de dieren te maken, die op dat moment waren verdwenen. Het volgende moment kwam de hele ijsvloer onder hem en de honden omhoog en brak in stukken. Je kon het ‘dreunende’ geluid horen toen de orka’s onder het ijs omhoog kwamen en het met hun ruggen raakten.

Eén voor één kwamen de orka’s onder het ijs omhoog, waardoor het hevig begon te schommelen. Gelukkig bleef Ponting overeind en kon hij zich in veiligheid brengen. Door een wonderbaarlijk toeval waren de scheuren precies rondom en tussen de honden ontstaan, zodat geen van hen in het water viel. Toen werd het duidelijk dat de orka’s even verbaasd waren als wij, want hun enorme, afschrikwekkende koppen schoten één voor één recht omhoog door de scheuren die ze hadden gemaakt. Toen ze zich tot een hoogte van 2 of 3 meter oprichtten, konden we hun geelachtige kopmarkeringen, hun kleine glinsterende ogen en hun verschrikkelijke tanden zien – de grootste en meest angstaanjagende ter wereld. Het was duidelijk dat ze omhoog keken om te zien wat er met Ponting en de honden was gebeurd.

De honden waren doodsbang en trokken aan hun kettingen terwijl ze jammerden; de kop van een orka moet op zeker moment binnen anderhalve meter van een van de honden zijn geweest.

Wat daarna gebeurde, is onduidelijk: misschien vonden ze het ‘spel’ niet de moeite waard, of misten ze Ponting. Maar de angstaanjagende wezens trokken verder naar andere jachtgebieden, en we konden de honden redden – en, wat nog belangrijker was, onze benzine. Er lag 5 of 6 ton benzine op een stuk ijs dat gelukkig niet van de hoofdmassa was afgebroken.

We wisten natuurlijk al dat orka’s vaak langs de rand van het ijs patrouilleren en dat ze ongetwijfeld iedereen zouden grijpen die in het water zou vallen. Maar het feit dat ze zulke uitgekiende sluwheid konden tonen, dat ze ijs van minstens 75 cm dik konden breken, en dat ze in groepsverband konden handelen, was een openbaring voor ons. Het is duidelijk dat ze beschikken over een opmerkelijke intelligentie, en in de toekomst zullen we die intelligentie met alle respect behandelen.
[...]

Jan Wolkers • 4 januari 1969

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. Zijn dagboek van 1969 is verschenen bij de Bezige Bij.

zaterdag 4 januari 1969
Op veel plaatsen zijn groenige plekken van dennennaalden op de trottoirs waar ze een kerstboom van twee of driehoog naar beneden hebben gedonderd.
Om twaalf uur komt jongen uit Limburg (via Jaap Harten) die een scriptie over me schrijft. Vertelt dat hij een keer voor de biologieles een koeienoog moest halen in het abattoir. Ze houden daar een jampot onder een koeienkop. Halen dan razendsnel een mes met schrapend geluid door een oogkas. Plop! Het oog zit in de jampot. Hij loopt ook hard. Vertelt dat vlak bij hem de hardloper Osendarp woont (brons in Berlijn in 1936). Ik zeg dat hij fout geweest is in de oorlog. Hij is daar nu mijnwerker.
lk bel Willem of ik de altsax kan kopen voor Eric's verjaardag. Hij wil hem me alleen maar geven. Met geen mogelijkheid kan ik hem kopen. We gaan de stad in en kopen de vier Louis Davidsplaten voor hem en een fles whisky. Ook een fles champagne voor Eric's eenentwintigste verjaardag. En een grote appeltaart bij Pott. Karina's familie belt op om te zeggen dat ze mijn optreden voor de televisie in 'Mies en Scène' politiek zo goed vonden.
Om 7 uur belt Willem Breuker dat we de altsax in Amsterdam-Noord kunnen gaan halen. We halen eerst Willem op. Luisteren in zijn kamer nog naar een plaat van hem, met een stuk over de veertiende juni. Zijn ouders zitten bij de televisie. Er hangt een bekende reproductie aan de wand naar het schilderij van Monet met blauwe bergen. Op Willems kamer zelfgemaakt bureau van geperst hout. Over de brug bij Schellingwou gaan we naar Noord. Hoge eenzame flats zomaar in de polder.

donderdag 2 januari 2025

Frits Bolkestein • 3 januari 2002

• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.

Donderdag 3 januari
Uitgegleden in het Vondelpark — gat niet alleen in mijn hoofd, maar ook in mijn herinnering dus (lichte) hersenschudding. Vriendelijke omstanders hebben maar een ambulance laten komen. In het vu-ziekenhuis hebben ze foto's van mijn hoofd gemaakt maar geen schedelfractuur dus na tetanusinjectie weer naar huis, dat wil zeggen naar Dolph Kohnstamm die een borrel voor mij had aangericht, waar ik twee uur te laat aankwam. Toch nog kunnen praten met Jan Elshout, Koen Bregstein, Rob Veenis en Thijs Ornstein. Maar aan een aantal anderen ben ik niet toegekomen, onder wie Noortje Eykelboom-Piccardt, die Angusina en ik in mei 1960 in Nairobi van de vluchtelingentrein uit Bukavu hebben gehaald en hebben opgevangen tot ze met een vliegtuig naar Europa kon gaan.

woensdag 1 januari 2025

Wim Kan • 2 januari 1974

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de DBNL. Het fragnemnt hieronder gaat over de zeer geslaagde oudejaarsconference van 1973.

Woensdag 2 januari 5.05 uur. In de diepe fauteuil Wildwal
Diep in het bos. Absolute stilte. Ook een beetje aan het komen nu in mijn hart. Om drie uur wakker. Oudejaarsavond om kwart voor negen nog even in een rustig Rheden bij het station. Nog een paar auto's die zich televisiewaarts spoedden (zoals ik mijzelf troostte). Om vijf over negen met eeuwige lieve Tuf paraat bij het apparaat. In mijn buik gerommel. Precies 21.15 uur begon het. Geluid zacht gezet, anders lijkt het succes te groot, zo dacht ik. Vierde versie raasde over het scherm. Vond het zelf nog vaak te langzaam. Ontdekte kleine, nieuwe fouten. Had het graag ter plaatse over willen doen. Toen het uit was, lange tijd stilte. Twijfel stond rechtop in de kamer. Eindelijk telefoon. Willem Duys en Anne Marie Oster! Willem: Fenomenaal! Ongekend! Tv-persoonlijkheid. Zie je weer televisie is geen massa persoonlijkheid. Het is een instrument voor vier personen. Op dat moment begon ik er in te geloven. In een succes. Telefoon van Frans Rühl. Het is ingeslagen als een bom. Enorm. En ze vinden u zo scherp deze keer. Kreeg het gevoel: 't was goed. Om 00.20 uur telefoon van meneer Van Liempt. Geweldig. Morgen fotograaf Telegraaf. 2 januari frontpagina foto van u beiden. Dat wil de hoofdredactie en Henk van der Meyden. Het jaaroverzicht op tv begon en eindigde met mij. Tevreden om 2.15 uur naar bed. Nieuwjaarsdag om elf uur meneer Van Liempt gebeld en Telegraaf afgezegd: zoiets ontaardt in een interview. Het is nu tien over half zes. De twijfel komt opnieuw langzaam opzetten. Dokter Bon belde Ol nog op. Vond het teveel Den Uyl. Wanhopige pogingen van Ol mij te doen geloven dat ze het zo geweldig hadden gevonden. Maar ook na de voorstelling in Utrecht wist ik al dat de Medische Engelen spreekkamerfans zijn en dat is totaal iets anders dan zaalfans. En zo dan maar weer vol twijfel het nieuwe jaar in, de tweede dag tegemoet.

Donald Niedekker • 1 januari 2021

• Nadat de moeder van schrijver Donald Niedekkker (1963) was overleden, begon hij aan een dagboek met "gedachten, herinneringen, notities bij het overlijden van ma", getiteld Rouw

VRIJDAG 1 JANUARI
Het is 1 januari. Het is vrijdag. Het is twee uur en ik hang de was op. Buiten, geheel in de geest van ma.
Ik wil het vrijdagse gedenken hierbij laten maar dan valt mijn oog op het glas water dat ma hier na haar laatste bezoek op tafel heeft laten staan.
Ik kwam terug uit de hospice in Schoorl, liep door de gang de keuken in en daar stond als getuige van onze laatste pannenkoekenlunch ma's glas van Kikker, die in zijn rood-wit gestreepte broek met open armpjes en een uit zijn oog rollende traan op de lange verwelkomende armen van haas afstormt. Haar 'Kikker en zijn vriendjes'-glas, was voor een derde met water gevuld, alsof ze zo weer aan tafel zou aanschuiven, op haar vaste plek, bij het raam met Isa op het paarse kussentje tegen haar aan gevlijd, alsof ze alleen even naar buiten was gegaan om een tak kamperfoelie te plukken of met pa een wandeling door het bos te maken. Maar het tijdelijke sloeg genadeloos om in het onherroepelijke. Ze zou dat glas nooit meer aanraken. Ze zou hier niet meer komen. We hadden bij de koffie het ontwerp en de tekst van de overlijdenskaart besproken.
Het glas met het restje Heilooër water, dat ze zo lekker vond, heeft vier maanden naast mijn Van Dale gestaan, de woordenboeken die ze steevast leende als ik weer maanden in Berlijn zat.
Ik besluit naar Egmond Bad Zuid te rijden met het glas in een bak met grind zodat het niet om kan vallen. Ter hoogte van waar het roomgele strandhuisje stond heb ik, toen de zon achter de wolken op de horizon zakte, haar laatste slokken in de branding van mooie brede over elkaar schuivende en uitglijdende golven gegooid.
Hier had zij gelukkige zomers doorgebracht, als kind met haar ouders en Ien, later ook met Loes en Bob, met haar schoonouders onder hun sombrero's. Hier was ze gelukkig met Bart, met haar gezin en wie maar aan kwam waaien, de buren Thea en Joop, Helga uit Wenen, Elly Groot met haar kinderen en eerder haar vriendin Ans.
En met het niet aflatende geruis van de branding, het warme zand, de boven zee tot mist verstoven regen, de zeilboten en het klapperen van de touwen tegen de masten.
Het water uit het glas maakte een paar kringen in een zacht ritselend uitlopende golf en loste op in de zee. Een zoete groet van wie hier zo vaak heeft gezwommen, als kind, meisje, moeder van drie kinderen, oma, en na het overlijden van Roel ten slotte als rouwende moeder.