zondag 8 juni 2025

Henny Gazan • 7 juni 1939

• Henny Gazan (1923-2008, de moeder van Dieuwertje Blok) hield in de oorlog een dagboek bij dat onlangs is gepubliceerd als Dragelijke lichtheid.

7 JUNI Een woensdag in juni
Het was vandaag drukkend heet maar lang zo leuk niet als gister. Hirschmann kwam ons al in de gang tegemoet en deelde ons mede dat het comité er was. Arthur heb ik de hele avond niet gezien. Zeker genoeg van me (ik geloof dat ik gauw verveel). Lehmann was mijn tafelheer. Het spijt me, maar ik weet zijn voornaam niet. Hij is wel knap en kan erg smachtend kijken. Werner [Bick] was er ook en zette zich bij ons aan tafel. We kregen ijs en chocolade. Alfred Alexander stond achter mijn stoel en glimlachte me met zijn weke mond toe. Ik had Bieck [Werner Bick] de foto's van mijn moeder gegeven, maar ze waren te jeugdig. Ik stond gewoon perplex, toen hij om 11 uur met een schitterende tekening ervan aan kwam dragen. (Ik geloof beslist dat hij de ware is. Hij heeft eergisteren bij me gegeten en zat aan mijn rechterhand, maar hij kan bijna niets eten. Zijn maag is bedorven en hij kijkt zo treurig.)
Ludwig Hirschmann riep me in de gang apart en gaf Renée bevelen vast naar binnen te gaan. Hij vroeg me of ze werkelijk alles geloofde wat Herr Leib haar op de mouw gespeld had. En ik zei ja, en we hadden de grootste pret samen. We plagen elkaar hevig.
Lehmann en Walter kwamen er ook bij en het was echt gezellig. Intussen was Renée de gang in gekomen en vroeg me met haar mee te gaan. Ze was helsch en wilde weten wat Ludwig verteld had, notabene. (His bride is in England and perhaps he will soon marry her.) Ik kon haar toch moeilijk de waarheid zeggen. Toen werd ik zo kwaad dat ik zei dat hij me een liefdesverklaring gedaan had, maar dat geloofde ze niet. Schade!!
We hebben met Lehmann en Hirschmann afgesproken voor zondag, maar ik vind het [...] [in steno: iets van 'erg voor haar'] Laat ik me maar niet verspreken. Onderweg hebben we pech gehad. Sieg zijn fiets ging stuk, ik ben gevallen, (mijn been doet erge pijn) en Renée heeft in de Sarphatistraat een bekeuring gehad (we reden met ons drieën naast elkaar).
Ik maak me toch ongerust over Mary [Maria Küter], het is half één en ze is met Henk op de motor weg en nog niet thuis.
Beneden pandoeren ze, maar ik heb me opgesloten en pen deze onzin neer. [In steno: iets van 'ik geloof dat ik van de periode iets naar ben'.] Ik hoop het, want ik werd vervelend. Ik geloof alleen dat ik te erg met mezelf ingenomen ben (ik word een echte jongensgek, de laatste tijd). Jongens, jongens en nog eens jongens. En nog niet eens een vaste vriend. Een lover. En ik heb er behoefte aan. Afwachten wat zondag me brengen zal. Dag lief dagboek. Wat ben ik toch een egoïste, en Renée ditto met een sterretje. We doen net of we met een zuiver menschlievend standpunt aldoor Kampwaarts* trekken, maar het is alleen eigenbelang en jongens.
Ik schaam me diep, maar dat ik zo gek doe, kan de lente wel zijn. Morgenavond dansen.
Dag dagboek, ik tol om, tot morgen, veel groeten van een klein egoïstje.

Met Kampwaarts bedoelde ze 'richting Lloyd Hotel', een locatie waar veel Duitse Joodse vluchtelingen werden opgevangen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten