• Constant Butner (1914-1987) schreef veel jeugdboeken over Suriname. Hieronder beschrijft hij hoe hij er op sidderaalvangst ging.
24-7-'57
[...] Ja, ik zei al, de Surinaamse oerwouden herbergen wonderlijke dieren. Om nog even bij het water te blijven zullen we de sidderaal eens bekijken. Jullie zullen wel eens van deze dieren gehoord hebben. De Latijnse naam is Electrophorus electricus, en ook deze meneer moeten we in tropische binnenwateren zoeken. Het woord Sidder moet op electriciteit duiden, maar de Surinaamse naam Nakkafishie is duidelijker, want dat betekent ‘vis die een klap geeft’.
Ogenschijnlijk zijn het grote vette palingen, maar dan wel extra groot en extra vet, want zij kunnen een lengte van meer dan 2 m. bereiken, en dan daarbij een dikte van een stevige arm. Ze zijn even glibberig en slijmerig als een paling, maar verder hebben ze heel andere eigenschappen.
Ook voor deze dieren had een Nederlandse dierentuin belangstelling en ik kreeg de opdracht enkele te leveren. Dagenlang speurde ik langs boskreken en moerassen maar zonder resultaat. Verschillende bosbewoners beloofden me de wonderlijke zwemmende accu's te zullen leveren, maar nooit kwam er iemand met ook zelfs maar een miniatuur sidderaaltje. Op zekere dag kreeg ik bericht van een Indiaan dat hij een plaats gevonden had en of ik ze zelf dan maar wilde komen vangen, want hij waagde er zich niet aan. Hij bracht me diep het bosland in naar de monding van een heldere kreek en inderdaad zag ik daar nu en dan zo'n vervaarlijk uitziend heerschap in de schaduw over de bodem zwemmen. Sidderalen zijn n.l. lichtschuw.
Het was vloed en ik merkte dat allen één richting uitzwommen en wel de kreek in. Deze was vrij ondiep en met laag water zou hij vermoedelijk zo goed als droog lopen. Sidderalen zijn roofvissen en omdat het in een smalle ondiepe kreek voor hen beter visvangen is dan in de brede rivier, kozen zij dit kreekje als hun jachtterrein. Ik liet de Indiaan bij hoog water de monding afsluiten met behulp van vele takken en palmbladeren, zodat bij eb wel het water maar niet de grootste exemplaren sidderalen terug konden. Inderdaad had de poging succes. Na een paar uur was het water ver genoeg gezakt dat we enkele reuze sidderalen voor de versperring zagen rondzwemmen. De kreek liep helaas niet helemaal droog en nu moesten we zien deze electriciteits-centrales op het droge te brengen. Met een blijkbaar natte stok had ik er al een aangeraakt, maar een hevige schok was het onmiddellijk gevolg.
Van boslianen maakten we toen kleine lasso's die we, wanneer er een op de bodem rustte, voorzichtig over de kop rond het vette lichaam brachten. Na vele vergeefse pogingen gelukte het ons tenslotte vier zware exemplaren te vangen en in onze gedeeltelijk met water gevulde korjaal over te brengen.
Een korjaal is een uit een boomstam vervaardigde kano. Wekenlang heb ik ze daarop in een volgelopen roeiboot vastgehouden om ze nader te bestuderen. Uit een boekje had ik de indruk gekregen dat ze hun electrische stroom gebruiken om hun prooi te verlammen. Maar ik heb herhaaldelijk kunnen constateren dat ze een argeloze vis zo dicht mogelijk proberen te naderen om dan plotseling toe te happen, net als vele andere roofvissen dat doen. Wat zij produceren is statische electriciteit. Wanneer je zo'n sidderaal wilt ontladen is het zaak om hem enige tijd met een stok, let wel een droge, na te jagen. Elke keer dat je de aal raakt geeft hij stroom af. Na verloop van tijd is hij zo leeg als een accu, die het niet meer doet, maar denk niet dat dit na een paar uur nog steeds het geval is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten