donderdag 29 mei 2025

John Cheever • 30 mei 1960

John Cheever (1912-1982) was een Amerikaanse schrijver. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands vertaald (door Frank van Dixhoorn) als Verscheurde stilte.

Memorial Day. Een nieuw notitieboek. Een man met een gepoederde pruik en een tricorne loopt met een grote trom langs de drankzaak. Ik neem mijn jongste zoon niet mee naar de optocht, wat ik twee jaar geleden nog wel zou hebben gedaan. Zo oud ben ik geworden, of schichtig. Ga met Ben naar 'The Bridge on the River Kwai' en denk aan X. die last heeft van zwaarmoedigheid en door de stad loopt, op zoek naar films waarin gestorven wordt, afschuwelijk en abrupt, films over martelingen, aardbevingen, overstromingen en moordaanslagen - elke variant van menselijk leed waardoor zijn eigen toestand wat minder erg zou lijken. Als ik in de bioscoop zit vraag ik me af of deze cafarde, dat eindeloze hunkeren, die mysterieuze, ontzettende zwaarmoedigheid waar ik last van heb misschien niet meer is dan simpel alcoholisme. Dus ik kijk vol verlangen naar de zachte sterren, maar die zullen me niet helpen. Ik denk aan morele crises, maar wat weet ik eigenlijk van onthouding, van zelfdiscipline?

• De menselijke ellende beschrijven, ingrijpend en onafzienbaar, zonder een sfeer van ontkenning te creëren. Ellende ontdoen van zelfbeklag en morbiditeit, pijn verheffen. Maar kun je zo iets doen - kun je omgaan met tragiek - zonder een beetje moreel gezag, een beetje gevoel voor goed en kwaad?

• Nu ik minder gedronken heb dan normaal of (zoals mijn vader zou zeggen) niet reeds vol zit, voel ik me voor het eerst sinds lange tijd vrij van de cafarde. Kwart voor negen. Zomertijd. Wat zou het makkelijk zijn om dit gewoon te zien als een kwestie van zelfdiscipline. Regen en donder halverwege de middag, de eerste van de maand. Onze oerangst voor droogte en de gevolgen daarvan voor het gewas, in dit geval ruim een hectare gazon en drieënveertig rozestruiken.

woensdag 28 mei 2025

Elizabeth Oldham • 29 mei 1947

From the diary of a Johnstown housewife (Mrs. Elizabeth Oldham of Moxham)

Thursday May 29, 1947
Bessie and Pat took Ida and I out to the (Grandview?) cemetery and we fixed up the graves.
It rained on the way out.
But the sun come out and it got nice. We got along good. Ida and I fixed up Dads & Mothers graves and did what we could towards fixing the rest of the graves. Bessie and Pat fix up their graves. I fell and bumped my head on a log in under the grape harber.

Friday, May 30, 1947
I baked bread to day. But did not do any thing else much. I am not feeling very good. Chester & his family and Else Wagner and her girl was here a while this evening. They was out at the cemetery to fix up the graves.

dinsdag 27 mei 2025

Jaap Bijvoet • 28 mei 1916

• Bloembollenhandelaar Jaap Bijvoet (1873-1948) maakte in 1916 een zakenreis naar de Verenigde Staten, en hield van die reis een dagboekje bij.

27 Mei Omstreeks half twaalf steekt de "Rijndam"van wal.

28 Mei Zondag, prachtig weer. Kennis gemaakt met een zekere Mr: Ganz, fabrikant van knoopen, en een zekere Mrs Daams die naar haar man gaat, een Ingenieur van de Bataafsche Petroleum Mij.

29 Mei Wij varen langs de kust van Noorwegen. Brieven aan Mien, Fons, Mia en Albert. Briefkaarten aan Jan, Jaap en Sim. 's Middags een koppel bruinvischen, 's nachts noorderlicht.

30 Mei Kirkwall, vol schepen. De Andijk (met chilisalpeter ligt er reeds veertien dagen). De Westerdijk kwam een paar uur na ons. Het is mooi weer maar koud, merkbaar noordelijker. S'middags vertrokken we weer nadat de post eruit gehaald is.

31 Mei Woensdag. Boven langs Schotland. Prachtig weer,maar koud. 's Middags mist en regen.

1 Juni Langs de Iersche kust. Mistig en regen. 's Middags mooier (Hatpool 9). Mooie rotsen. Om 9 uur passeerden we Fast Rock Lighthouse.

2 Juni Vrijdag. S'morgens in Falmouth aangekomen. Een prachtige kust. Brieven aan Mien, Mia, moeder Dieuwert.

3 Juni Zaterdag om twee uur zee in.

zondag 25 mei 2025

Martien Zilessen • 26 mei 1947

Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen (1926-1988) uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië in de periode 1947-1950.

Zondag 25 Mei 1947, Eerste Pinksterdag:
’s Morgens in Palembang naar de kerk geweest. Daar werd een mis met drie heren gedaan, waaronder den Bisschop. ’s Avonds om 6 uur weer op wacht gegaan.

Maandag 26 Mei 1947, Tweede Pinksterdag:
’s Morgens van wacht gekomen, we hebben van de nacht niets gezien. Ik ging ’s morgens even op bed liggen en ben toen ingeslapen. Anders was ik naar de kerk gegaan, toen ik wakker werd was ’t te laat, de auto was juist weg. Daar had ik zeer veel spijt van, dat ik de tweede Pinksterdag nog niet naar de kerk was geweest. ’s Avonds was er feest in de kampong, daar zijn de korporaal Jan van den Heuvel en ik heen geweest. ’t Was er goed, we hebben den hele avond gevreten (van allerhande fruit). Er was ook een kronjo band, die van allerhande Maleisische liedjes speelde.

Dinsdag 27 Mei 1947:
Vanmorgen hebben we wat planken van ’t huis gehaald, waar we aan ’t slopen zijn geweest. Die hebben we rond ’t huis gelegd tegen den modder. Om een uur of vijf zijn we wezen voetballen, maar daar word je hier zo moe van, dat je het nog geen half uur volhoudt.

Woensdag 28 Mei 1947:
Vandaag zijn we weer wat planken wezen halen. Na de middag heb ik wat geslapen, want ik moet vanavond op wacht.

Donderdag 29 Mei 1947:
De wacht is goed verlopen, en ik heb vanmorgen geslapen tot de middag. Toen goed gegeten, en ’s avonds in Palembang naar de film geweest. (’t meisje van Alaska.).

Charles B. Timmer • 25 mei 1951

Charles B. Timmer was een Nederlandse schrijver en vertaler. Poolse dagboeknotities 1950-1952.

Szczecin, 25.5.1951. Van 18 tot 24 mei werd - met een enorme krachtsinspanning en materiaalverspilling - het ‘plebisciet’ [volksraadpleging] voor de vrede gehouden. En de moeite werd beloond: na het tellen van de stemmen werd geconstateerd dat niemand van de Poolse arbeiders en boeren oorlog wilde. Maar in de nacht van 23 op 24 mei, verdwenen als bij toverslag alle rode attributen, alle vlaggen, alle portretten en leuzen, alle duiven. Want vandaag is het de grote katholieke feestdag van Corpus Christi.

Vanochtend al trokken lange processies door de straten, waaraan door duizenden werd deelgenomen. Hier en daar op straat waren altaren opgericht met kaarsen, bloemen, religieuze voorstellingen, door palmen geflankeerd. Sommige winkels zijn voor deze gelegenheid volslagen verkatholiekt, uit de ramen der huizen hangen de mooiste tapijten, waarop, vaak achter glas, een religieuze plaat is bevestigd. Meisjes lopen in lange witte jurken rond, met Aäronskelken in de hand. En wat vooral opvalt is de spontaniteit van deze betoging in vergelijking tot de ongeïnspireerde 1-Mei-demonstratie of ook die van het ‘plebisciet’ van gisteren. Iedereen die maar kan doet nu mee - en daarbij moet men bedenken dat er geen straf staat op absentie, in tegendeel! Zo wordt de religieuze processie in deze dagen tegelijk een stilzwijgende politieke demonstratie. Ook het katholicisme is een bevestiging van collectivisme, weliswaar met andere middelen. Misschien verklaart dit voor een deel, waarom in een katholiek land als Polen het communistische knedingsproces zo geduldig verdragen wordt. Men is immers gewend aan irrationeel leiderschap, aan het lopen aan de leiband zonder het stellen van teveel vragen, aan de suggestieve werking van symbolen, heiligenbeelden, aan de veruiterlijking van een belijdenis, aan massageloof. De katholieke versierselen zijn al even lelijk en wanstaltig als die van de communisten, even gemeen van smaak - alleen ontlenen zij hun bestaansrecht aan een lange, van geslacht op geslacht overgedragen traditie.

Elfriede Kuhr • 24 mei 1915

Elfriede Kuhr (1902-1989) was een Duits meisje dat in de Eerste Wereldoorlog een dagboek bijhield, dat met andere dagboeken van jongeren de basis vormde voor een tv-docudrama.

24 mei 1915
Er is een nieuw, verschrikkelijk oorlogswapen: gifgas! Het is in de bloedige gevechten bij het IJzer-Ieperkanaal aan het westelijk front gebruikt. De soldaten dragen nu bij de gevechten zogeheten ‘gasmaskers’, dat zijn slurfvormige, lelijke, grauwgroene maskers met grote glazen vensters voor de ogen en zuurstoftoevoer om te kunnen ademen. Als aan het front gifgasalarm wordt gegeven, halen de soldaten de maskers meteen van hun koppel en duwen ze over hun gezicht. Maar vaak komt de waarschuwing te laat; het gas is al door de loopgraven gestroomd. De soldaten zijn banger voor de gasoorlog dan voor schrapnels, granaten, machinegeweren en dumdumkogels. In plaats van dat er vrede komt, wordt de oorlog steeds erger. Het eind is nog niet in zicht.

donderdag 22 mei 2025

Reinier Lucassen • 23 mei 1975

Reinier Lucassen is een Nederlandse kunstschilder. Hij publiceerde in 1975 enige dagboekbladen in De Revisor.
De wat recalcitrante kunstenaar Rob van Koningsbruggen, tegen wie Lucassen hieronder tekeergaat, baarde in die dagen opzien met zijn 'geschoven schilderijen', die hij vervaardigde door twee met verf bestreken doeken langs elkaar heen te schuiven. Zie ook hier.

19 Mei
Nog een stukje naar aanleiding van de tentoonstelling Fundamentele Schilderkunst in het Stedelijk Museum. Het betreft het geval van die breier R. van Koningsbruggen. In de catalogus van deze tentoonstelling is een gestencilde mededeling toegevoegd, waarop men lezen kan dat R. van Koningsbruggen niet aan deze tentoonstelling wou deelnemen, maar dat ondanks dit er toch werk van hem met zijn toestemming aanwezig is op deze tentoonstelling. Dit is mogelijk gemaakt door de medewerking van de verzamelaar... (de naam van die sul ben ik vergeten) die het werk voor deze tentoonstelling bereidwillig in bruikleen heeft afgestaan. Dat noemen ze twee vliegen in één klap slaan. Echt moeders slimme jongen, die Van Koningsbruggen.

23 Mei
Het wordt steeds treuriger. Het laatste mededelingennummer van het Centraal Museum in Utrecht is nota bene verzorgd door die knoeier R. van Koningsbruggen. Eerst dat trutterige boekje van S. Huismans en nu, het kan niet op, een boekje van de hand van deze superspecialist. Ik vraag mij af wie op het geniale idee gekomen is hem te vragen zo'n bulletin te verzorgen. Deze meester van: hoe maak je twee schilderijen van één heeft een onthullend gesprekje gehad met C. en H. Blotkamp, waar dit mededelingennummer mee opent. Een prachtige opening, dit interview slaat werkelijk alles en dan bedoel ik niet zozeer de vragen als wel de antwoorden die hij op de vragen geeft. Wanneer R. van Koningsbruggen niet inziet dat het beter zou zijn als hij zou stoppen met het maken van zijn lullige schilderijtjes, kan hij in ieder geval mijn goed gemeende raad opvolgen voortaan zijn mond dicht te houden. Dan is het mogelijk dat er nog enige tijd kunstliefhebbers zijn, die zullen geloven dat wat hij maakt iets betekent.

woensdag 21 mei 2025

August Willemsen • 22 mei 1961

August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

22 mei
Onvoorstelbaar: vorig jaar, een halfjaar lang, heb ik vrijwel elk moment dat ik wilde kunnen slapen met een mooie, lieve vrouw. Hoe onbereikbaar is dat nu. Maar, nog onvoorstelbaarder: die onbereikbaarheid is wat ik wil, nu, op dit moment.
Mijn angst voor verplichtingen is beslist panisch. Bijvoorbeeld: sinds de cocktailparty op de zaak, ca. 6 weken terug, denk ik er voortdurend aan met Astrid uit te gaan. Maar als ik dat doe, heb ik een soort verantwoordelijkheid voor het welslagen van de avond. En daar ben ik niet zeker van, want ik ken haar niet. Ik kan haar reactie op bepaalde dingen niet voorzien. Ik kan mijn eigen reactie niet eens voorzien.
Het overkomt me ook dat mensen die ik ken, of denk te kennen, opeens iets zeggen waardoor ze in één keer een vreemde worden. Dan denk ik: hoe hebben we ooit met elkaar kunnen omgaan? Hoe heeft ie dat kunnen zeggen? Ik begrijp eigenlijk niks van 'm.
Maar vaak, wanneer ik dat denk, denk ik in de ogen de ander te zien dat die precies hetzelfde van mij denkt.
Gezien dit alles is het een wonder dat er, zoals ik heb kunnen vaststellen, nog mensen zijn die aan me denken. Vorige week kwam Marian tussen de middag langs bij J. W.T., en zojuist belde ze op met de vraag of ik vrijdag a.s. bij haar kom eten, met Hansje en Jan.

dinsdag 20 mei 2025

Mart Smeets • 21 mei 2008

Mart Smeets (1947) is sportverslaggever en -commentator. In 2008 schreef hij Sportzomerdagboek. Foto: Iris Vetter.

20 mei
Het is 's avonds tegen achten als K., mijn vrouw, en ik de weg kwijtraken in Worcester, Massachusetts. We zijn met North West naar Boston gevlogen, hebben de huurauto opgehaald en zijn dwars door Boston naar het westen gereden. Jaloers heb ik naar de mensen gekeken die Fenway Park, het heiligste aller honkbalstadions, binnengingen. Ons navigatiesysteem geeft niet thuis als we het adres van ons hotel intikken. Ik ga de weg vragen in een desolaat tankstation. De man achter de tralies (dit is de USA) spreekt met een bijna onverstaanbaar accent. Gevraagd waar hij vandaan komt, zegt hij: 'From Belarus.' Ik knik: Wit-Rus. De man heeft gore, bruine tanden, maar hij weet wel waar ik heen moet. Drie minuten later staan we voor het hotel, een half uur later eten we iets kleins en drinken we een behoorlijke Australische wijn. Ik haal de eerste minuten van David Letterman nog net en zak dan helemaal weg. Wakker om vier uur; compleet gekleed op bed, de tv aan, kramp in beide benen. K. slaapt naast me de slaap der onschuldigen. Onder de lakens, dat wel.

maandag 19 mei 2025

Cosima Wagner • 20 mei 1869

Cosima Wagner (1837-1930) was de echtgenote van de Duitse componist Richard Wagner. De fragmenten uit haar dagboeken die handelen over Friedrich Nietzsche, zijn verzameld in Nietzsche contra Wagner.

17 mei 1869
Aan tafel een filoloog, professor Nietzsche, met wie R. [Richard] bij Brockhaus kennis heeft gemaakt en die uitstekend op de hoogte is van R.’s werken en zelfs tijdens zijn colleges uit Oper und Drama citeert. Een rustig en aangenaam bezoek, om vier uur rijden we bij lichte regen naar de stad.

20 mei 1869
Vervolgens professor Nietzsche uitgenodigd voor R.’s verjaardag.

23 mei 1869
R. kreeg felicitatiebrieven van Nohl, Lang [...], van de filoloog Nietzsche (heel mooie brief) en van postmeester Wickerle uit Schwerin. Alle andere vrienden en familieleden hebben niets van zich laten horen. Dat is niet zo fraai. ’s Avonds ben ik heel weemoedig gestemd. De eenzaamheid is het enige dat ons kan helpen.

5 juni 1869
De filoloog prof. Nietzsche laat zich aanmelden, R. wilde hem afzeggen, ik denk dat het beter is dat hij komt. [...] De avond heel genoeglijk met Nietzsche doorgebracht. Tegen elven goedenacht gezegd. De weeën kondigen zich aan.

6 juni 1869
Om één uur naar beneden om Richard instructies te geven en hem op het hart te drukken vooral geen toestanden te maken en geen wijzigingen aan te brengen in de voorgenomen dagindeling en Nietzsche gewoon samen met de kinderen het middageten te laten gebruiken. [...] Rond de middag moest R. mij alleen laten om met de gast (Nietzsche) en de kinderen het middagmaal te gebruiken.

zondag 18 mei 2025

Aarnout • 19 mei 1982

• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.

woensdag, 19 mei 1982
Vandaag de hele dag in de dagboeken van Anaïs Nin gelezen. Mijn hemel, wat een roerig leven! Wat gebeurde er veel. Wat een fel levende vrouw. Veel van de roem van haar dagboeken wordt natuurlijk ook ontleend aan haar vriendschap met Henry Miller.
Juni 1933: ‘Henry weet niet waaraan hij lijdt. Ik zeg het woord “eclips” en dat woord is genoeg om de chaos van Henry te illumineren en hij begint weer samen te vloeien. Ik haal zijn versplinterd brein bij elkaar. Ik laat hem zich concentreren op zijn richting, zelf-kennis. Hij laat mij de straten proeven, café's, films, eten en drinken, en hij smaakt de vreugden van het bewustzijn. “Hoe waar, hoe waar”, roept hij. En hij begint bijna onmiddellijk te werken. Dit dagboek blijkt een kolossaal, alles overspoelend hunkeren naar waarheid, aangezien ik, door het schrijven, het risico loop het hele optreksel van mijn illusies, al de giften die ik heb gedaan, alles wat ik creëerde en beschermde, iedereen die ik redde van de waarheid, te vernietigen.’
Ken ik beroemde schrijvers? Vorig jaar, toen ik Gemma weer 's een dagje Amsterdam liet proeven, hebben we Manuel Van Loggem zien lopen. Tenminste, ik zou zweren dat het 'm was, hij droeg een geinig artistiek petje. Gemma had nog nooit iets van hem gelezen en was dus niet zo gemotiveerd om achter hem aan te gaan. Boekhandel Paats organiseert hier wel 's middagen waarop schrijvers komen signeren. Ik zou dan zo'n schrijver scherp kunnen observeren om er in mijn dagboek verslag van te doen.

Sergej Diaghilev • 18 mei 1908

Sergej Pavlovitsj Diaghilev (1872–1929) was een Russische impresario. Op deze website zijn een aantal dagboekfragmenten van hem te vinden.
• Portret: Valentin Serov

(18 mei 1908) We were all in a state of fever. I was staying at the Hôtel de Hollande, which no longer exists, in the Rue de la Paix. We all went late to bed. In the early hours I heard a knock at my door.
"Who is it?"
"It is I, Chaliapine. Can I come in?"
"What's the matter, Feodor Ivanovitch?"
"Is there a settee in your room? I can't bear to be alone."
So that giant spent the night in my room, sleeping fitfully, curled up on a tiny sofa.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

We waren allemaal in een soort koortsachtige stemming. Ik verbleef in Hôtel de Hollande, dat inmiddels niet meer bestaat, in de Rue de la Paix. We gingen allemaal laat naar bed. In de vroege uurtjes klopte er iemand op mijn deur.
"Wie is daar?"
"Ik ben het, Chaliapine. Mag ik binnenkomen?"
"Wat is er aan de hand, Feodor Ivanovitsj?"
"Is er een sofa in je kamer? Ik kan het niet verdragen om alleen te zijn."

En zo bracht die reus de nacht door in mijn kamer, onrustig slapend, opgerold op een klein bankje.

Hans Warren • 17 mei 1940

Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. In zijn jonge jaren, van 1936-1942, hield hij een 'natuurdagboek' bij.

16 mei 1940. - De ellendigste avond die we tot nu toe meegemaakt hebben. 's Middags waren een officier en een soldaat bij ons komen schuilen voor de vliegtuigen, en toen begrepen we pas hoe 'n wanorde het in ons leger geworden is. Na een lange zwerftocht vanuit Limburg, door Brabant, België, Zeeuwsch-Vlaanderen, Walcheren en Zuid-Beveland waren de mannen hier in Borssele terecht gekomen. Ze wisten absoluut niet waar ze nu naar toe moesten. Daar kwam bij dat Zeeland zich niet wil overgeven**, terwijl overal in Nederland de wapens al zijn neergelegd.
De commandant van Zeeland, de rechtstreekse chef van de luitenant die bij ons was, was verdwenen, en een overste, die nu zo'n beetje de oppermacht had, dwong tot voortzetten van de strijd. We kwamen te weten dat er een grote kans bestond dat ons huis omvergeschoten zou worden wanneer het in de weg stond bij de gevechten.
We durven niet gaan slapen, dit wordt een ellendige nacht.

17 mei 1940. - Ik ben het beu om in mijn natuurdagboek over de oorlog te schrijven. Dit soort notities hoort er niet in thuis en daarom beperk ik me er toe te zeggen dat de Duitsers vandaag in Borssele zijn aangekomen, dat de peilboot gegapt is door wegvluchtende Fransen vanmorgen (tragisch die stapels verscheurde brieven, foto's, achtergelaten bezittingen...) en dat vanmiddag Middelburg is platgebombardeerd. Alles stond in brand, 's avonds was het een laaiende vuurgloed, wel mooi om te zien. In Vlissingen brandde het ook overal, maar niet zo hevig. Voor de rest: basta!


** In de vroege morgen van 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Na de capitulatie van de rest van Nederland op 14 mei ging de strijd in Zeeland nog voort. Zeeland werd verdedigd door Nederlandse en Franse troepen. In de avond van 17 mei capituleerden de meesten van hen. Eerst op 24 mei hadden de Duitsers heel Zeeland in handen.

donderdag 15 mei 2025

Dana Constandse • 16 mei 1993


Dana Constandse (1930-2018) was neerlandica en schrijfster. Uit: Hollands Maandblad.

deel 1
deel 2

12/5: Al een paar dagen hoor ik 's morgens in de kastanje een zwartkop zingen en vandaag vermoed ik grauwe vliegenvangers. Dat is toch veel interessanter dan stadsduiven.

15/5: Maar natuurlijk ben ik blij. Sinds gisteren zijn ze er weer. Eerst was er nog verwarring, het wijfje had twee doffers achter zich aan. Vandaag lijkt het oorspronkelijke stel terug op de kast.

16/5: Zoals zo'n duif maar wat zit te staren bij de nestplek, terwijl de doffer koerig om haar heen draait. Soms vliegt ze zonder aankondiging weg, de ander er direct achteraan.

woensdag 14 mei 2025

Arnolda Huizinga-Sannes • 15 mei 1940

• Arnolda Huizinga-Sannes, Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[15 mei]
Die zelfde dag kregen we de gelegenheid ons te realiseeren dat nu de Duitschers baas waren in ons land. Wat dat zeggen wil voor groote groepen onder de Nederlanders: voor de Joden, socialisten, communisten, vrijmetselaars. Maar vooral voor de Joden. De komst van de Duitschers bracht angst onder hen, angst over het lot dat hen nu te wachten stond. Velen hebben dat lot niet durven afwachten, maar maakten zelf een einde aan hun leven. Veele gezinnen tegelijk; velen die wij kenden uit de S.D.A.P. of Vakverbond. Het ging als een treurmare van mond tot mond: die en die en die. Er waren hoogleeraren bij, artsen, politici, enz. Soms lukte de poging niet, zooals bij La Bella, die met vrouw en kinderen door gasverstikking het leven wilde beëindigen; hij, La Bella zelf, kwam weer bij! Maar wat ons van nabij trof was de dood van Menno ter Braak. Ook hij heeft zijn lot niet willen afwachten en in overleg met Ant [zijn echtgenote] en met Wim [zijn jongere broer], ging hij bij Wim aan huis de dood in. Dat hij gevaar zou loopen was niet denkbeeldig. De N.S.B. haatte hem om zijn scherpe pen en zijn meedogenloze kritiek op het heele Hitler regiem. Menno kon niet leven in een land, waar hem de mond gesnoerd zou worden; hij wist wat hem te wachten stond als hij in handen van den vijand viel. Hij is hen vóór geweest. Den volgende dag al zijn ze aan zijn huis geweest om hem te halen. Menno kennende, kunnen wij deze daad van hem wel begrijpen, al kunnen wij nooit zeggen dat het goed was. Ik voel het altijd als iets dat een mensch niet geoorloofd is. Het heeft ons erg aangegrepen. Ant heeft er vrede mee, maar ze voelt zich zeer eenzaam.

dinsdag 13 mei 2025

Anton de Neeve • 14 mei 1940

• Journalist Anton de Neeve, Rotterdam — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[14 mei]
Intussen was in de eerste ogenblikken de opluchting groot, na de vreselijke uren die Rotterdam had doorleefd [door het bombardement]. Maar ook was er veel teleurstelling, vooral onder onze soldaten, die vier en een halve dag vaak met de moed der wanhoop hadden gestreden en hun plicht hadden gedaan. Op de boek van onze straat stond een boom van een kerel, een luchtschutter van de vliegdienst, te huilen als een kind. Dat alle offers vergeefs waren geweest, zij hun kameraden voor hun ogen hadden zien vallen, vaak verraderlijk in de rug geschoten, het waren emoties die nu opeens te zwaar werden voor hun door vermoeienis en uitputting verzwakte zenuwen.
Intussen reden door de straten al de eerste transporten van onze krijgsgevangen soldaten, die hier en daar luide werden toegejuicht. En er tussendoor ook wagens met gewonde en gesneuvelde militairen en tijdens het bombardement omgekomen burgers, die in snelle Rode Kruis-auto's vervoerd werden. Inmiddels stroomden de overweldigers van ons lieve vaderland de goede stad Rotterdam binnen. Gemotoriseerde eenheden met motorrijwielen en zijspannen, personenauto's en vrachtauto's, licht geschut en bijbehorende materieel reden door de straten.
In huis heerste na de sterke emoties van de laatste tijd een haast onnatuurlijke rust: de stilte na de storm. Zonder ons ook maar enigszins te willen realiseren de dingen, die nog komen konden en naar alle waarschijnlijkheid toch ook wel komen moesten, gezien de ervaringen met de Duitse bezettingen in andere landen opgedaan, werd nu ieder door een gevoel van opluchting beheerst en ook van dankbaarheid voor het behoud van het leven en van dat van zijn naaste omgeving.

maandag 12 mei 2025

Jan Christoffel Herpel • 13 mei 1940

Jan Christoffel Herpel, Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

13 mei 1940
Tot doelloosheid aangewezen als men is bij een regenachtige tweede Pinksterdag, zoo voelden wij ons nu ook met deze stralende hemel. Opgesloten in huis. Deze dag hulde zich in de geheimzinnige vragen betreffende het verraad. De vijand lag niet alleen aan de fronten, die het legerbericht noemde, neen, de vijand loerde uit de huizen in onze omgeving ook. Ook officieel wordt ernstig gewaarschuwd tegen het verspreiden van valsche geruchten. Dit kon evenwel niet verhinderen dat ik met aandacht de verhalen taxeerde die mij bij tientallen in de loop van deze dag ter oore kwamen. De berichten van vijanden in Nederlandsche uniformen waren al buiten onze belangstelling gekomen. Meer actueel was het besmeuren en bekladden van de namen van prominente figuren, verdacht van medeplichtigheid aan het "groote verraad". "Hoe had men dát nu van die of die man kunnen denken". De directeur van de K.L.M. zou het in brand steken van een groot aantal vliegtuigen hebben toegelaten. De directeur van de posterijen had de spionnage in de hand gewerkt en was deswege gefusilleerd. Zoo was in het algemeen de vorm van die geruchten. Al of niet ten deele waar, mistten zij hun uitwerking niet; er ontstond niet alleen een spanning, maar wat erger was, een wantrouwen; een wantrouwen van iedere voorbijganger, een wantrouwen zelfs van de buren. Het was zelfs zoo, dat het "verraad" voor ons een veel duidelijker vorm, een veel realistischer uiting had, dan de eigenlijke strijd aan de fronten.

zondag 11 mei 2025

Gerrit Ossenkoppele • 12 mei 1940

• Fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

12 mei 1940
[...] Even later zag ik door het schietgat een klein hondje komen aanrennen, waarschijnlijk van één van de boerderijen vandaan. Hij kwam naar binnen en nestelde zich tegen mij aan. Je kon zien dat hij vreselijk bang was: hij jankte zachtjes. Ik probeerde hem af te schuiven naar de anderen maar daar wilde hij niets van weten. Hij bleef bij mij. Toen zei één van de soldaten: "als ik toch moet sneuvelen, wil ik niet bij een dode hond liggen" en dus werd besloten het dier verder de loopgraaf in te jagen. Dit mislukte telkens weer. De hond wilde bij ons blijven. Toen bood ik mij aan om de hond een heel eind verder de loopgraaf in te brengen tot het punt waar een mitrailleur stond. Hopelijk bleef het dier daar. Nauwelijks had ik een twintigtal meters afgelegd of er kwam een granaat aansuizen en naar het geluid te oordelen zou die vlak bij mij neerkomen. Ik had het hondje onder mijn arm genomen en liet me in de loopgraaf vallen toen de granaat ontplofte. Ik lag helemaal onder het zand en was eerst geheel versuft, stond daarna op, schudde al het zand van mij af en constateerde dat ik niet gewond was. Dat had ik er dus goed afgebracht maar waar was de hond gebleven? Ik zag hem nergens meer, was hij verder de loopgraaf ingelopen? Plots zag ik echter tussen het zand de staart van het beestje. Ik trok er aan en schrok toen hevig: hij had een granaatscherf in zijn buik en was dood. Toen ik terug kwam in de stelling en het de anderen vertelde, konden die het eerst niet geloven. Ze gingen kijken en toen hebben wij het hondje in de loopgraaf begraven.

• Gerrit Ossenkoppele, gelegerd bij de Grebbeberg

Carolina van Erp Taalman Kip • 11 mei 1940

• Haagse ambtenares Carolina van Erp Taalman Kip (40 jaar) — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[11 mei]
Tweede oorlogsdag. Gisterenavond niet meer tot schrijven gekomen door het beplakken der ruiten, kranten lezen en bezoek kapitein M. Overigens blij, hij er was. Voel me erg eenzaam, nu geen communicatie mogelijk met familie of kennissen en loopen over straat om bezoeken af te leggen ook niet gewenscht. En dan de onzekerheid hoe het in Arnhem is! Vast brief geschreven, benieuwd of die aankomt. Net door de radio gehoord telegrafisch verkeer mogelijk. Bruggen natuurlijk opgeblazen. Ook vreeselijk.
Hoe we er ooit weer boven op komen? Zelfs al verliest Duitschland, het zal toch geen geld hebben om oorlogsschatting te betalen. Eergisterennacht voor 't eerst gewekt door hevig schieten. Naar buiten gekeken en vliegmachines en vuur in de lucht gezien. Telkens weer opnieuw het bed uit. Toen bij buren radio gehoord en de mijne aangezet. Overal parachutisten.
's Morgens op tijd naar bureau. Natuurlijk haast niet gewerkt. Twee vliegmachines in 't Bosch gevallen. De dooden liggen er nog. Gelukkig zwart papier in huis. Vanmorgen nog wat punaises gehaald. Winkel gisterenmorgen reeds om 6 uur bestormd en op gebied van papier uitverkocht. Niemand gedacht er werkelijk oorlog zou komen. Als de Geallieerden ons nu maar komen helpen! Franschen zijn reeds in België. Wij moeten het zeker van het slappe Engeland hebben!

Antoon Coolen • 10 mei 1940

Schrijver Anton Coolen, Waalre — fragmenten opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

10 mei 1940
[...] Door wat een grootsch gevoel worden wij meegesleurd als wij horen hoe de Maasbrug bij Venlo in de lucht is gevlogen, net op het ogenblik dat er een Duitse pantsertrein was opgereden. Wij stellen ons de katastrofe voor: de donderende explosie, de zuil van rook, de neerstortende brugdelen, de warreling van stalen binten, de in elkaar gedrukte of vaneengereten trein, de gedode Duitsers. We schreeuwen het allemaal uit, sommigen staan van hun stoelen op en zwaaien, al roepend, met de armen, puur van blijdschap. Dat is een geduchte klap voor de vijand! Hoeveel pantsertreinen had hij ingezet? Die ene is hij al vast kwijt. Zouden er veel Duitsers in die trein hebben gezeten? Hoe meer, hoe liever, het zijn Duitsers, géén sentimentaliteit! [...]

[...] Ik ga de akkers in, om alleen te zijn met mijn gedachten en er orde in te krijgen. Wij zijn dus in oorlog, wij die tegen beter weten in ons toch altijd koesterden met dat troostende denkbeeld, dat wij met onze bosschen, onze velden, onze rivieren en hun dijken, met onze kanalen, met onze kleine, nette steden en droomstille dorpjes, met ons dichtbevolkte landje zoo kwetsbaar voor geweld, met ons humanisme en onze zelfgenoegzaamheid in een gezegend hoekje van Europa lagen, waar we met een schipperende onzijdigheid, die we zoo hoog aansloegen, buiten een conflict zouden blijven, waarmee we niets te maken hadden.'

donderdag 8 mei 2025

Eddy du Perron • 9 mei 1940

Eddy du Perron, vanuit Bergen aan zijn vriend Freddy Batten in Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

9 mei 1940
Beste Freddy, we komen langzaam op orde maar er ontbreekt nog van allerlei, onder andere een schrijftafel. Ik ben vrij beroerd, hoewel het niets ernstig is. De dokter hier heeft mij een soort kuur voorgeschreven, die vrij precies is wat ik mij al had voorgenomen: wandelen, veel buiten, goed slapen, tonicum, en allerlei hulpmiddelen van niks, maar tenslotte: rust, dat is: licht werk. Ik hoop dat een maand van dit regiem me heelemaal opknapt.

woensdag 7 mei 2025

Ernst Heldring • 8 mei 1940

Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl. Onderstaand fragment staat ook in Luuc Kooijmans' dagboekenverzameling De meidagen van 1940.

8 mei 1940.
[...] Vandaag gebeurde er niets bijzonders, en men schijnt den indruk te hebben, dat ook deze bui weer overdrijven zal. Geleerd door Noorwegen, neemt men een nieuwen voorzorgsmaatregel: de nieuwe breede autowegen zijn gebleken uitstekende landingsterreinen voor vliegtuigen te zijn. Zij worden dus door erop geplaatste lastwagens en andere voertuigen onbruikbaar gemaakt, in afwachting van meer definitieve belemmeringen, waarvoor men over den weg gespannen draden op het oog schijnt te hebben.
[...] Aan de hand van den eenige weken geleden voor het geheele land afgekondigden staat van beleg zijn een goede twintig staatsgevaarlijke individuen geknipt [opgepakt] en, naar ik hoor, op Goeree in een daarvoor ingericht, met een diepe gracht en geladen electrische draden omgeven kamp opgesloten. Er moet ruimte voor meer zijn, en zonder twijfel is het aantal landverraders dat nog rondloopt aanzienlijk. Deze maatregel komt te laat.
[...]

dinsdag 6 mei 2025

L.P.H. Haring • 7 mei 1940

Reserve eerste luitenant L. P. H. Haring, Leersum — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

Dinsdag 7 mei Dinsdagmiddag, 15 uur. De gehele compagnie staat aangetreden op de appèlplaats voor de barakken te Leersum om te luisteren naar wat de Compagniescommandant te zeggen heeft. Deze enta-meert het bekende chapiter verlof. En gaat aldus te werk: jij hebt verlof gehad met Kerstmis, jij met Nieuwjaar, jij het mooie verlof met Paschen, weg met jullie. En na veel schiften blijven er dan enkele boffers over, die de Pinksterdagen verlof zullen hebben. En midden in deze beraadslaging verschijnt plotseling een soldaat "Kapitein, houd maar op, alle verloven zijn ingetrokken."

maandag 5 mei 2025

Jan van der Weel • 6 mei 1940

Jan van der Weel, 10 jaar, leerling van de vijfde klas van de lagere school in Middelburg — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

6 mei 1940
Bij ons werden twee militairen ingekwartierd, een eerste-luitenant en een sergeant. Het was tegen de regels als officieren en onder-officieren aan een zelfde tafel zaten, zeiden ze allebei. Mijn moeder is voor zoveel discipline gezwicht, dus dineerde de luitenant in de eetkamer, en de sergeant bij het dienstmeisje in de keuken.

zondag 4 mei 2025

Eddy du Perron • 5 mei 1940

Eddy du Perron, die aan het schrijven was over de achttiende-eeuwse regent en militair Dirk van Hogendorp, aan collega Hendrik Marsman — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

3 mei 1940
Beste Henny, Neem dit weinige voor lief. We zitten midden in de verhuis-drukte. Vanaf 1 Mei is ons adres: Doorntjes 32, Bergen (N.H.) Het is een allerprettigst huis. Wanneer ik tot het "vervolg" van het Land van Herkomst kom, weet ik niet. Misschien veel later. De tijden zijn zoo, dat ik aan zooiets groots liever niet begin; ik ben er ook te onrustig voor, kan tot zulke dingen nu de noodige afstand niet nemen. Dirk v.H. loopt nu; maar voor nieuwe dingen kan ik mij nauwelijks concentreeren. Dat het zoo beroerd gaat in het Noorden zit me ook dwars. Als de Moffen het winnen, hoeven we over een paar maanden niets meer te doen, dan worden we wel opgeruimd.

Luc Kienhuis • 4 mei 1940

Briefkaart uit Vught van dienstplichtig soldaat Luc Kienhuis, 26 jaar, aan zijn familie in Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

4 mei 1940
Zaterdagavond. Beste Pa, Moe, Allemaal. Hoe maakt U het allen? Nu ik hier in het paviljoen van "Ons Buiten", het militaire verenigingsgebouw, op mijn gemak zit onder genot van een sigaartje, wil ik even de pen ter hand nemen. Zoals ik in het kort al schreef is hier een pracht gelegenheid voor ons geopend. Werkelijk de militairen hebben het hier best. Het is een mooi buiten dicht bij onze kazerne. Een klein boschterrein met een vijver en roeibootjes en gezellige zitjes. Ook een tennisbaan is beschikbaar.

Sjaak Vugts • 3 mei 1940

De gemobiliseerde dienstplichtige soldaat Sjaak Vugts uit Den Bosch, 20 jaar, op oefening bij Prattenburg in de buurt van Veenendaal — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

3 mei 1940
's Morgens in alle vroegte gingen we er op uit om stellingen te graven. Het benodigde hout en gereedschap werd door een andere afdeling gehaald en gebracht, terwijl wij moesten graven en timmeren. Het was een mooie plaats en we konden ver kijken daar het op een berg lag.

donderdag 1 mei 2025

Lou de Jong • 2 mei 1940

Lou de Jong, net 26 geworden, buitenlandredacteur van De Groene Amsterdammer — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

2 mei 1940
Op Hemelvaartsdag was het stralend lenteweer. Ik was die dag (het wekelijks nummer van De Groene Amsterdammer was klaar) samen met mijn vrouw uit Amsterdam, waar wij woonden, naar het poldergebied gefietst even ten zuiden van de stille weg tussen Amstelveen en Ouderkerk. Uitkijkend over bloeiende weilanden, lagen wij daar een poos aan de rand van een brede sloot. Mijn vrouw was in verwachting; over luttele maanden zou, naar wij hoopten, ons eerste kind geboren worden. Ik boog mij over het spiegelend water, turend naar kleine vissen en watertorretjes, en besefte, besefte helder en tegelijk weemoedig, 's mensen onmacht en de vergankelijkheid van zijn bestaan, de broosheid vooral van de rust die ons geschonken was. Hoe lang nog?