donderdag 19 juni 2025

Johann Wolfgang von Goethe -- 20 juni 1787

Johann Wolfgang von Goethe (1749–1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. In zijn Italienische Reise doet hij verslag van zijn verblijf in Italië.

• Vertaling door ChatGPT onderaan.

Rom, den 20. Juni.
Nun hab' ich hier schon wieder treffliche Kunstwerke gesehen, und mein Geist reinigt und bestimmt sich. Doch brauchte ich wenigstens noch ein Jahr allein in Rom, um nach meiner Art den Aufenthalt nutzen zu können, und ihr wißt, ich kann nichts auf andre Art. Jetzt, wenn ich scheide, werde ich nur wissen, welcher Sinn mir noch nicht aufgegangen ist, und so sei es denn eine Weile genug.
Der Herkules Farnese ist fort, ich hab' ihn noch auf seinen echten Beinen gesehen, die man ihm nach so langer Zeit wiedergab. Nun begreift man nicht, wie man die ersten, von Porta, hat so lange gut finden können. Es ist nun eins der vollkommensten Werke alter Zeit. In Neapel wird der König ein Museum bauen lassen, wo alles, was er von Kunstsachen besitzt, das Herkulanische Museum, die Gemälde von Pompeji, die Gemälde von Capo di Monte, die ganze farnesische Erbschaft, vereinigt aufgestellt werden sollen. Es ist ein großes und schönes Unternehmen. Unser Landsmann Hackert ist die erste Triebfeder dieses Werks. Sogar der Toro Farnese soll nach Neapel wandern und dort auf der Promenade aufgestellt werden. Könnten sie die Carraccische Galerie aus dem Palaste mitnehmen, sie täten's auch.

Ongeredigeerde vertaling door ChatGPT

Rome, 20 juni
Nu heb ik hier alweer voortreffelijke kunstwerken gezien, en mijn geest wordt gezuiverd en vindt meer richting. Toch zou ik minstens nog een jaar alleen in Rome nodig hebben om op mijn manier van het verblijf te kunnen profiteren – en jullie weten, ik kan het niet anders dan op mijn eigen manier. Nu ik vertrek, zal ik slechts beseffen welk inzicht mij nog ontbreekt, en laat dat dan voorlopig voldoende zijn.

De Farnesische Herkules is weg – ik heb hem nog op zijn echte benen gezien, die men hem na zo lange tijd heeft teruggegeven. Nu begrijpt men niet hoe men de eerste benen, van Porta, zo lang goed heeft kunnen vinden. Het is nu een van de volmaaktste werken uit de oudheid.

In Napels zal de koning een museum laten bouwen, waarin alles wat hij aan kunstvoorwerpen bezit – het Herculaneïsche Museum, de schilderijen van Pompeji, de schilderijen van Capo di Monte, de hele Farnesische erfenis – verenigd zal worden tentoongesteld. Het is een groot en mooi project. Onze landgenoot Hackert is de eerste drijvende kracht achter dit werk. Zelfs de Farnesische Stier (Toro Farnese) zou naar Napels moeten verhuizen en daar op de promenade worden opgesteld. Als ze de galerie van Carracci uit het paleis konden meenemen, zouden ze dat ook doen.



woensdag 18 juni 2025

Hanny Michaelis • 19 juni 1943

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Zaterdag 19 juni 43
half 9 's avonds
Ik ben deze hele week om 6 uur opgestaan en om 9 uur naar bed gegaan, en het bevalt me uitstekend. Dat ene halve uur 's morgens maakt dat je je de hele dag niet meer hoeft te haasten en dat is veel waard. En dan — het heeft zijn charme om 's ochtends om half 7 in de tuin rozen te plukken, om de zon te zien opkomen boven nevelige landen en wazige einders, om te luisteren naar het geroep van de koekoek en het kraaien van de hanen in het dorp in de verte, zomerse geur van vlier en kamille in te ademen.
Het was vandaag een beetje grijs, de zon heeft zich niet vertoond. 's Ochtends heb ik de kuikens eten gegeven in een zacht, lauw zomerregentje dat neerviel uit een grijze, lichtloze hemel. Het was heerlijk in de tuin, zo koel en fris, en de kuikens verdrongen zich zo genoegelijk om me heen. Ze worden anders met de dag lelijker, ze beginnen zo op kippen te lijken en het is net of ze er dommer op worden. Bij wijze van aanpassing aan de kippentraditie. Het enige grappige aan hen is nog het kleine rode miniatuurkammetje op hun kop, dat zo potsierlijk weinig wegheeft van een deftige rode kippenkam.
Vanmiddag ben ik het huis uitgevlucht — de kamer beneden was vol grote en kleine jongens, mevrouw sliep, meneer v.M. zat in de salon te schaken, en Prijna had zich in haar kamertje teruggetrokken, zodat er niets was dat me thuishield. Ik was alweer minstens in een maand niet meer buiten geweest, en weer was alles ontzettend veranderd. De aardappelplanten die toen nog maar net boven de grond uitstaken, zijn nu hoogopgeschoten met overal knoppen, en de tarweveldjes waarlangs ik me een weg moest banen waren ook al zo hoog geworden, de halmen ruisten in de wind en ik ging helemaal achter ze schuil, het was zoiets geheimzinnigs zoals ik daar liep, met aan mijn ene hand de sloot vol wuivend, ruisend riet en aan mijn andere hand de hoge, ritselende tarwehalmen. Op de spoordijk was het gras gedeeltelijk verdord en gedeeltelijk afgemaaid, en de veldbloemen waren uitgebloeid. Als vergoeding stonden hier en daar vlammende papavers te wiegelen en witte en paarse klaver kwamen overal tussen de grassprietjes tevoorschijn. En het uitzicht was weer adembenemend, over golvende, groene velden naar wijde einders met olmen en boerderijen half verscholen in de nevels, en daarboven een laaghangende, lichtgrijze regenhemel. Ik heb minstens 3 kwartier op de dijk heen en weer geslenterd, en weer werd B. vanzelf het middelpunt van mijn gedachten, zoals altijd op mijn eenzame wandelingen. Misschien is het waar, wat ik dinsdag schreef, nl. dat ik in B. de sfeer liefheb die hij vertegenwoordigt, maar ik heb die sfeer lief omdat B. hem vertegenwoordigt en omgekeerd heb ik B. lief omdat hij zo nauw met die sfeer verbonden is. Het één vloeit uit het ander voort en het andere uit het ene, het is een soort vicieuze cirkel. Ik kan het niet goed uitdrukken, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat in B. alles belichaamd werd waartoe ik me van kind af aan heb aangetrokken gevoeld, en — sterker — ook alles waarmee ik mijn leven lang vertrouwd ben geweest. Het is een gevoel van nauwe vertrouwdheid, van diepe verwantschap, alsof hij altijd in mijn leven is geweest. Het kan veel korter gezegd worden: hij is voor mij geen vreemde; maar dat drukt niet voldoende uit wat ik bedoel. Ik ken geen ander, die me zo vertrouwd is, en ik kan me niet voorstellen dat er ooit een ander zal komen.

dinsdag 17 juni 2025

Erich Mühsam • 18 juni 1912

Erich Mühsam (1878-1934) was een schrijver en beeldbepalende anarchist en activist tegen het nationaalsocialisme. Zijn dagboeken 1910-1912 staan hier.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

München, Dienstag, d. 18. Juni 1912
(...) Heut früh war ich beim ›Simplicissimus‹, wo ich lange mit Olaf Gulbransson sprach. Nachher wurde Thoma sichtbar und dann Geheeb, der mir Zeichnungen zum Textieren heraussuchte, darunter ein prachtvolles Revolutionsbild von Th. Th. Heine. Ich bin neugierig, wie man mir meine Arbeit bezahlen wird.
Von Hans sind die angekündigten 100 Mark noch nicht eingetroffen, dagegen von Onkel Leopold eine Karte mit der Mitteilung, daß ich die Ärzterechnungen an ihn schicken darf. – Ferner kam ein sehr merkwürdiger Brief. Frieda König, die mich seit zwei Jahren fortwährend ihrer glühenden Liebe versichert, tobt in kindlichen Versen gegen mich los. »An Erich Mühsam! Geschrieben von dir vernichteten Mädchen.« In ganz unausgeschriebenen Lettern und in sehr dürftiger Orthographie und Grammatik macht sie ganz wilde leidenschaftliche und haßerfüllte, nicht immer ganz rhythmische Verse gegen mich. Erst beschreibt sie, wie sie mich als unerfahrenes Mädchen zuerst sah: »Du warst ein häßlich Geselle –« folgt meine Beschreibung frei nach dem Dichter Rigo in meiner Novelle ›Carmen‹. Wie ich sie dann verführte: »Hier kan ich meine Wohllust stiellen.« Und dann wütende Anfälle gegen mich, der ich ihr »das Teuerste mit List geraubt«. »Erich, elender Jude,« »Erich, Scheußsal könnt ich dich erwürgen –« – »Erich du elender Wicht« – und das Gedicht schließt mit dem freundlichen Wunsch: »Erich diese Zeilen sollen dich quällen Tag und Nacht. Vielleicht kann ich mich doch noch rächen«. Ich war, als ich das gelesen hatte, zuerst ganz konsterniert. Habe ich dem Mädchen wirklich so unrecht getan? Vor ganz kurzer Zeit war sie noch bei mir und versicherte mich ihrer leidenschaftlichen Liebe. Seit ich ihr die Virginität nahm, hat sie soundsoviele Verhältnisse gehabt und dabei, wie sie behauptete, immer nur mich geliebt. Und jetzt plötzlich dieser Abfall! »Ich war verstock und begegnet dir nur mit Falschheit« behauptet sie plötzlich. Ich weiß nicht, was ich davon denken soll. Ich beruhige mich an der Zeile: »Du hast mir das Teuerste mit List geraubt«. Daß einem Mädel die Jungfernschaft noch zwei Jahre nach ihrem Verlust als »das Teuerste« erscheinen sollte, ist einfach nicht wahr, ist Phrase und anerzogene Moralität. Damit habe ich nichts zu schaffen. Ich mag sehr roh sein, aber ich weiß wahrlich andere Dinge, die mich »Tag und Nacht quällen«, als dieser Erguß. Schwamm drüber. Der Brief fliegt in den Papierkorb. Das Mädel wird nicht mehr empfangen.
(...)

Ongeredigeerde vertaling door ChatGPT

München, dinsdag 18 juni 1912

(…) Vanmorgen was ik bij de Simplicissimus, waar ik lang met Olaf Gulbransson sprak. Daarna verscheen Thoma, en toen Geheeb, die tekeningen voor me uitzocht om van tekst te voorzien – waaronder een prachtig revolutiebeeld van Th. Th. Heine. Ik ben benieuwd hoe ze me voor mijn werk zullen betalen.

Van Hans is de aangekondigde 100 mark nog niet aangekomen, maar van oom Leopold kreeg ik een kaartje met de mededeling dat ik de doktersrekeningen naar hem mag sturen. – Verder kwam er een zeer merkwaardige brief. Frieda König, die me al twee jaar voortdurend haar vurige liefde verzekert, barst nu in kinderlijke verzen in woede tegen mij uit. “Aan Erich Mühsam! Geschreven door het meisje dat jij vernietigd hebt.” In compleet onopgemaakte letters en met zeer gebrekkige spelling en grammatica schrijft ze wilde, hartstochtelijke en met haat doordrenkte, niet altijd ritmische verzen tegen mij. Eerst beschrijft ze hoe ze mij als onervaren meisje voor het eerst zag: “Je was een lelijke vent –” volgt een beschrijving van mij, vrij naar de dichter Rigo in mijn novelle Carmen. Dan hoe ik haar verleidde: “Hier kon ik mijn wellust stillen.” En vervolgens razende uitvallen tegen mij, die haar “het dierbaarste met list heb beroofd.”
“Erich, ellendige jood,”
“Erich, monster – ik zou je kunnen wurgen –”
“Erich, jij ellendige nietsnut” –
en het gedicht eindigt met de vriendelijke wens:
“Erich, deze regels moeten je dag en nacht kwellen. Misschien kan ik me toch nog wreken.”

Toen ik dat gelezen had, was ik eerst compleet van mijn stuk. Heb ik dat meisje echt zo'n kwaad gedaan? Nog heel kort geleden was ze bij mij en verzekerde me van haar hartstochtelijke liefde. Sinds ik haar de maagdelijkheid afnam, heeft ze talloze verhoudingen gehad en toch, naar eigen zeggen, altijd alleen van mij gehouden. En nu ineens deze afrekening!
“Ik was verhard en benaderde je alleen met valsheid,” beweert ze plots.
Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Ik stel mezelf gerust met de regel: “Je hebt mij het dierbaarste met list beroofd.” Dat een meisje haar maagdelijkheid zelfs twee jaar na verlies nog als “het dierbaarste” zou beschouwen, is gewoon niet waar – dat is holle frase en aangeleerde moraal. Daarmee wil ik niets te maken hebben. Misschien ben ik bot, maar ik ken waarlijk andere dingen die mij “dag en nacht kwellen” dan deze uitbarsting. Weg ermee. De brief belandt in de prullenmand. Het meisje zal ik niet meer ontvangen.
(…)

maandag 16 juni 2025

Astrid Lindgren • 17 juni 1945

Astrid Lindgren (1907-2002) was een Zweedse kinderboekenauteur. In 2015 is haar oorlogsdagboek gepubliceerd (Nederlandse vertaling).

17 juni
De wereldpolitiek heeft zichzelf een poosje moeten redden, ik het geen tijd gehad me ermee bezig te houden, Karin heeft toelatingsexamen voor het lyceum aan het Sveaplan gedaan en is godzijdank toegelaten, net als Matte.
Lasse is aangemonsterd op een boot, de Ardennia, die via Sundsvall op weg is naar Rotterdam, en ik denk veel aan hem en vraag me af hoe het zal gaan. Karin had geweldige cijfers en Lasse had drie onvoldoendes, het arme kind; ik begrijp niet hoe het met hem moet!
Sture heeft blijkbaar weer een comeback gemaakt, zo lijkt het.
En koning Haakon en kroonprinses Martha zijn teruggekeerd naar Noorwegen. Koning Leopold wil terugkeren naar België, maar het lijkt alsof het Belgische volk hem niet wil hebben. Er is vast nog veel meer gebeurd, maar er wil me op dit ogenblik niets te binnen schieten. Sture en ik zitten hier alleen, terwijl de kinderen alle kanten zijn uitgewaaierd; wanneer het avond wordt, mis ik hen.
Het is meestal stervenskoud, winderig en regenachtig, bah! Gisteren zijn Sture [echtgenoot] en ik naar de bioscoop geweest om Dodsworth te zien, een oude film waar Sture niks an vond.

Midzomerdag
Mooier weer is het waarschijnlijk nooit geweest op Midzomer; na een ongelooflijk koude en akelige voorzomer is de warmte precies voor de feestdagen eindelijk gekomen. Maar misschien verdwijnt die weer net zo snel.
Sture en ik hebben Midzomer in ons eentje aan de Dalagatan gevierd, een heel tedere Midzomer en een tikje vochtig. We gaan zo dadelijk kip eten en vertrekken dan naar de veranda van Strand om koffie en likeur te drinken en daarna gaan we naar de revue van Kar de Mumma in [theater] Blanche. Vanochtend, nadat ik had schoongemaakt, ben ik in mijn eentje naar Haga gefietst, terwijl Sture thuis de krant lag te lezen. Ik heb bij [café] Mor pa Höjden in de zon gezeten en ben bijna weggesmolten.
Ik hoop dat Karin een fijne en leuke Midzomer heeft op Solö. Lasse is in Sundsvall; hij heeft me eergisteravond gebeld. Gaat eerst naar Göte-borg en daarna naar Engeland en Holland. Het was fijn een poosje met hem te kunnen praten.
Gisteren zijn Sture en ik naar een hervertoning van You can't take it with you geweest, een oude Capra-film. De bewerking van Pippi is klaar, en nu wou ik aan een nieuw, wat normaler kinderboek beginnen. Maar Per-Martin [Hamberg] deed me het idee aan de hand om te proberen een nieuwe gezinsserie voor de radio te maken. Het zou echt leuk zijn, als me dat lukte. Maar het zal waarschijnlijk gewoon rommel worden, ben ik bang.
Over een week is het afgelopen met het werk bij Pcb - en daama vertrek ik naar het platteland.

zondag 15 juni 2025

A.J.M. van Nispen tot Pannerden • 16 juni 1963

• Uit: In dienst van negen premiers. Jhr.mr. A.J.M. van Nispen tot Pannerden (1946-1972) was een hoge ambtenaar op het Ministerie van Algemene Zaken en maakte daar negen premiers mee.

Zondag - 16 juni 1963
Er rust wel zegen op m'n initiatieven t.a.v. de Rijksdienst (ideeën-bus, integratie hogere bestuursdienst, delegatie formatiebewaking, richtlijnen wetgevingstechniek, opzet overheidsvoorlichting, straks wellicht één ambtenarenblad etc.). Een van de fraaiste vruchten is de staatkundige kring. Avond op avond van deze kring is boeiend. Gisteren onder andere Hogewind over peace-corps en bezoek aan de Kennedy's. Spraken ook over de kabinetsformatie. Vond bijval in m'n bezorgdheid over veel te veelomvattend aanpak van Romme en De Kort. Wonderlijk is dat de politici zich in een kwestie (premiebouw, kinderbijslag etc.) [niet] afvragen wat is bet beste voor ons land en hoe kunnen we met het financiële woekeren, maar: welk standpunt doet het politiek goed. De twee benaderingen zijn nog wel eens contrair.

August Strindberg • 15 jun 1896

• August Strindberg (1849-1912) was een Zweedse schrijver. Zijn autobiografische boek Inferno bevat ook Uittreksel uit mijn dagboek over het jaar 1896.

15 juni [1896] Ik ga de stad in om een cheque te wisselen tegen goud en bankpapier. De Quai Voltaire beweegt zich onder mijn voeten. Ik verbaas me erover, hoewel ik weet dat de Carousselbrug onder het gewicht van de wagens heen en weer slingert. Maar vanochtend plant de beweging zich voort tot in de tuin van de Tuilerieën en de Avenue de l'Opera. Uiteraard trilt een stad altijd een beetje, maar om dat te kunnen merken moet je over uiterst gevoelige zenuwen beschikken.
De andere rivieroever is voor ons bewoners van Montparnasse een onbekende wereld. Het is een jaar geleden dat ik daar voor het laatst geweest ben en ik kom niet verder dan de Crédit Lyonnais en het Café de la Régence. Op de Boulevard des Italiens word ik door heimwee overvallen en ik haast me naar de rivier terug te keren, waar de aanblik van de Rue des Saints-Pères me weer opmontert. In de buurt van de kerk van Saint-Germain-des-Prés kom ik een lijkwagen tegen; vervolgens twee kolossale madonnabeelden die vervoerd worden op een kar. De ene madonna, die met gevouwen handen en naar de hemel gerichte blik ligt neergeknield, maakt een diepe indruk op me.

G.H.C. Hart • 14 juni 1940

George Henry Charles Hart (1893-1943) was een hoge bestuursambtenaar. Tijdens het eerste oorlogsjaar (dat hij doorbracht in Londen) hield hij een dagboek bij.

Vrijdag 14 juni 1940
De Duitschers zijn Parijs binnengetrokken! De couranten verkleinen de beteekenis van dat feit, maar ieder ziet volkomen in, hoe ontzettend dit is.
Is het het einde? Niemand weet precies, waar de Fransche Regeering zit; waarschijnlijk heeft zij geen vasten zetel.
Wij zijn allen diep onder den indruk; de dronk van elken avond op Generaal Weygand wordt zonder commentaar achterwege gelaten.

Zondag 16 juni 1940
't Kabinet Reynaud afgetreden: Pétain en Weygand hebben de leiding. Men gevoelt, dat Frankrijk zieltogend is.
Er beginnen vele berichten binnen te komen van de vluchtelingen, die met schepen uit de Fransche havens hierheen komen. Geweldige verwarring; de Regeering moet al wekenlang geheel gedesorganiseerd geweest zijn.

Maandag 17 juni 1940
Pétain heeft Hitler om een wapenstilstand gevraagd: er is nog geen antwoord.
Dit is het einde van Frankrijk's rol in den oorlog. Iedereen is verslagen: de eerste reactie is meer diepe droefheid dan vrees voor het verdere verloop.
Maar het ziet er nu héél slecht uit, voor het verder verloop van den oorlog, ook voor Engeland.

Dinsdag 18 juni 1940
De tweede maal, dat ik den 18en van jullie gescheiden meemaak.
Waarvoor ben ik weggegaan. 't Ziet er allemaal ellendig uit. Wat nu?

donderdag 12 juni 2025

Jules Renard • 13 juni 1904

Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Zijn Dagboek 1900-1910 is verschenen in de Privé Domein-reeks.

13 juni
De gemeente. Bezoeken afgelegd, gisteren. Mevrouw Paul. Sommige spieren verlamd, de spieren die de zaak bij elkaar moeten houden, zodat ze alle kanten op valt, het arme mens. De dochter leest de artikelen van de dichter Ponge graag, die van 'meneer Jules' ook. Ze zegt tegen me dat haar vader zich heeft opgeofferd, dat hij heeft gedaan wat hij kon, en ze voegt eraan toe: 'Meneer Jules is trouwens intelligent genoeg om dat te begrijpen.'
Op de weg komen we hem tegen. Een verschrikkelijke onbenul. Een vierkant blok mensenvlees, een gezicht alsof het overal met een klein hamertje is bewerkt, de neusgaten vol zwarte insekten of snuiftabak.
'We wilden net bij u op bezoek komen,' zeggen we.
Stokstijf blijft hij staan: hij weet niet wat er van hem wordt verwacht.
De arme Marinette geeft het kleine meisje dat hij bij de hand houdt, een zoen. We praten wat. Dan gaat hij verder. Hij bevond zich op de weg, hij blijft op de weg staan. Hij nodigt ons niet uit om binnen te komen.
Bij Gâteau. Hij is niet thuis. Zijn vrouw ontvangt ons, ontvangen is een groot woord. Tweeëndertig jaar huishouden en kwezelarij! Hout! Uitgedroogd, verkoold hout, aangevreten door gierigheid en afgunst. Oh, de arme man die is overgeleverd aan... die kerel! Een dienstmeid die denkt dat God niets anders aan zijn hoofd heeft gehad dan haar wat geld te laten verdienen. Toch zegt ze ons te gaan zitten, maar zelf blijft ze staan. Ze heeft een getrouwde dochter. Uiteindelijk biedt ze ons een glas wijn aan, die ze zo ver mogelijk in haar kelder heeft weggestopt.
'Oh, ik ken u goed, en al zo lang!' zegt ze, alsof ze zich schaamde over de wijze waarop ze ons ontvangt, alsof al het hout waaruit ze is opgetrokken, ieder ogenblik uiteen kan vallen.
Een verschrikking, produkt van een pastoor en een dienstmeid in een vochtige kerk, gemaakt van kaarsvet dat in koud water is gedompeld.

Vertaling: Frans de Haan en Marianne Kaas

woensdag 11 juni 2025

Stijn Streuvels • 12 juni 1916

Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.

12 juni 1916
Vandaag is er grote beroering onder de marktgangers en de bevolking te Kortrijk, bij 't vernemen van de overwinning van de Russen. De wezens die ingekeerd en nors waren, zijn opgeklaard en men merkt dat er zo gauw weer moed komt bij de mensen en men een uitkomst verwacht.

19 juni 1916
De tijden verslechten - de honden worden in Kortrijk verkocht aan 1,20 fr. de kilo - en de katten aan 1,80 fr. Hier op de streek gingen de aardappels verleden week 10 fr. - en nu zijn ze aan 45 fr. Er wordt van niets anders gesproken dan van levensduurte - maar van waar het geld komt waarmede de mensen blijven kopen - is een raadsel. De smokkelaars zijn in volle bedrijf langs alle wegen.

dinsdag 10 juni 2025

George Orwell • 11 juni 1942

George Orwell (1903-1950) was een Britse schrijver en journalist. Van 1941-1943 werkte hij voor de op India gerichte Eastern Service van de BBC, waardoor hij de politieke en militaire ontwikkelingen op het vasteland op de voet volgde. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Diaries. gedeeltes eruit zijn hier te lezen. De Nederlandse vertaling (van Nelleke van Maaren) is gepubliceerd in de reeks Privé Domein.

11 juni 1942
De Duitsers maken via de radio bekend dat ze, aangezien de inwoners van een Tsjechisch dorp genaamd Ladice (ongeveer 1200 inwoners) schuldig waren aan het verbergen van de moordenaars van Heydrich, alle mannen in het dorp hebben doodgeschoten, alle vrouwen naar concentratiekampen hebben gestuurd, alle kinderen voor ‘heropvoeding’ hebben weggezonden, het hele dorp met de grond gelijk hebben gemaakt en een nieuwe naam hebben gegeven. Ik bewaar een afschrift van de bekendmaking, zoals opgenomen in het afluisterverslag van de BBC. [...]
Het verbaast me niet echt dat mensen zulke dingen doen, zelfs niet dat ze bekendmaken dat ze die doen. Wat echter wel indruk op me maakt, is dat de reactie van andere mensen op dit soort gebeurtenissen enkel en alleen door de politieke mode van dat moment wordt bepaald. Zodoende geloofden de rozeroden voor de oorlog elk horrorverhaal dat uit Duitsland of China kwam. Nu geloven de rozeroden niet langer in Duitse of Chinese gruweldaden en doen ze alle horrorverhalen automatisch af als ‘propaganda’. Nog even of je wordt belachelijk gemaakt als je suggereert dat het verhaal van Lidice weleens waar zou kunnen zijn. En toch, de feiten zijn er, bekendgemaakt door de Duitsers zelf en opgenomen op grammofoonplaten die ongetwijfeld nog steeds beschikbaar zijn. Vergelijk de lange lijst met gruweldaden sinds 1914 [Duitse wreedheden in België, Bolsjewistische wreedheden, Turkse wreedheden, Britse wreedheden in India, Amerikaanse wreedheden in Nicaragua, naziwreedheden. Italiaanse wreedheden in Abessinië en Cyrenaica, rode en witte wreedheden in Spanje, Japanse wreedheden in China...] die in alle gevallen naar gelang de politieke voorkeur al of niet werden geloofd, terwijl men helemaal niet geïnteresseerd was in de feiten en men maar al te graag bereid bleek om de eigen overtuigingen te veranderen zodra de politieke situatie verandert.

maandag 9 juni 2025

Jeroen Brouwers • 10 juni 1975

Jeroen Brouwers (1940-2022), werkte een aantal jaren bij de Brusselse uitgeverij Manteau – jaren die hun weerslag vonden in een groot aantal brieven. Hugues C. Pernath (1931-1975) was een Vlaamse dichter en dandy. Uit: Mijn Vlaamse jaren. Verhalen, herinneringen, pamfletten, dagboekfragmenten, brieven. 

10 juni 1975
Pernath overleed op 4 juni 1975. Het stond twee dagen later pas in de krant. Hij werd op 10 juni begraven. Men liet hem neer in de aarde van een van de ‘ereparken’ van het Antwerpse kerkhof Schoonselhof. Aan de rand van de groeve werd het woord gevoerd door de altoos, waar ook, waarover ook, tot parlemeieren bereid gevonden Karel Jonckheere. Den Huug kon er zijn tegenstem niet meer tegen verheffen, evenals hij dit niet had kunnen doen tegen het feit dat hij op rooms-katholieke wijze ter aarde werd geleid en zijn door toga’s en tabbaarden omzworven kuil behalve met hemzelf met wierookwolken en plassen wijwater werd gevuld. ‘Bij de ter aarde bestelling zijn de emoties velen te machtig geworden’, aldus de dagbladen. Den Huug werd onder meer uitgeleide gedaan door het voltallige gilde der ‘pink poets’, een gezelschap kunstpoëten van middelbare jeugd en bejaarder, over het algemeen afkomstig uit het Antwerpse, van welk gezelschap de Huug ‘goeverneur’ was. 

zondag 8 juni 2025

Benoîte Groult • 9 juni 1942

Benoîte Groult (1920-2016) was een Franse schrijfster. In 1963 publiceerde ze een oorlogsdagboek, dat ze samen met haar zus Flora geschreven had: Journal à quatre mains, in het Nederlands door Nini Wielink vertaald als Dagboek voor vier handen.

9 JUNI '41
Het is zover: Flora houdt van iemand. En met mama's zegen. En er zal alles aan gedaan worden om het een gelukkige liefde te laten zijn. De familie G. kan zich geen twee mislukkingen in één jaar veroorloven. Vanochtend heeft Engeland Syrië aangevallen. We telefoneren met vrienden, met heimelijke vrolijkheid in onze stemmen. Het is de eerste keer dat Engeland het initiatief neemt tot een militaire operatie. Misschien wordt er nu tegenstoom gegeven. Beaudouin kwam het ons vertellen en bracht de plaat Sambre et Meuse voor ons mee. We raken opgewonden bij de klanken van die mars, die in vredestijd lachwekkend is (maar op dit moment zijn we heel gevoelig voor trompetten) en we staan klaar om te vertrekken. Met wie? Waarheen? Er staan tragische, maar wonderbaarlijke dingen te gebeuren.

10 JUNI '41 Beaudouin belde vanavond, precies op het moment waarop Flora haar zachtgekookte ei openmaakte, die stommerik. Ze bleef vijfendertig minuten weg en ik heb beide eieren opgegeten. Je kunt onmogelijk een halfuur tegenover een opengemaakt ei blijven zitten!

Ed van Thijn • 8 juni 1977

Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977. 

Woensdag 8 juni
De nieuwe kamer wordt beëdigd. Een opwindend schouwspel. De uitgedijde PvdA-fractie bestrijkt nu alle rijen ter linkerzijde. Ik schuif een plaatsje op voor Joop. Geen gezicht. Den Uyl in een kamerbankje. Het lijkt wel een oppositieleider. De fotografen kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Op het achterbankje van het CDA zitten Van Agt, Aantjes en Kruisinga in broederschap bijeen. Andriessen is van zijn plaats verjaagd. Jacob Vellenga treedt op als voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven. Hij maakt er een prachtige act van. Er blijkt van alles te zijn misgegaan in tal van stemburo's. Ergens heeft zelfs een baby gestemd. Tot vijfmaal toe struikelt hij over het woord ‘legimitatiekaart’. De kamer ligt dubbel. De eden of beloften worden afgenomen. Met argusogen volgt men in de CDA-banken wie er bij ons de vingers opsteekt en wie niet. Ze krijgen drie kansen. Erica Terpstra heeft de eerste keer wat moeite met de formule. De derde keer gaat het al een stuk beter.
‘Ze maakt steeds betere tijden’, fluistert Joop mij toe.
De pret kan niet op. 's Avonds nemen we afscheid van de vertrekkende fractieleden en een aantal (reeds vertrokken) medewerkers. Onder hen bevinden zich o.a. mijn oud-medewerker Tom Pauka en oud-secretaresse Wanda Strang. Het is mijn gewoonte van zo'n afscheid nogal wat werk te maken. Iedereen krijgt een persoonlijke plaagstoot mee. De meeste moeite heb ik met de mensen die ik het beste ken. Tegen Tom zeg ik tenslotte: ‘Tegen jou moet ik wel een slecht verhaal afsteken, want als het goed is denkt iedereen dat jij het gemaakt hebt,’ aldus een gemeenschappelijke frustratie wegslikkend.
Ik ben meer dan een half uur aan het woord. Toch zijn ze er niet allemaal. Huub Franssen ontbreekt. Hij houdt niet van toespraken en zeker niet bij zijn afscheid. Jan Masman is er ook niet. Hij is burgemeester van Assen geworden en bevindt zich in het crisiscentrum aldaar. We beseffen met schrik hoezeer je gewend dreigt te raken aan zo'n slepende gijzelingsaffaire. Joop gaat weer snel terug naar het Haagse crisiscentrum.
Intussen heeft Van Agt een brief geschreven. Hij tekent protest aan tegen de term ‘progressief’ kabinet, verzet zich niet langer tegen het meedoen van D'66, maar legt wel vast dat dit niet op verzoek van het CDA gebeurt. De beslissingen over drie van de vier hervormingswetten moeten ‘gelijktijdig’ met die over het sociaal-economisch beleid worden genomen. Hij wil wel met de grondpolitiek beginnen. Het spits kan dus afgebeten worden.


Henny Gazan • 7 juni 1939

• Henny Gazan (1923-2008, de moeder van Dieuwertje Blok) hield in de oorlog een dagboek bij dat onlangs is gepubliceerd als Dragelijke lichtheid.

7 JUNI Een woensdag in juni
Het was vandaag drukkend heet maar lang zo leuk niet als gister. Hirschmann kwam ons al in de gang tegemoet en deelde ons mede dat het comité er was. Arthur heb ik de hele avond niet gezien. Zeker genoeg van me (ik geloof dat ik gauw verveel). Lehmann was mijn tafelheer. Het spijt me, maar ik weet zijn voornaam niet. Hij is wel knap en kan erg smachtend kijken. Werner [Bick] was er ook en zette zich bij ons aan tafel. We kregen ijs en chocolade. Alfred Alexander stond achter mijn stoel en glimlachte me met zijn weke mond toe. Ik had Bieck [Werner Bick] de foto's van mijn moeder gegeven, maar ze waren te jeugdig. Ik stond gewoon perplex, toen hij om 11 uur met een schitterende tekening ervan aan kwam dragen. (Ik geloof beslist dat hij de ware is. Hij heeft eergisteren bij me gegeten en zat aan mijn rechterhand, maar hij kan bijna niets eten. Zijn maag is bedorven en hij kijkt zo treurig.)
Ludwig Hirschmann riep me in de gang apart en gaf Renée bevelen vast naar binnen te gaan. Hij vroeg me of ze werkelijk alles geloofde wat Herr Leib haar op de mouw gespeld had. En ik zei ja, en we hadden de grootste pret samen. We plagen elkaar hevig.
Lehmann en Walter kwamen er ook bij en het was echt gezellig. Intussen was Renée de gang in gekomen en vroeg me met haar mee te gaan. Ze was helsch en wilde weten wat Ludwig verteld had, notabene. (His bride is in England and perhaps he will soon marry her.) Ik kon haar toch moeilijk de waarheid zeggen. Toen werd ik zo kwaad dat ik zei dat hij me een liefdesverklaring gedaan had, maar dat geloofde ze niet. Schade!!
We hebben met Lehmann en Hirschmann afgesproken voor zondag, maar ik vind het [...] [in steno: iets van 'erg voor haar'] Laat ik me maar niet verspreken. Onderweg hebben we pech gehad. Sieg zijn fiets ging stuk, ik ben gevallen, (mijn been doet erge pijn) en Renée heeft in de Sarphatistraat een bekeuring gehad (we reden met ons drieën naast elkaar).
Ik maak me toch ongerust over Mary [Maria Küter], het is half één en ze is met Henk op de motor weg en nog niet thuis.
Beneden pandoeren ze, maar ik heb me opgesloten en pen deze onzin neer. [In steno: iets van 'ik geloof dat ik van de periode iets naar ben'.] Ik hoop het, want ik werd vervelend. Ik geloof alleen dat ik te erg met mezelf ingenomen ben (ik word een echte jongensgek, de laatste tijd). Jongens, jongens en nog eens jongens. En nog niet eens een vaste vriend. Een lover. En ik heb er behoefte aan. Afwachten wat zondag me brengen zal. Dag lief dagboek. Wat ben ik toch een egoïste, en Renée ditto met een sterretje. We doen net of we met een zuiver menschlievend standpunt aldoor Kampwaarts* trekken, maar het is alleen eigenbelang en jongens.
Ik schaam me diep, maar dat ik zo gek doe, kan de lente wel zijn. Morgenavond dansen.
Dag dagboek, ik tol om, tot morgen, veel groeten van een klein egoïstje.

Met Kampwaarts bedoelde ze 'richting Lloyd Hotel', een locatie waar veel Duitse Joodse vluchtelingen werden opgevangen.

donderdag 5 juni 2025

Albert Camus • 6 juni 1938

Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeknotities 1935-1951 is in het Nederlands uitgegeven onder de titel Dagboek (vertaling Halbo C. Kool)

Juni
In de bioskoop zit het vrouwtje uit Oran naast haar man hete tranen te huilen om al de onheilen van de held. Haar man smeekt haar daarmee op te houden. Tussen haar tranen door zegt zij: 'Toe nou toch, laat me genieten.'

De verleiding voor alle schrandere koppen: het cynisme.

Armoede en grootheid van deze wereld: ze biedt geen waarheden aan, maar liefdes.

De Absurdheid regeert en de liefde redt daarvan.

Er zit een juiste psychologie in de feuilletons. Maar het is een royale psychologie. Ze houdt geen rekening met de details. Daardoor is ze onecht.

De oude vrouw in antwoord op de nieuwjaarswensen: lk heb niet zulke grote verlangens: werk en gezondheid.

Die wonderlijke ijdelheid van de mens die doet en wil geloven dat hij snakt naar een waarheid, terwijl het een liefde is, wat hij van deze wereld vraagt.

Het is moeilijk bewust het begrip te aanvaarden dat men aan veel superieur kan zijn zonder daarom zelf een superieur iemand te zijn. En dat de ware superioriteit ...

woensdag 4 juni 2025

Emma Thompson • 5 juni 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

SATURDAY 3 JUNE: Bed with a pill at eleven. Woken at three by the birds, at four by the draught and at six by the light. In to work with a stiff neck for 8 a.m. Pissing down. Perfect. Must finish early as the move to Salisbury will kill everyone. Haven't had enough sleep this week and next week is night shoots. I'll look ninety.
Imelda (to me): 'You'd suit a bad perm.'
Very nice lady served us drinks in hotel and was followed in by a cat. We all crooned at it. Man to cat (very low and meaning it): `Fuck off.' The nice lady didn't turn a hair. The cat looked slightly embarrassed but stayed.

SUNDAY 4 JUNE: 8.40 p.m. State of shock as we arrive in Southampton to ghastly modern hotel on a roundabout. After our protected, countryfied existence it's a rude awakening. I am melancholy. Tomorrow a gigantic day so am putting self to bed severely early.

MONDAY 5 JUNE: 6.40 a.m. Grey skies. Slept so well I'm a new man. And that's unusual. Will cloud burn off?
8 a.m. We're about to do line-up for a scene that's thirty shots, two cameras and almost the entire cast. Very seriously overstretched. One can feel everyone's sinews tautening.
9.30 a.m. Make-up and hair full of people going from pillar to post. A line-up of staggering complexity. Lots of folk from the Much Ado crew have joined to do Camera B. Still can't work out weather. Morag relieved to find I'd slept. I'd started to look exhausted. Must be disciplined this week.
The curtains in this new hotel are very efficient so the light didn't wake me at four. I like it here.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT.

ZATERDAG 3 JUNI:
Om elf uur naar bed met een pil. Om drie uur wakker van de vogels, om vier uur door de tocht, en om zes uur door het licht. Naar het werk met een stijve nek, om 8 uur ’s ochtends. Het giet. Perfect. Moet vroeg stoppen want de verhuizing naar Salisbury maakt iedereen kapot. Heb deze week te weinig geslapen, en volgende week zijn de nachtopnames. Ik zal eruitzien als negentig.

Imelda (tegen mij): ‘Jou zou een mislukte permanent goed staan.’

Een heel aardige dame schonk ons drankjes in het hotel, en werd gevolgd door een kat. We kirden allemaal tegen het beest. Man tegen de kat (heel laag en serieus): ‘Rot op.’
De aardige dame vertrok geen spier. De kat keek licht beschaamd, maar bleef zitten.

ZONDAG 4 JUNI:
20:40 uur. In shock aangekomen in Southampton bij een afschuwelijk modern hotel op een rotonde. Na ons beschermde, landelijke leventje is dit een brute wake-up call. Ik ben weemoedig. Morgen wordt een gigantische dag, dus ik stuur mezelf streng vroeg naar bed.

MAANDAG 5 JUNI:
6:40 uur. Grijze luchten. Zo goed geslapen dat ik een nieuw mens ben. En dat is zeldzaam. Zou de bewolking optrekken?
8:00 uur. We staan op het punt de opstelling te doen voor een scène met dertig shots, twee camera’s en bijna de hele cast. Het is echt zwaar overbelast. Je voelt ieders pezen zich aanspannen.
9:30 uur. Make-up en haarafdeling vol mensen die van hot naar her rennen. Een opstelling van duizelingwekkende complexiteit. Veel mensen van de Much Ado-ploeg zijn erbij gekomen om Camera B te doen. We kunnen het weer nog steeds niet inschatten. Morag was opgelucht te horen dat ik geslapen had. Ik begon er echt uitgeput uit te zien. Deze week moet ik gedisciplineerd blijven.
De gordijnen in dit nieuwe hotel zijn heel effectief, dus het licht maakte me niet om vier uur wakker. Ik vind het hier prettig.

dinsdag 3 juni 2025

Frida Vogels • 4 juni 1974

Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.

4 juni — E. is een Adagio van Benedetto Marcello aan het instuderen. Een eigenaardig stuk, zei ik. 'Je kunt eraan horen dat het muziek van een dilettant is. Muziek van iemand die aan andere dingen dacht terwijl die muziek in zijn achterhoofd speelde en zich ten slotte een uitweg baande, geen muziek waarop volgens de regels van de kunst is gewerkt.' Dat beviel hem niet. 'Jij noemt het eigenaardig, en ik vind het prachtig. 'Eigenaardig betekent niet dat ik het niet mooi vind. lk vind het mooi, maar eigenaardig, apart, met niets anders te vergelijken. ''Dat komt dan doordat ik het nog niet goed speel.' 'Nee, dat komt doordat ik die muziek eigenaardig vind.'
Hij gooide het over een andere boeg en vocht mijn notie van 'dilettant' aan. Benedetto Marcello, zei hij, was advocaat geweest, of notaris, in elk geval geen zakenman, zoals ik dacht. Ik zag niet in dat dat verschil maakte. Om zo'n Adagio van Marcello te schrijven, zei hij, is veel minder tijd nodig dan voor een Toccata of een Fuga van Bach met hun ingewikkelde structuur. Ik sprak het niet tegen. Wat de muziek van Marcello onderscheidt, zei hij vervolgens, is de melodische fantasie, die alle Duitse componisten ontbreekt en waarop alle Duitse componisten jaloers zijn; niet voor niets ontleende Bach melodieën aan Vivaldi en Marcello. Op dit punt zei ik 'nu word ik kwaad'. Ik was een ogenblik ook echt kwaad, omdat hij me alleen uit vooropgezette argwaan tegengesproken had en me nu op een gratuite insinuatie tracteerde, maar een paar honderd meter verder (we liepen op straat) maakte ik het alweer goed.

Het huis was dit keer toen ik thuiskwam een smeerboel. Erger dan ooit. Lilina was al een maand weg, E. is een maand lang alleen thuis geweest en leefde de laatste twee weken daarvan in onzekerheid wanneer ik nu thuis zou komen. Dat zal hem de lust om er iets aan te doen wel benomen hebben. De bak van de poes was zo smerig, dat hij ernaast poepte en daar groot gelijk in had, op die bak kon hij niet gaan. E. sprak het tegen. 'Ik had zijn bak pas nog schoongemaakt: je zou hem er met zijn gezicht in kunnen duwen en dan zou hij nog volhouden dat die bak schoon was. Enfin. Mijn voorstel om samen een dag of wat met vakantie te gaan is er nog steeds, al is het gezien de omstandigheden wel een uitvlucht geworden. Het zou eind volgende week kunnen, want dan heeft hij een vrije dag.
Ik vertelde aan Michiel dat ik Stefanini een pepermolentje heb gegeven. Ik had er peperkorrels die we van Alvise gekregen hebben in gedaan; dat is extra lekkere peper, die Alvise van een oom die op Venezuela vaart krijgt. 'Als de peper op is,' zei ik tegen Stefanini, 'dan zeg je het maar, dan geef ik je nieuwe.' 'Nou zeg!' zei E. verontwaardigd, 'zo veel van die peper hebben we niet!' Michiel proestte het uit. Die schaamteloze verwendheid van E. vindt hij prachtig.

maandag 2 juni 2025

Frederik van Eeden • 3 juni 1906

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

zondag 3 juni
1e Pinxterdag. Slecht weer. Ik ben weer aan 't niezen door hooi-katarrh.
Gister kwam de lange brief van Else Otten. Zij springt raar met mij om. Voor weken heeft zij ‘de Zendeling’ al van Kahane terug en de Broeders van Frisch. En nu vraagt ze mij of ze de Zendeling aan Halm mag geven, en de Broeders aan Kahane. Terwijl ik al vier maanden zit te wachten op het oordeel van Kahane over de Broeders. Dat is om tureluursch te worden. Ze vertaalt goed, maar heeft geen begrip van nauwgezette samenwerking.
Ondanks die slechte tijdingen sliep ik heerlijk. Soms voel ik alsof die Berlijnsche tijd mijn gemoedsrust verstoord heeft en of ik gelukkiger was zonder die grootere aspiraties. Vooral het gevoel dat ik iets nog veel voortreffelijkers moet geven om te bereiken wat ik wil, en dat er in die succesvolle tooneel werken een zekere deugd zit die ik niet bemerk en die ikzelf niet heb, dat werkt hinderlijk. Ik zie volstrekt het superieure niet van de stukken van Ibsen, ook zelfs niet van Maeterlink. Een stuk als Monna Vanna laat mij koud als een steen. Waarom hun werk boven het mijne staat, weet ik niet. Het publiek zegt het, maar de vraag is: Is er in Ibsen en Maeterlink iets moois dat ik niet zie, of is er in 't mijne iets wat ik wel zie maar het publiek nooit kan zien? ▫ Het is onmogelijk zich toe te leggen op het mooi van anderen, omdat het publiek dat wil. Ik kan mij alleen toeleggen op een zekere tooneel-geschiktheid, die ik tot nog toe verwaarloosde.

zondag 1 juni 2025

Elizabeth Lecky-van Dedem • 2 juni 1877

Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Elizabeth Lecky-van Dedem aan Lady Malet
1juni 1877
Ik heb twee telegrammen ontvangen uit Den Haag, één van 1 uur 40: 'Toestand onveranderd, met heldere ogenblikken. Ik was zo gelukkig haar even te mogen zien. Pauline [hofdame en zus van Elizabeth].' En een ander van 5 uur 29: 'Toestand slechter ondanks korte verbetering, niemand bij haar toegelaten, kom indien je dat wenst, Pauline.' Ik wil morgen gaan, of zij nog leeft of overleden is, ik wil bij haar zijn. Ik heb nu zo veel te doen dat ik niet meer bij u kan komen, ik kan u ook niet laten weten wanneer ik nog thuis zal zijn, maar ik beloof u dat ik u zal schrijven uit Den Haag, waar ik zondag hoop te arriveren.


Koningin Sophie stierf op 2 juni in Huis Ten Bosch.


Elizabeth Lecky-van Dedem aan Lady Malet
3/4 juni 1877
Eergisteren kreeg ik een telegram van mijn zuster: 'Het einde van dat voor ons zo kostbare leven kwam om twaalf uur!' Dit is een verschrikkelijke slag voor ons allemaal, en ook voor Nederland. Ik ben zaterdag niet vertrokken maar heb uw briefje per eerstvolgende post aan mijn zuster gestuurd, haar gezegd dat zij er naar omstandigheden mee moest handelen. Onze lieve koningin was zo zwak; ik ging niet weg omdat ik mij niet goed voelde en omdat mijn zuster getelegrafeerd had: 'Overkomst zinloos, niemand mag bij haar.' Iedereen die van haar hield wilde naar haar toe en dat was natuurlijk onmogelijk. Waarschijnlijk vertrek ik morgen naar Den Haag, vandaar zal ik u schrijven. Mijn oudste broer was vandaag hier, op weg naar het huwelijksfeest van Lord [...]. Hij heeft mijn zuster Pauline gisteren gesproken, vlak nadat zij bij de koningin was geweest De koningin was zich ten volle bewust van haar toestand.

John Cheever • 1 juni 1976

John Cheever (1912-1982) was een Amerikaanse schrijver. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij. Hij had altijd veel bewondering voor zijn collega John Updike, en was ontdaan toen hij op 1 juni 1976 door een radiostation gebeld werd met de mededeling dat Updike zou zijn overleden. Later bleek dat niet te kloppen.

[vertaling door ChatGPT onderaan]

The telephone rings at four. “This is C.B.C. John Updike has been in a fatal automobile accident. Do you care to comment?” I am crying. I cannot sleep again. I think of joining Mary in bed, but I am afraid she will send me away. I think I am right. When there is a little light I feed the dogs. “I hope they don’t expect to be fed this early every morning,” she says. I do not point out that John will not die every morning, and that in any case it is I who feed them. This restraint costs me nothing. When I go into the kitchen for another cup of coffee, she empties the pot into my cup and says, “I was just about to have some myself.” When I insist on sharing the coffee I am unsuccessful. I do not say that the pain of death is nothing compared to the pain of sharing a coffeepot with a peevish woman. This, again, costs me nothing. And I see that what she seeks, much more than a cup of coffee, is the gratification of a sense of denial and neglect—and that we so often, all of us, put our cranky and emotional demands so far ahead of our hunger and thirst.
As for John, he was a man I so esteemed as a colleague and so loved as a friend that his loss is indescribable. He was a prince. I think it not difficult to kiss him goodbye—I can think of no other way of parting from him, although he would, in my case, have been embarrassed. I think him peerless as a writer of his generation; and his gift of communicating—to millions of strangers—his most exalted and desperate emotions was, in his case, fortified by immense and uncommon intelligence and erudition. John, quite alone in the field of aesthetics, remained shrewd. Mercifully, there is no consolation in thinking that his extraordinary brilliance presaged a cruel, untimely, and unnatural death. His common sense would have dismissed that as repulsive and vulgar. One misses his brightness—one misses it painfully—but one remembers that his life was dedicated to the description of enduring—and I definitely do not mean immortal—to enduring strains of sensuality and spiritual revelations.
So the call about John’s untimely death was a fraud. I have decided, says my daughter, that it was an overambitious stringer, who saw the name on a police blotter and tried to cash in. This is a wish founded on the desirable simplicity of being charitable; one of her best characteristics. I am distempered, forlorn, and idle.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

De telefoon gaat om vier uur.
"Met de C.B.C. John Updike is omgekomen bij een auto-ongeluk. Wilt u reageren?"
Ik huil. Ik kan niet meer slapen. Ik overweeg om bij Mary in bed te kruipen, maar ik ben bang dat ze me weg zal sturen. En ik denk dat ik daar gelijk in heb.
Als het een beetje licht begint te worden, voer ik de honden.
"Ik hoop niet dat ze verwachten voortaan elke ochtend zó vroeg gevoerd te worden," zegt ze.
Ik wijs er niet op dat John niet elke ochtend zal sterven, en dat ik het ben die ze voedt. Deze terughoudendheid kost me niets.
Als ik naar de keuken ga voor nog een kop koffie, giet ze de pot leeg in mijn kopje en zegt: "Ik stond op het punt er zelf ook een te nemen."
Als ik aandring op het delen van de koffie, heb ik geen succes.
Ik zeg niet dat de pijn van de dood niets is vergeleken met de pijn van het delen van een koffiemachine met een humeurige vrouw. Ook dat kost me niets.
En ik zie dat wat zij zoekt, veel meer dan een kop koffie, de bevrediging is van een gevoel van ontbering en verwaarlozing—en dat we zo vaak, allemaal, onze humeurige en emotionele eisen ver boven onze honger en dorst plaatsen.

Wat John betreft: hij was een man die ik zo waardeerde als collega en zo liefhad als vriend, dat zijn verlies onbeschrijfelijk is. Hij was een vorst.
Ik denk dat het me niet moeilijk zou vallen hem vaarwel te kussen—ik kan me geen andere manier voorstellen om van hem afscheid te nemen, al zou hij, in mijn geval, zich gegeneerd hebben gevoeld.
Ik beschouw hem als onovertroffen als schrijver van zijn generatie; en zijn gave om—aan miljoenen vreemden—zijn meest verheven en wanhopige gevoelens over te brengen, werd bij hem nog versterkt door een immense en uitzonderlijke intelligentie en belezenheid. John bleef, helemaal alleen op het terrein van de esthetiek, scherpzinnig.
Gelukkig biedt het geen enkele troost om te denken dat zijn buitengewone briljantheid een wrede, vroegtijdige en onnatuurlijke dood voorspelde. Zijn gezond verstand zou dat idee afgedaan hebben als weerzinwekkend en vulgair.
Men mist zijn helderheid—men mist die pijnlijk—maar men herinnert zich dat zijn leven gewijd was aan het beschrijven van blijvende—en ik bedoel beslist niet onsterfelijke—blijvende spanningen van sensualiteit en geestelijke openbaring.

Dus het telefoontje over Johns vroegtijdige dood bleek een vergissing.
"Ik denk," zegt mijn dochter, "dat het een te ambitieuze freelancer was, die zijn naam op een politierapport zag en dacht er munt uit te slaan."
Dat is een wens, gebaseerd op de wenselijke eenvoud van vergevingsgezindheid—één van haar mooiste eigenschappen.
Ik ben uit mijn doen, verlaten en lusteloos.

J.J. Voskuil • 31 mei 1968

• Schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) hield zijn leven lang een dagboek bij, dat nu in delen wordt uitgegeven door Van Oorschot. Het onderstaande fragment komt uit het deel Martelaarschap, over de jaren 1965-1974.

dinsdag 21 mei. Naast me, op de Dam, staan een Amerikaan en zijn vrouw voor het stoplicht te wachten. `Say, what is this, Rotterdam or Amsterdam?' vraagt de man.

vrijdag 31 mei. Met de trein naar Dordrecht, met de bus naar de Kop van 't Land. Bij de halte waren twee of drie huisjes. Op de weg stonden een paar mensen te praten. Langs de Dordtsche Kil, eerst langs een smalle weg onder zwatelende populieren, daarna over een dijkje langs de rand van de Zuidhollandse Biesbosch. Onwezenlijk stil. Alleen een enkele boer en tegen het eind van de middag groepjes tenensnijders die uit de Biesbosch kwamen en met hun bundeltjes opzij in ganzepas voor ons uit over het dijkje naar de weg liepen. De Kil verbreedde zich tot het Hollandsch Diep. We liepen een eind langs een smal pad de Biesbosch in. Links het vlakke, drooggelopen slik met kleine donkergroene pollen en vogels, rechts een ondoordringbare wildernis van wilgen, slik, modder, donkere kreken Een bruine kiekendief, jagend boven het weiland. Hoog, wuivend gras. Een stralende, wolkeloze hemel met een stevige noordoostenwind. Over het water een zomerse stilte. Af en toe een boot. We liepen door naar Dubbeldam en namen de bus naar Dordrecht. Gegeten in de stationsrestauratie en daarna tot zonsondergang op het Groothoofd gezeten. Schuin voor ons zat een man op een bank. De zon kwam onder de dubbele rij bomen door. Het licht werd roodachtig. Op het water de bedrijvigheid van schepen.